Binnenland
Dutchmen burgerden snel in

Hollandse immigranten zijn echte Amerikanen geworden. Dat was de conclusie van de correspondent van de Nieuwe Rotterdamsche Courant (NRC) in 1927 na een reis naar Grand Rapids en West-Michigan. ”Alleen de dominees maken zich nog zorgen over het verdwijnen van hetgeen de Hollandse vaderen het nageslacht hebben nagelaten.”

W. B. Kranendonk

Het was voor de NRC-journalist in 1927 echt zoeken om in Grand Rapids iets te vinden wat herinnerde aan de Hollandse afkomst van veel inwoners van deze stad. Hij kwam niet verder dan de rijen Nederlandse namen -al dan niet verbasterd- in de telefoongids en de aankondigingen van kerkdiensten in het Hollands. ”Het lijkt er op dat de mensen van Nederlandse afkomst er vrijwillig voor gekozen hebben hun Hollandse gewoonten en tradities te negeren of uit te wissen.” De inburgering van immigranten uit Nederland verliep niet altijd vlekkeloos, maar ging wel supersnel. Niet alleen de NRC-man viel het op dat de Dutchmen in Michigan hun verleden van zich af hadden afgeschud zodra ze Amerika waren binnengekomen, ook anderen waren erdoor verrast. Zo trof het hun dat de immigranten met de oversteek direct veranderden van bouwkundig inzicht.

Stolp

Bouwwerken in Hollandse stijl zijn in de VS een zeldzaamheid, zelfs niet bij boeren, die in het algemeen toch zeer traditioneel zijn ingesteld. Alleen de Friezen deden pogingen om hun stolpboerderijen een plaats te geven in het Amerikaanse landschap. Ondanks hun spreekwoordelijke vasthoudendheid gaven ze dit uiteindelijk toch op. Het stolpmodel paste niet op de Amerikaanse prairies. Toen een Duitse immigrant in 1922 in Ogilvie (Minnesota) een boerderij bouwde die leek op de Friese, schreef nota bene een Friese immigrant in het Nederlandstalige weekblad De Volksvriend: ”Zulke gebouwen maken een zotte indruk op de Amerikanen. Menig voorbijganger schudt zijn hoofd en mompelt spottend: ”Daar krijgt hij spijt van.”” Zelfs bij de inrichting van de huizen verdween al snel het karakteristiek Nederlandse. In 1914 bezocht Sjouke de Zee veel Friese families die nog maar twintig jaar daarvoor waren geëmigreerd. Tot zijn verbazing was alleen de divan nog in gebruik, al deed deze geen dienst meer als rustplaats tijdens het middagdutje. Alle verdere huisraad was ”typisch Amerikaans.” Wat De Zee nog het meest verraste, was de geringe aandacht die vrouwen aan hun huishouden besteedden. ”Teleurstellend en ontluisterend voor de mannen”, was zijn conclusie. Om het laatste te onderbouwen, beschreef hij zijn ontsteltenis over het feit dat mannen achter de kinderwagen liepen en baby’s een schone luier omdeden terwijl de vrouwen toekeken of niet aanwezig waren. Deze snelle amerikanisering trof hij niet alleen aan bij meer progressieve immigranten, maar ”zelfs ook bij de meest orthodoxe protestant”, zo schreef hij vanuit Grand Rapids in een brief aan zijn familie in Nederland. De Zee toonde zich zeer bezorgd over het toenemende materialisme. ”Alle immigranten willen een badkamer in huis, hetgeen niet betekent dat ze die daadwerkelijk ook gebruiken. Ze hebben ook piano’s, grammofoons, radio’s etc. Deze dingen zijn vooral decoratief. Ze willen ze hebben omdat ze in zijn, de buren hebben ze, en ze maken duidelijk dat ze echte Amerikanen zijn. De auto ontbreekt natuurlijk niet, zelfs niet als men nauwelijks in staat is de kosten ervan op te brengen. Het bezit van de zaak is inderdaad het eind van het vermaak.”

Uniformen

Verbazing is er bij De Zee over de hang naar glamour en protserigheid. ”Mensen dragen graag uniformen. Wij zijn dat in Nederland niet gewend. Sterker, we hebben een afkeer van uniformen, glimmende knopen en hoge petten. Maar sommige burgers hier hebben wel drie of vier verschillende uniformen in de kast hangen: van de brandweer, van de jagersvereniging, van het vrijwilligerslegioen. En bij elk feest wordt er wel een uit de kast gehaald. Zelfs bij de kerkgang schuwt men het niet een uniform te dragen. Daardoor hebben de kerkdiensten meer weg van een theater dan van een samenkomst ter verootmoediging voor Gods aangezicht.” De NRC-correspondent die in 1927 Michigan bezocht en met immigranten van Nederlandse afkomst sprak, ergerde zich aan de manier waarop velen van hen het oude vaderland met de Nieuwe Wereld vergeleken. ”Alles in Amerika is volgens hen beter, groter, mooier en rijker. Het lijkt er op dat ze zich vol afgrijzen afzetten tegen hun verleden. Dat gesnoef gaat alle grenzen van fatsoen te buiten.” Rond 1920 stelt de Nederlandse historicus Jacob van Hinte vast dat het proces van amerikanisering onder de Hollanders in Michigan in feite is voltooid. ”Het komt natuurlijk het meest tot uitdrukking bij de jongere generatie, waar het samengaat met even sterke verwereldlijking. Modernisering en amerikanisering zijn bijna synoniem en worden met angst en beven aangezien, vooral in kerkelijke kringen. Zelfs binnen de meest orthodoxe kerken brengt die ontwikkeling onrust.”

Kort haar en korte rok

In brieven aan familie en vrienden in Nederland schrijven voorgangers over hun grote zorgen ”omtrent de toekomst van het opkomend geslacht.” Met lede ogen zien zij aan dat jongeren geen problemen meer hebben met kaarten, dansen en roken. Dat meisjes kort haar dragen en rokken die slechts tot de knie reiken, vindt de jeugd geen probleem. Ambtsdragers waarschuwen ertegen. ”Maar het is vechten tegen de bierkaai. De verleidingen van de vorst der duisternis zijn menigvuldig. Onze ouders zijn naar Amerika gekomen om te ontkomen aan de boze aanslagen van de Satan, onze kinderen geven zich vrijwillig in zijn armen over. En waarschuwen heeft geen zin”, schrijft ds. B. K. Kuiper, predikant bij de Christian Reformed Church (CRC), de Amerikaanse zusterkerk van de Gereformeerde Kerken in Nederland. Hij komt tot de conclusie dat er sinds 1915 ”zeer verontrustende tekenen zijn dat de Hollanders een verandering doormaken die niet alleen hun etnische achtergrond aangaat, maar ook het fundamenteel gereformeerde karakter van hun gemeenschap raakt.” Predikanten zien duidelijke tekenen van achteruitgang in de lossere levensstijl, het veronachtzamen van de zondagsrust en de ondermijning van het ouderlijke gezag. ”Ons waarschuwen helpt niet”, schrijft ouderling J. van de Bosch in 1917 aan een neef in Dordrecht. ”Ik ben hier naar toe gekomen om mijn kinderen toekomst te bieden. Maar als ik nu -bijna 25 jaar later- zie wat mijn kinderen doen, dan heb ik zorgen. Grote zorgen. Ze zijn geboeid door de jacht naar het geld. Ze genieten van het leven. En de grens tussen kerk en wereld vervaagt. Hollanders zijn echte Amerikanen geworden. En kinderen des verbonds zijn nauwelijks meer te onderscheiden van de wereldlingen. Geregeld vraag ik me af wat mijn kleinkinderen nog zullen weten van het waarachtige geloof? Soms denk ik: Was ik maar in het vaderland gebleven.”

Aanpassen

De zorg van Van de Bosch leeft breed binnen de orthodox-protestantse immigrantenkerken. Dr. John van Lonkhuyzen, vooraanstaand predikant bij de CRC in Chicago, stelt in een artikel in 1919 vast dat ”bijna krampachtig geprobeerd wordt de Nederlandse sfeer in kerkdiensten te handhaven. Discussies over het zingen van vertaalde Nederlandse Psalmen of van Engelstalige Psalters, over het wel of niet in het Nederlands preken, verhitten bij immigranten nog steeds de gemoederen. Officieel hebben de meeste kerken hier een punt achter gezet. Gelukkig wel. Maar onderhuids broeit het nog steeds. Alsof het handhaven van enkele Hollandse gewoonten en vormen de oplossing is. Daar redden we het niet mee. Wanneer men kiest voor landverhuizen, dan moet men het oude loslaten en in den vreemde een nieuw bestaan opbouwen. Landverhuizers moeten zich aanpassen aan hun nieuwe omgeving. Maar belijders van Christus’ naam doen dat altijd vanuit het besef dat zij hier gasten en vreemdelingen zijn en dat zij een beter vaderland verwachten.”

Dit is het eerste deel van een tweeluik over Nederlandse immigranten in de VS aan het begin van de 20e eeuw.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer