Martelaar Joost Jusburgh dankt voor zijn vonnis
Sinds de kruisiging van de Heere Jezus zijn enkele tientallen miljoenen christenen martelaar geworden omwille van hun geloof. Over wie gaat het? Vandaag Joost Jusburgh.
Joost Jusburgh (of Ousbergen) is kleermaker in Leuven in de tijd van de Reformatie. Hij bestudeert het Nieuwe Testament en leest graag in preken van Maarten Luther. Die heeft hij ook bij zich als overheidsdienaren hem na een zoektocht vinden in een abdij net buiten Leuven waar hij naaiwerk verricht.
Gebonden wordt hij naar Brussel overgebracht. Een reeks pogingen wordt ondernomen om hem terug te krijgen in de schoot van de Rooms-Katholieke Kerk. Maar Jusburgh is standvastig. Steeds antwoordt hij dat gerechtigheid, heiligheid en verlossing alleen uit genade en barmhartigheid voortvloeien.
Als zijn ondervragers merken dat ze geen vat op hem krijgen, sluiten ze Jusburgh negen weken in afzondering op. Dan beginnen de verhoren opnieuw. Jusburgh vraagt weer om een weerlegging van zijn ‘dwalingen’. Maar die geven ze niet.
Op 5 januari 1544 wordt hij naar de rechter gebracht. Jusburgh is duidelijk: Ik ben bereid mijn artikelen met de Heilige Schrift te verdedigen, zo zegt hij. „Wilt u mij tegen het recht veroordelen, bedenk dan dat u God daarvan rekenschap moet geven. Ik zal met Gods hulp de eeuwige waarheid Gods voor de mensen niet verloochenen.” Het oordeel klinkt: Jusburgh zal gedood worden. Daarop valt hij op de knieën en dankt God, omdat hij straks verlost zal zijn van het aardse.
Nog drie dagen zit hij gevangen. Tegen de geestelijken zegt Jusburgh dat hij zijn zonden aan God gebiecht heeft, vertrouwend dat zijn zonden hem door Jezus Christus vergeven zijn.
De laatste avond brengt hij door met geloofsgenoten. Hij spreekt hen bemoedigend toe en wekt hen op tot standvastigheid „met veel troostrijke spreuken uit de Heilige Schrift.” Zij bidden voor hem.
Als de overheidsdienaren, de beul en de rechter hem de volgende morgen komen halen, vragen die hem om vergeving. Jusburgh antwoordt: „Wat mij aangaat, wil ik u van harte vergeven, maar zie erop toe dat u uw daden in het gericht voor God verantwoorden kunt.”
Jusburgh wordt naar de markt van Brussel gebracht en onthoofd. Veel toeschouwers zijn bedroefd, omdat ze zien dat er iemand is gedood die slechts goed heeft gesproken over God en Zijn Woord.