Rubriek Martelaren: María de Bohórquez
Sinds de kruisiging van de Heere Jezus zijn enkele tientallen miljoenen christenen martelaar geworden omwille van hun geloof. Over wie gaat het? Vandaag María de Bohórquez.
Ineens duikt een heel oude naam weer op. Een Spaans vrouwenensemble dat dit jaar rond 31 oktober klassieke muziek wil uitvoeren die iets met de Reformatie te maken heeft, noemt zich naar María de Bohórquez. Deze vrouw werd ruim vierenhalve eeuw geleden tot de brandstapel veroordeeld.
Wat hebben ze nu toch in huis? De inquisiteurs in Sevilla zijn met stomheid geslagen. Voor hen staat een vrouw van amper twintig jaar die op een beschaafde maar radicale manier al hun vrome argumenten ontzenuwt. Ze kent de vier evangeliën zelfs uit het hoofd. Niet voor niets heeft ze onderricht gehad van dr. Juan Gil (Egidio), die ooit vertelde dat hijzelf in elk gesprek met haar iets geleerd had. Ze durft ook nog te zeggen dat haar geloof niet gegrond is op ideeën van de beruchte Luther, maar op de Bijbelse waarheid.
Haar adellijke afkomst –María is de buitenechtelijke dochter van een edelman–, haar grote kennis van de Schrift en haar bedrevenheid in Latijn en Hebreeuws redden haar echter niet uit de klauwen van de inquisitie. Ze wordt op de pijnbank gebracht, met de bedoeling dat ze namen noemt van andere leden van de groep ”luthersen”, die zo alarmerend groeit in Sevilla. Als de pijn ondraaglijk wordt, komt ze in de verleiding één heel kleine, onschuldige lijkende bekentenis te doen. Ze zegt dat haar getrouwde zus Juana ook afweet van haar diepste overtuiging „en daar niets tegen ingebracht heeft.”
De geïnstrueerde geestelijken kunnen echter niet op tegen de Bijbelkennis en de innerlijke overtuiging van María. Op de laatste avond van haar leven krijgen ze te horen dat ze zich de moeite hadden kunnen sparen. „Als ik ook maar de minste twijfel over de waarheid had, zou ik wel herroepen hebben.”
Bij de brandstapel berispt ze een man die bereid is gedeeltelijk te herroepen –„Dit is niet het moment om te redeneren; denk maar liever aan het lijden van de Zaligmaker”– en spreekt ze andere vrouwen moed in. Ze willen met elkaar nog een psalm zingen. Gauw wordt hun echter de tongschroef aangelegd.
Zo sterft María in Sevilla tijdens het grote autodafe –berechting van aanhangers van de Reformatie– op zondag 24 september 1559. Een jaar later wordt haar zus Juana doodgemarteld tijdens verhoren.