Prof. Op ’t Hof kritisch over belijdenispraktijk in gereformeerde gezindte
Prof. dr. W. J. op ’t Hof maakte van de studie van de Nadere Reformatie zijn levenswerk. In lijn met de principes van deze beweging nam hij bij zijn afscheid als hoogleraar de situatie in zijn eigen kerk kritisch onder de loep.
De hersteld hervormde hoogleraar zwaaide vrijdag af aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. Bijna tien jaar bekleedde hij er de door de Hersteld Hervormde Kerk (HHK) gesponsorde leerstoel geschiedenis van het gereformeerd piëtisme.
Prof. Op ’t Hof spitste zijn afscheidsrede ”nadere reformatie nu” toe op de praktijk van het afleggen van geloofsbelijdenis. In de gereformeerde kerk in de 16e en de 17e eeuw had geloofsbelijdenis uitsluitend de functie om tot het heilig avondmaal toegelaten te worden. Vooral door de druk vanuit de overheid was de belijdenispraktijk in de gereformeerde kerk erg ruim.
De belijdeniscatechisatie –als die er al was– was kort en gebrekkig. Een gebrek aan kennis van de christelijke leer was geen reden om afgewezen te worden. Een onstichtelijke levenswandel was dat wel. De belijdenis werd niet publiekelijk afgenomen en namen van nieuwe lidmaten werden zelden van de kansel afgekondigd.
De Nadere Reformatie verzette zich tegen deze ruime praktijk. Vertegenwoordigers van deze kerkelijke vernieuwingsbeweging bevorderden de belijdeniscatechese en lieten een stroom aan catechisatieboekjes het licht zien. Soms wezen ze kandidaten ook na het volgen van belijdeniscatechisatie af, omdat ze nog te weinig wisten van de geloofsleer. In de zestien jaar dat ds. Wilhelmus Schortinghuis (1700-1750) in het Groningse Midwolda stond, legden er slechts zelfs maar vijftien personen geloofsbelijdenis af.
Bijbels gezien lijdt het voor de hoogleraar geen twijfel dat een levend geloof een noodzakelijke voorwaarde is voor het doen van belijdenis. Hij beroept zich daarvoor op de geschiedenis van Filippus en de Moorman in Handelingen 8. Die laat zien dat geloofsbelijdenis toegang geeft tot het sacrament en „oprecht en van ganser harte moet geschieden”, aldus prof. Op ’t Hof.
Gereformeerde gezindte
Binnen de huidige gereformeerde gezindte onderscheidt prof. Op ’t Hof twee posities. „Gemakshalve” duidt hij deze aan als de „hervormde positie” en de „positie van de Gereformeerde Gemeenten.” De eerste visie „honoreert de Bijbelse geloofsbelijdenis en de directe band met het avondmaal in de Nadere Reformatie.” Bij de „positie van de Gereformeerde Gemeenten” is dat anders, aldus de hoogleraar. „Daarin wordt uitdrukkelijk gesproken over belijdenis van de zuivere leer, en verdwijnt het avondmaal uit het zicht.”
De hoogleraar signaleert een opvallend punt waarop beide posities afwijken van de Nadere Reformatie. Dat betreft de sterke verbinding die tegenwoordig wordt gelegd tussen (kinder)doop en geloofsbelijdenis en het onderscheiden van een apart dooplidmaatschap. „Wannneer en waar die afwijkingen zijn ontstaan, is een aangelegen onderwerp van onderzoek voor de toekomst.”
Ondanks zijn instemming met de „hervormde positie” is prof. Op ’t Hof kritisch over de belijdenispraktijk in zijn eigen kerk. Dat heeft niets te maken met hoogmoed of betweterigheid, benadrukt hij. „Wees verzekerd dat de scherpe pijl van de analyse is gedoopt in het warme vuur van de liefde.”
In de Hersteld Hervormde Kerk is veel „leegheid, koudheid, oppervlakkigheid, verbondsautomatisme en -optimisme”, signaleert de hersteld hervormde emeritus predikant. „Is veel ongeestelijkheid in gemeenten en kerkenraden niet te herleiden tot onzorgvuldigheid over wie er belijdenis mogen doen?”
De hoogleraar krijgt vaak tegengeworpen dat als zijn visie gevolgd zou worden, de kerk maar weinig leden overhoudt. „Kennelijk verwacht men dan niet veel van de Heere. De kerk is bovendien geen maatschappelijke vereniging, maar Gods werk.”
Prof. Op ’t Hof blijft nog wel voor onbepaalde tijd het vak geschiedenis van het gereformeerd piëtisme doceren aan het aan de VU gevestigde Hersteld Hervormd Seminarie. Hij riep de „verantwoordelijke organen van de HHK” op om „er alles aan te doen om het piëtistische geluid ook in de opleiding van aanstaande dienaren des Woords te laten doorklinken.”
Ondernemer
De scheidende hoogleraar is zeer bedreven in het „wetenschappelijk ondernemerschap”, aldus prof. dr. W. Janse, decaan van de faculteit godgeleerdheid van de VU. „Je wist het onderzoek zo te organiseren dat het na jou zou blijven voortbestaan.” Een tastbaar gevolg van dit ondernemerschap is de ”Encyclopedie Nadere Reformatie”, waarvan prof. Op ’t Hof na zijn afscheidsrede het eerste deel kreeg aangeboden (zie kader). Dr. J. van de Kamp, de eerste en tot nu toe enige promovendus van prof. Op ’t Hof, overhandigde hem een vriendenbundel met artikelen over religieuze vernieuwing onder gereformeerden in de vroegmoderne tijd.
„Onderzoek naar het piëtisme uitbouwen”
AMSTERDAM. Prof. Op ’t Hof wordt niet opgevolgd als bijzonder hoogleraar. Toch krijgt zijn wetenschappelijke arbeid een blijvend vervolg aan de VU, verzekert decaan prof. dr. W. Janse van de faculteit godgeleerdheid.
De scheidende hoogleraar houdt vijf jaar het promotierecht – een tiental promovendi staat nog in de rij. Binnen die tijd moeten de „structuren, financiën en bemensing” voor het piëtismeonderzoek aan de VU „blijvend geborgd” zijn, aldus prof. Janse vrijdag bij het afscheid van prof. Op ’t Hof.
Op dit moment is de VU bezig fondsen te werven om een studiecentrum op te zetten. Dit Amsterdam Center for the History of Reformed Pietism moet een wereldwijd toonaangevend centrum worden voor de bestudering van de gereformeerde vroomheid.
Een nu al zichtbare impuls voor het onderzoek naar het gereformeerde piëtisme is de ”Encyclopedie Nadere Reformatie” (uitg. De Groot Goudriaan). Prof. Op ’t Hof kreeg vrijdag het eerste deel van het driedelige standaardwerk aangeboden – de volgende delen verschijnen de komende twee jaar. De encyclopedie biedt voor het eerst een totaaloverzicht van de kerkelijke vernieuwingsbeweging in de 17e en de 18e eeuw. Prof op ’t Hof gaf er de aanzet toe en fungeert als hoofdredacteur.
Voorafgaand aan de afscheidsrede was er voor collega-onderzoekers een presentatie over het onlangs gelanceerde Journal for the History of Reformed Pietism. De scheidende hoogleraar vormt samen met dr. J. van de Kamp de redactie van het onlinetijdschrift. Ze willen het laten uitgroeien tot een gezaghebbend internationaal platform voor onderzoek naar het gereformeerde piëtisme.
Opvolging van prof. dr. Op ’t Hof aan seminarie HHK (Reformatorisch Dagblad, 24-07-2013)
Drie opvolgers voor prof. dr. W. J. op ’t Hof (Reformatorisch Dagblad, 23-07-2013)
Als een roepende in de woestijn : Dr. Op ’t Hof veertig jaar predikant - interview (Reformatorisch Dagblad, 16-01-2013)
Gereformeerd Piëtisme door de bril van prof. Op ’t Hof – door dr. W. van ‘t Spijker (Protestants Nederland, 01-12-2005)
Zonder piëtisme geen echt christen : Prof. dr. W. J. op ‘t Hof in oratie: Eerste grote beweging binnen protestantisme verdient onderzoek (Reformatorisch Dagblad, 04-10-2005)
“Oudvaders citeerden rustig rk-schrijvers” – interview (Reformatorisch Dagblad, 04-10-2005)
‘Piëtisten waren katholiek en oecumenisch’ : Op ‘t Hof hield oratie op Hersteld Hervormde leerstoel aan de VU (Protestants Nederland, 01-10-2005)
Dr. W. J. op ‘t Hof hoogleraar aan VU (Reformatorisch Dagblad, 08-06-2005)
Ds. W.J. Op ‘t Hof promoveerde op het ontstaan van de Nadere Reformatie – interview (Terdege, 11-11-1987)