RIJSWIJK (ANP). Het Openbaar Ministerie heeft maandag drie telefoongesprekken rond de ramp met vlucht MH17 vrijgegeven. De gesprekken zouden van pro-Russische rebellen zijn en zouden zijn onderschept door de Oekraïense inlichtingendiensten. Het is niet bekendgemaakt wie op de opnames te horen zijn. Een transcript van de gesprekken:
Gesprek 1, naar verluidt van 17 juli om 09.08 uur, de ochtend voor de ramp:
A: „Ik luister naar je, Boerjatik.”
B: „Hallo [onhoorbaar gemaakt].”
A: „Ja.”
B: „Waar moeten we deze schoonheid lossen?”
A: „Welke? Deze?”
B: „Ja, ja, die ik heb meegenomen. Ik ben al in Donetsk.”
A: „Die waar ik aan dacht? M?”
B: „Ja.”
B: „Ja, ja, ja. BUK.”
A: „Oeps, BM. Ja, ja, ja.”
A: „Ik heb hem.”
A: „Dus, dus, dus. En staat hij op een vrachtwagen?”
B: „Ja, het staat op hoe heet dat. Het moet ergens gelost worden om het te verstoppen.”
A: „Is er een bemanning bij?”
B: „Ja, er is een bemanning bij.”
A: „Je hoeft het nergens te verstoppen, het gaat er nu naartoe. Heb je begrepen waar?”
B: „Ik heb het begrepen, maar ze hebben op zijn minst tijd nodig, dus hebben ze er naar gekeken.”
A: „Wie?”
B: „Hallo, hallo.”
A: „En daar. Shit. Wacht, wacht, Bibliotekar.”
B: „Aha.”
(Bibliotekar is hoogstwaarschijnlijk de schuilnaam van een strijder. Wie, is onbekend.)
Gesprek 2, naar verluidt van 17 juli om 21.32 uur, de avond na de ramp:
A: „Ja, [onhoorbaar gemaakt].”
B: „Hallo commandant. Ben je al weg?”
A: „Ik? Ja, ik ben weggegaan voor mijn taak, jij voor de jouwe.”
B: „Ik begrijp het. In het gebied of niet?”
A: „Nee, ik ben niet in de regio, ik ben de andere kant op.”
B: „[Onhoorbaar] een strijder is daar verdwaald geraakt van deze [onhoorbaar] lanceerder. Hij is zijn bemanning kwijt.”
A: „Wat, een lanceerder?”
B: „Van een BUK.”
A: „Een BUK?”
B: „Ja.”
A: „En waar is hij?”
B: „Hij staat hier bij een controlepost.”
A: „Neem hem mee en breng hem hier naartoe. Ik wacht in Snizjne op hem bij het benzinestation.”
B: „Okee.”
Gesprek 3, naar verluidt van 18 juli rond 08.00 uur, de ochtend na de ramp
B: „Goedemorgen, [onhoorbaar gemaakt].”
A: „Goedemorgen, [onhoorbaar gemaakt]. Gisteren was een rotzooi. Ik heb niets te zeggen.”
B: „Hoe gaat het?’
A: ,,Waar is, wat is het, eeh. Waarom keerde je kameraad terug? Onbegrijpelijk zulke bewegingen. Ik weet niet. Wat was er gisteren aan de hand, vertel me.”
B: „Ze hebben de auto naar een kruispunt gebracht en het daar achtergelaten. De jongens gingen zelf verder.”
A: „Nou.”
B: „Dus, de auto ging de goede kant op en is met succes aangekomen. Plotseling kwamen heel veel gesprekken binnen, die plotseling begonnen, van tien mensen.”
A: „Wie zijn die tien mensen?”
B: „Eeh. Er waren verschillende telefoongesprekken van mensen die zichzelf voorstelden... eeh... Een en toen de tweede, toen de derde, toen de vierde, hij zei dat hij was vertrokken, later belde [onhoorbaar gemaakt].
A: ,,En hij zette zijn telefoon uit. Een rotzooi. En we weten helemaal niet waar de auto is.”
B: „De auto is in Rusland.”
A: „Shit. Gisteren heb ik gezegd dat we het niet wisten.”
Het gesprek gaat twintig minuten later verder:
B: „Ja, [onhoorbaar gemaakt].”
A: „[Onhoorbaar gemaakt], je moet [onhoorbaar gemaakt] meenemen en naar mijn plek gaan. Er is geen auto, niemand heeft het gezien. Die, die er naartoe was gereden, is zonder auto teruggekeerd, begrijp je wat ik bedoel. Een rotzooi. Waar? Wie? Waar heeft hij het naartoe gebracht? Een ramp, weet je.”
B: „En Bibliotekar? Het is die groep die het heeft vervoerd.”
A: „Nou.”
B: „Op de dieplader. Ik heb net contact met ze gehad, ze zeggen dat ze allemaal in Rusland zijn, ze zullen een nieuw voertuig uit Rusland halen.”
A: „Aha, maar die... eeh... Heeft hij het aan Bibliotekar gegeven?”
B: „Zeker weten.”
A: „Nou, ik begrijp het.”