De eerste keer dat ik ze zag, was tijdens een bezoek aan Zaandam, afgelopen zomer.
Iedereen kent wel die bussen vol Japanners, die in één dag Nederland komen ‘doen’ en tussen het Rijksmuseum, de Keukenhof en Volendam nog veertig minuten over hebben voor de Zaanse Schans. Bus uit, naar de eerste molen toe, om de beurt foto’s maken, poseren in zo’n reuzenklomp, opnieuw foto’s maken, kaasje kopen en weer de bus in.
Maar deze keer brachten ze iets nieuws mee: de selfiestok. Hij lijkt op de grijper waarmee een schoonmaker iets opraapt van de grond. Een uitschuifbare stok van een meter lang met aan het eind een klem voor je iPhone of Samsung. Vroeger maakten die Japanners groepsfoto’s en stond iemand met zes camera’s de ene na de andere foto te maken. Maar de chiquere selfiestok heeft een draadloze afstandsbediening en zo kun je elegante foto’s van jezelf maken terwijl de molen op de achtergrond toch goed zichtbaar is.
Selfie
De selfie, het digitale zelfportret dat vooral bedoeld is om het met anderen te delen, was de rode draad van m’n lectorale rede in oktober 2013. De meeste toehoorders hadden er toen nog nooit van gehoord, maar korte tijd later verkoos Van Dale de selfie tot Woord van het Jaar 2013. Intussen zijn we bij een volgend station: twee maanden geleden plaatste het weekblad Time de selfiestok in de rij van 25 beste uitvindingen van 2014 (te midden van de BMW i3, het Applehorloge en een 3D-printer). Vervolgens zie je ze her en der rondlopen, die selfiesticks met hun gebruikers. Bij de Zaanse Schans, het Colosseum, de Karelsbrug en de Eiffeltoren. En nu liggen ze bij Blokker en Bart Smit. Zo snel gaat dat.
Dat digitale ontwikkelingen elkaar vlot opvolgen, stemt niet iedereen vrolijk. „Niet meer bij te houden”, verzucht menig ouder. Bij zo’n selfiestok begrijpt iedereen nog wel waarvoor hij dient. Dat is bij andere noviteiten ingewikkelder. Neem de Oculus Rift (uit het Time-lijstje van 2013): een bril met ingebouwde beeldschermpjes waarmee je een 3D-film bekijkt. Of Gossup, zo’n app op je mobiel waarmee je half-stiekem berichten uitwisselt. Of de Bitcoin, waarmee je bij de Spar in Arnhem kunt betalen. Of de drugskoerierdrone. De cloudrecorder. Miss Lipgloss. WappZapp. Alibaba. Vessyl. Fitmo. Uber. Kik. Zucht.
Een bijkomend probleem is dat je veel van die noviteiten niet simpelweg links kunt laten liggen. Ze komen vroeg of laat op je pad en vragen een keuze van ons. Vroeger was dat eenvoudig: er was televisie en daar was je op tegen, punt. Waarom precies? Nou, die bracht de wereld in huis. We zijn immers geen baas over de knop? En zelfs Andries Knevel vond dat je dat apparaat beter uit kon doen.
Maar dit station is ruimschoots gepasseerd. Ook in de gereformeerde gezindte tref je overal computers, laptops, tablets, smartphones, e-readers, spelcomputers en hoofdsteunschermen aan. Het lijkt of we bezig zijn met een inhaalslag. Wat betekent dat? Waarom zijn deze apparaten minder omstreden? Het staat buiten kijf dat ze nog makkelijker en veel meer ‘wereld’ in het gezin kunnen brengen dan de tv. Of hebben christenen, sinds de jaren tachtig en negentig van de vorige eeuw, geleerd hoe ze baas over de knop kunnen zijn? Bezoek een gemiddelde ouderavond over media en dan weet je wel beter.
Krap twintig jaar geleden verschenen de eerste boekjes en artikelen die kritische kanttekeningen plaatsen bij deze nieuwe media. Wie er nu doorheen bladert, ontdekt dat de vele goedbedoelde adviezen erg tijdgebonden waren. Zeker, de tip om een pc te kopen zonder cd-romspeler is nu weer haalbaar..., maar niet omdat je daarmee het spelen van games voorkomt.
Hoe helpen we christelijke opvoeders wél om de weg te vinden in de digitale doolhof van 2015? En in die van 2020, die nog veel complexer zal zijn? Het afgelopen jaar hebben we ons binnen het lectoraat over deze vraag gebogen.
Spa dieper
De eerste stap is dat we ons gaan realiseren dat we een spade dieper moeten bij onze afwegingenen rond mediagebruik. Neem die selfiestok. Is dat hetzelfde als een handstatief van een fotocamera, gewoon een afstandsbediening waar je niet vóór of tégen kunt zijn? Bij zo’n redenering zien we iets belangrijks over het hoofd. De selfiestok is een gereedschap waarmee je als solotoerist je Facebooktimeline kunt opleuken. Nu kun je zonder hulp van anderen zelf in het middelpunt staan. Je hebt geen ander meer nodig om een perfecte herinnering te bewaren van je leefwereld, schreef een journaliste. De selfie was al een sprong in de richting van egocentrisme en de selfiestok brengt dat weer dichterbij.
Op vergelijkbare wijze zouden we veel meer noviteiten tegen het licht moeten houden. Een e-reader is reuze handig: kilo’s boeken verpakt in een apparaat van een paar honderd gram. Of is er meer van te zeggen? Is het een apparaat waardoor je minder papieren boeken leest? Sneller afgeleid wordt? Meer fragmentarisch leest? Boeken niet meer echt uitleest? De Bijbel niet meer van kaft tot kaft leest, of die zelfs niet meer openslaat?
Ineens krijgt techniek een dubbel gezicht. Dat maakt de afweging stukken moeilijker dan bij de tv. Antwoorden zijn niet langer zwart-wit.
Eén lijn
Behalve die spa dieper is er een tweede stap nodig. Het is van groot belang dat christelijke opvoeders op één lijn zitten in hun opvattingen over mediagebruik. Dat is noodzakelijk omdat jongeren binnen de gereformeerde gezindte zich in diverse opvoedmilieus bevinden: het gezin, de kerk, de school, hun vriendenkring en de media. Iedereen is het erover eens dat mediaopvoeding voor een belangrijk deel morele opvoeding is – of noem het gewetensvorming. Maar die morele opvoeding wordt sterk bemoeilijkt als deze opvoedmilieus uiteenlopende boodschappen geven.
Een jongere kijkt op school naar een YouTubeanimatie over een vulkaanuitbarsting. Thuis loopt hij tegen een blokkade van het internetfilter aan. Zijn vader zoekt op de laptop van z’n werk naar een YouTubevideo om de stofzuiger te repareren. In de kerk hoort hij dat YouTube een bron van verderf is. Op z’n smartphone wordt de YouTubeapp helemaal niet gefilterd. Daarnaast groeit de jongere op in een samenleving die maar één norm hanteert: doe wat goed voelt en je gelukkig maakt. Hoe vorm je het geweten van de jongere als het her en der verschillende boodschappen mee krijgt over goed en kwaad? Daarbij mogen we niet uit het oog verliezen dat ons hart van nature dat kwade liefheeft en zoekt. Welke houding zal deze jongere uiteindelijk aannemen ten opzichte van YouTube als hij gaat studeren?
Het klinkt misschien zwaar, maar toch is het niet overdreven om hierachter een geestelijke krachtmeting te zien. Media zijn niet demonisch, maar de duivel weet ze meesterlijk voor zijn kar te spannen. De versplintering onder christenen komt hem goed van pas omdat die de gewetensvorming van jongeren ontkracht. We moeten voorkomen dat onze jongeren daardoor nog meer in verwarring raken.
Daarom is dit essay een oproep om elkaar als gezindte vast te houden en gezamenlijk te zoeken naar breed gedragen en duurzame kaders voor mediagebruik en een integrale benadering van de jongere. Ons lectoraat wil daar een voorzet voor geven met het Media Attitude Model (zie illustratie).
Pelgrimschap
In het voorbeeld van de jongere en YouTube lijkt het aantrekkelijk om eerst de grenzen te verkennen. Wanneer wel, wanneer niet? In de praktijk is dat onbegonnen werk. We zijn aan de andere kant begonnen en hebben ons de vraag gesteld: welke attitude, welke levenshouding past ons op grond van de Bijbel en wat betekent dat voor ons mediagebruik?
Deze levenshouding laat zich het best kenmerken door die van een pelgrim. De mooiste beschrijving daarvan treffen we aan in Bunyans boek over het leven van een christen: iemand die door genade vertrokken is uit de stad Verderf en reist over de smalle weg. Zo’n pelgrim is geen zonderling, maar vreemdeling. In de woorden van Aalders: een ”nomadechristen” die op het kompas vaart naar het Jeruzalem dat boven is. Een burger van twee werelden die wel deelneemt aan de maatschappij maar een andere houding en een hoger levensdoel heeft.
Zo’n levenshouding bepaalt het staan in de huidige cultuur en het gebruik van technische hulpmiddelen. Dat vraagt meer dan alleen ”21st century skills”. Met betrekking tot het gebruik van media onderscheiden we vier basishoudingen.
1. Vreemdelingschap. Deze houding betreft het innerlijk van de mediagebruiker: hij voelt zich niet thuis op deze aarde maar dient een andere Koning en zoekt een beter vaderland. Zijn gedrag wordt gekenmerkt door nederigheid, eerlijkheid, matigheid, weerbaarheid en integriteit. Vreemdelingschap is het tegengestelde van consumentisme en genotzucht. In de praktijk wordt dat onder meer zichtbaar door het aanleren van zelfbeheersing en het onderkennen van groepsdruk en massaliteit van media.
2. Altruïsme of onbaatzuchtigheid. Deze houding betreft het sociale domein: de mediagebruiker is gericht op de ander en niet op zichzelf. Termen die dit beschrijven, zijn: dienstbaarheid, compassie, barmhartigheid, liefde, betrouwbaarheid en gemeenschapszin. Altruïsme is het tegengestelde van egoïsme en individualisme. In de praktijk betekent dat het aanleren van transparantie, het onderling verantwoording afleggen over mediagebruik en het waar nodig ook online voor elkaar klaarstaan.
3. Verdieping. Deze houding betreft het cognitieve domein: de mediagebruiker zoekt naar diepgang. Termen die dit beschrijven, zijn: focus, duurzaamheid, slow education, een leven lang leren, toewijding en doorzettingsvermogen. Verdieping is het tegengestelde van horizontalisme en oppervlakkigheid. Dat blijkt in de praktijk uit het benadrukken van woordgerichtheid, het aanleren van goed onderscheidingsvermogen en het herkennen van online manipulatie.
4. Holisme of integraliteit. Deze houding betreft het organisatorische domein: de mediagebruiker heeft oog voor de grote verbanden. Termen die dit beschrijven, zijn: samenhang, consistentie, verantwoordelijkheid, trouw, algemene kennis en zicht op de geestelijke werkelijkheid. Holisme is het tegengestelde van chaos en fragmentarisme. Bij dit begrip horen het bevorderen van samenwerking, het zich bewust zijn van gezagsverhoudingen en het herkennen van sturing door groepsdruk.
Kritiek
Laten we zelf maar meteen een zwak punt van dit model noemen. De lat ligt hier erg hoog. Zonder Gods genade zelfs onbereikbaar hoog, want deze attitudes veronderstellen een leven vanuit het geloof in Zijn Zoon. Iemand zal tegenwerpen dat daar een wonder aan voorafgaat: dat we van dood levend gemaakt moeten worden. Ik beaam dat volledig, maar wil de lat toch geen millimeter lager leggen. Puriteinen en nadere reformatoren lieten zich hier ook niet door weerhouden, getuige de vroomheidshandboeken van Scudder, Bayly en Voetius. Niemand heeft het recht om onbekeerd te blijven. Een onbekeerd mens mag geen ouderling zijn, maar ook geen schoolmeester en geen timmerman, schreef ds. Kersten ooit – hoe zou hij dan media kunnen gebruiken?
Maar wat moet die radeloze moeder van een 15-jarige YouTubekijker met zo’n advies? Laat zij allereerst, net als de ouders in Markus 10, haar zoon of dochter aan de voeten van Christus brengen. Daarna zijn uit dit model veel duurzame handvatten voor de praktijk af te leiden. Een voorbeeld: YouTube is een nuttig medium, dat je net als de selfiestok en de e-reader verstandig kunt gebruiken. Maar het medium heeft ook een enorme zuigkracht, het stimuleert de beeldcultuur, leidt tot een gefragmenteerde visie op de werkelijkheid en opent de deur naar een wereld vol vermaak. Dat botst stevig met bovengenoemde attituden. In de uitwerking van ons model pleiten we niet voor een categorisch verbod op YouTube, maar op het concreet maken van opvoedingswaarden als matigheid, woordgerichtheid, een evenwichtig wereldbeeld en vreemdelingschap. Zo’n benadering is duurzaam en geldt niet alleen YouTube maar ook uitzendinggemist.nl, Vimeo, de Oculus Rift en WappZapp.
Voor de moeder van de 15-jarige zal het niet meevallen om met dit advies het gedrag van haar kind om te buigen. Daarom bepleiten we mediaopvoeding en attitudevorming aan de hand van dit model al vanaf het jonge kind. Het basisonderwijs zou daarin een cruciale schakel kunnen vormen en we hopen dat media-educatieprogramma’s als News2Learn hieraan gaan bijdragen. Met de reformatorische scholen voor voortgezet onderwijs hebben we al enkele belangrijke stappen gezet. Het lectoraat baseert zich op dit model om te adviseren bij keuzes voor ict-middelen in het onderwijs. Om een voorbeeld te noemen: de nadruk op woordgerichtheid staat de YouTubeanimatie over een vulkaanuitbarsting niet in de weg, maar deze zelfde waarde kan er bij taalonderwijs toe leiden dat een docent een weblog laat schrijven of een luistertekst pakt in plaats van een video toont. Ook voor het (speciaal) basisonderwijs biedt dit model handvatten.
Een voordeel van dit brede model is dat we de attitudes op verschillende manieren concreet kunnen maken voor de drie belangrijke opvoedmilieus (kerk, school en gezin) terwijl de basishouding identiek is. Je kunt er jongeren mee uitleggen dat je op school een beamer gebruikt (voor die vulkaananimatie) maar in de kerk niet (omdat daar het Woord centraal staat). Dat je in de pauze op school wel mag whatsappen (want dat is je vrije tijd) maar thuis onder het eten niet (want dat is gemeenschapstijd). De context bepaalt de uiteindelijke gedragsregels, maar voor de gewetensvorming hameren de drie opvoedmilieus op hetzelfde aambeeld.
We realiseren ons dat er aan dit model nog volop te schaven valt. Toch zijn we van mening dat het waardevolle aanknopingspunten bevat voor ieder die zich bezighoudt met jongeren en media. In de komende maanden hopen we dit verder uit te werken en er concrete adviezen aan te verbinden voor de verschillende contexten. We nodigen ieder uit om met ons mee te denken: zowel Solcon als het accountabilityproject van Van der Tang, zowel Kliksafe als Mediawijzer, zowel het KOC als de CHE, zowel de Reformatorische Omroep als de Vereniging zonder internet, zowel ouders als deputaatschappen, zowel docenten als kerkelijk werkers. Als christenen tot zo’n gezamenlijke mediavisie en mediaopvoeding kunnen komen en daar als opvoeders ook het goede voorbeeld in geven, zal dat onder Gods zegen een grote steun zijn voor de toekomstige generatie.
Steef de Bruijn is lector nieuwe media in vorming en opvoeding van Driestar Hogeschool in Gouda. Daarnaast is hij plaatsvervangend hoofdredacteur van het Reformatorisch Dagblad en bestuurslid van de stichting Mediawijzer.