Kettingbotsing Zeeland: je remt, maar je weet: het is te laat
José van den Eerenbeemt was in zijn Lelijke Eend uit 1983 op weg naar zijn vader in Goes toen hij dinsdagochtend in dichte mist op de snelweg A58 betrokken raakte bij het verkeersdrama. José mag van geluk spreken. De 35-jarige Middelburger heeft een paar schrammen, spierpijn en pijn in zijn nek. “Als je bedenkt dat er doden zijn gevallen en dat er auto’s totaal verkreukeld zijn mag ik alleen maar blij zijn.”
Van den Eerenbeemt reed 100 kilometer per uur in de mist toen hij kort na Arnemuiden opeens als in een flits zag dat vóór hem alles stil stond in totale wanorde. Een botsing was onvermijdelijk. Direct daarop stapte hij in een reflex uit en maakte dat hij wegkwam, omdat achter hem ook verkeer naderde dat zich mogelijk nog van geen gevaar bewust was.
“Terwijl ik rende hoorde ik nog vijf andere auto’s botsen. Enorme klappen gaf dat. Ik zal dat afschuwelijke geluid nooit meer vergeten. Het maakte diepe indruk op me. Je denkt dan toch in de eerste plaats aan de mensen die in die auto’s zitten. Hoe erg zouden ze er aan toe zijn...?”
De - airbagloze - auto van José was aan de voorzijde fors beschadigd. Hulpverleners vingen hem op en met nog zo’n twintig andere betrokkenen bij het drama werd hij per bus vervoerd naar sporthal De Blikken in Arnemuiden, die inderhaast als opvangcentrum was ingericht.
José staat nog te trillen op zijn benen. “Meteen na de botsing dacht ik: nu ga ik dood, vandaag is mijn laatste dag.”
De Middelburger heeft de ongekende ravage gezien die op drie plekken op de snelweg was ontstaan. “Ik moest denken aan dat spel mikado: je houdt een massa stokjes in de lucht en laat ze ineens vallen. Zoals ze dan schots en scheef neerkomen, zo zag ook de plek van het ongeluk eruit, maar dan met auto’s in plaats van stokjes: een ongelooflijke, complete chaos. Als er één ding is dat ik heb geleerd is het dat je een ongeluk in dichte mist aan den lijve moet ervaren om te beseffen wat een enorm gevoel van machteloosheid het met zich meebrengt. Je remt, maar je wéét dat het al te laat is.”
Het verraderlijke is ook dat bij dichte mist iedereen toch met de stroom mee blijft gaan, óók als er te hard wordt gereden, weet Van den Eerenbeemt nu. “Mensen denken dan: er is niks aan de hand, totdat het fout gaat - en dan blijkt ineens dat 100 kilometer per uur veel te hard is...”
De Middelburger dacht altijd dat hij bij een ongeluk rustig zou blijven en spontaan anderen zou gaan helpen, maar hij ontdekte tot zijn schrik dat op fatale momenten een mens uitsluitend wordt gedreven door paniek en lijfsbehoud.
José is blij dat hij werd opgevangen in de sporthal. “Het schept meteen een band dat je allemaal hetzelfde hebt meegemaakt. De verhalen die je elkaar vertelt zijn herkenbaar. Dat zorgt voor een soort vangnet.”
Over de opvang zelf is hij zeer te spreken. “Er stond koffie met broodjes klaar, iedereen werd op zijn gemak gesteld, mensen met verwondingen werden door plaatselijke huisartsen of Rode Kruismedewerkers onderzocht en voor wie dat wenste was er een luisterend oor. Niets dan complimenten voor de mensen van de opvang.”
Een tweede bus arriveert, met dit keer zo’n dertig mensen die ook opgevangen zullen worden in de sporthal. Bedrukte gezichten. Op hetzelfde moment verlaat Koewer Bholasing de sporthal. De 69-jarige Vlissinger gaat naar huis. Bholasing en zijn vrouw (die elders werd opgevangen) zijn ongedeerd. Hij is blij dat hij op tijd heeft kunnen remmen bij een snelheid van 90 à 100 kilometer per uur. Wel werd zijn Chevrolet linksachter door een bestelbusje geraakt.
Bholasing is vlak voor het ongeluk iets opmerkelijks opgevallen: “Na het Mallardviaduct, even voorbij Arnemuiden, werd het zicht in de mist plotseling dramatisch slechter, het lag opeens ver onder de 100 meter. Vóór het viaduct was het zicht toch steeds minstens 100 meter….”