Nederland rouwt samen, maar eigenlijk toch ieder voor zich
DEN HAAG. Het rouwproces na de vliegramp wordt bemoeilijkt doordat politici nog zo omzichtig moeten omgaan met de schuldvraag, stelt antropoloog B. van Bilsen, werkzaam bij het onderzoeksinstituut Huygens ING.
„Al te snelle conclusies kunnen geopolitieke problemen tot gevolg hebben. Terwijl het antwoord bij iedereen op de lippen ligt, kunnen politici omwille van de toegang tot het rampgebied en ter voorkoming van escalatie hierover beter zwijgen. Je vangt nu eenmaal meer vliegen met stroop dan met azijn. Maar mensen willen wel een antwoord. Naast menselijke ”waaroms” speelt ook de vraag hóé iets heeft kunnen gebeuren een rol in de rouwverwerking.”
De Amerikaans-Zwitserse psychiater Elisabeth Kübler-Ross beschreef vijf fasen van het rouwproces: ontkenning, boosheid, onderhandelen, depressie en aanvaarding. „Die fasen lopen overigens vaak door elkaar heen”, zegt Van Bilsen. „Het is een model voor het individu. Ik ben benieuwd in hoeverre zo’n model is te gebruiken bij een collectief rouwproces. Zeker is dat mensen op dit moment in de fase van woede en onbegrip zitten. Mensen zijn vooral nog sprakeloos. Hebben er geen woorden voor.”
Van Bilsen doet onderzoek naar de ontwikkelingen rond de symbolen en rituelen waarmee mensen, ook gemeenschappelijk, die gevoelens uiten. „Sinds de moord op Pim Fortuyn op 6 mei 2002 zijn er door toedoen van televisie-uitzendingen van deze collectieve rouwprocessen ook nieuwe rituelen ontstaan. Zo wordt er sindsdien bijvoorbeeld geklapt voor een stoet, als eerbetoon. Ook het gooien van bloemen op auto’s is iets wat daarvoor niet werd gedaan.”
Vooral verdriet
Van Bilsen wijst erop dat de rituelen vooral verwijzen naar het verdriet dat mensen hebben, veel minder vaak naar gedeelde hoop of troost. „Er is duidelijk behoefte aan verzoening met de dood. Dit krijgt niet alleen vorm in de rituelen en de individuele betekenis die mensen eraan hechten, maar ook in de teksten in condoleanceregisters of op kaartjes aan de boeketten en knuffelbeertjes bij gedenkplaatsen. Daar kom je een grote verscheidenheid aan troostende gedachten tegen. Veel mensen schrijven over „een betere plek”, over engelen of liefde die overwint, misschien wel in de hoop dat het leven van de slachtoffers na de rampvlucht niet ophoudt, maar verder gaat. Met behulp van die gedachte kunnen ze zich met de dood van de slachtoffers verzoenen.”
Het lijken gemeenschappelijke gebeurtenissen, maar dat relativeert de onderzoeker. „Het is wel een collectief ritueel, maar er is zo veel verscheidenheid in dat we het beter een ritueel kunnen noemen dat mensen de ruimte geeft om hun verdriet heel persoonlijk te uiten. Het is dus een collectief ritueel zonder collectieve zingeving.”
Door de televisiebeelden ervaren veel mensen de verschrikkelijkheden van nabij, ze zijn deelgenoot geworden, ook van het rouwproces, zegt Van Bilsen. „Ze hebben dat ook nodig om de heftigheid van hun verdriet te kunnen verwerken. Als uiting daarvan en vanuit de wens iets ‘bij te dragen’ staan ze langs de kant van de weg om de rouwstoet binnen te halen.
NOS-verslaggevers vragen de mensen: Wat maakt dat u hier bent vandaag? Het antwoord is dan nooit: Omdat dit hoort, of: Zo ben ik opgevoed. Kennelijk rouwen mensen niet omdat het moet of op een bepaalde manier moet. Een aantal mensen geeft aan: „Ik wil dit graag meebeleven” of: „Dit is het minste wat ik kan doen.” Het laat zien dat we in een tijd van individuele zelfexpressie leven. Daarbij staan mensen langs de rouwroute vooral als individu, niet als collectief, hoewel het wel hartverwarmend is dat zo veel mensen de moeite namen.”
Nationale rouw
Dit sluit volgens Van Bilsen aan bij de kwestie of nationale rouw bij Nederland past. Nadat enkele Tweede Kamerfracties vroegen om zo’n dag van nationale rouw, antwoordde premier Rutte dat dit „niet in onze traditie” zit. In Nederland wordt rouw vaak op plaatselijk niveau vormgegeven.
Dat een dag van nationale rouw na de jaren zestig niet meer voorkwam, is misschien wel niet toevallig, denkt Van Bilsen. „In de jaren zestig werden veel tradities overboord gegooid. Door toenemende individualisering hebben mensen minder dan vroeger het gevoel tot één natie te behoren. Van dat nationale moesten we overigens sowieso weinig hebben. Het is dan ook niet toevallig dat een twitteraar deze week schreef: „The Dutch have a deep sense of community, aldus CNN. Hahaha nee, alleen vandaag en tijdens een WK. Verder zijn we stuk.”
Toch is de zeggingskracht van de dag van nationale rouw afgelopen woensdag misschien wel groter dan de twitteraar denkt, stelt Van Bilsen. „De laatste jaren is er in Nederland meer gevoel voor nationaliteit gekomen, misschien ook doordat zich vanaf 2001 bijna ieder jaar wel indrukwekkende tragedies hebben voorgedaan, die ook in ons land in toenemende mate door media in beeld zijn gebracht.”
Sociale media
Al vóór het bekend worden van de passagierslijst van vlucht MH17 kregen de slachtoffers via de media direct een verhaal en een gezicht, zegt de antropoloog. Via sociale media zijn veel gegevens en foto’s van omgekomen personen te achterhalen.
„Vaak wordt betoogd dat sociale media mensen verder van elkaar vervreemden. Mensen zouden letterlijk van elkaar zijn afgeschermd, omdat ze elkaar slechts via een scherm, en dus oppervlakkig, kennen.
Die afstandelijkheid bleek in de afgelopen week wel mee te vallen. Wat namelijk veel sterker naar voren komt, is de verbondenheid die mensen voelen. ”Iedereen kent wel iemand die iemand kent”, kopte het NRC. De informatie over de slachtoffers –soms hele gezinnen– stelt mensen in staat zich in te leven in hun situatie, ook al zijn ze totaal onbekend met de persoon zelf.”
Carnavalisering
Sommige mensen ergeren zich aan de schreeuwerigheid van nieuwe rouwrituelen en verlangen terug naar de stilte. Zo ontstond er op Facebook een lange discussie over de gepastheid van het klappen voor de rouwstoet.
Iemand refereerde aan een stuk van dichter/schrijver Boudewijn Büch, ”Het carnaval der rouwenden”: „De teraardebestelling is geen gebeurtenis voor de Firma Kijkgraag.”
Die carnavalisering van de dood kwam volgens Büch op nadat prinses Diana in 1997 verongelukte. „Vroeger sloten de buren hun gordijnen”, zegt Van Bilsen. „Men stond stil met de pet in de hand voor het huis wanneer een rouwstoet passeerde. Dat gaat nu anders, al is, zo blijkt uit de Facebookdiscussie, er lang geen consensus. Iemand vraagt zich af: „Zitten we nou serieus hier te discussiëren over hoe iemand zijn emoties dient te uiten? Bah.” En een ander voegt toe: „Laat iedereen het op zijn/haar manier doen en heb daar respect voor.””
Dat typeert de wijze waarop Nederlanders rouwrituelen zien, zegt de antropoloog: „Iedereen moet het kunnen doen zoals hij wil.”