Zingen van vrijwel onberijmde psalmen, zonder ook maar enig gezang, onder leiding van een voorzanger. Dat is het spoor waarop John Knox de kerk van Schotland voerde. Een klein aantal kerken houdt daaraan vast, hoewel steeds minder.
Zou John Knox niet naar Genève zijn vertrokken om daar onder de invloed van Calvijn te komen, dan zou het gezangboek van de Schotse ”Kirk” wellicht veel dikker zijn geweest. Want net als in Scandinavië was de Reformatie in Schotland aanvankelijk meer op Luther gericht.
Het is nog maar een paar jaar geleden dat enkele Schotse predikanten zich na afloop van een bijeenkomst lieten fotograferen. Ze hadden vergaderd in een kerkje in Edinburgh waar een fraai pijporgeltje stond. En ongemerkt poseerden ze met dat orgel op de achtergrond. Het was even schrikken toen iemand dat doorkreeg. Gelukkig was de fotograaf er nog en kon er een nieuw decor worden gezocht.
Voor Nederlandse calvinisten is een orgelfront stichtelijk genoeg om zelfs een kerkblad op te sieren. Voor Schotten die in de traditie van John Knox staan, zou zoiets verraad zijn.
Aanvankelijk zat John Knox ook op een andere lijn. In St. Andrews was hij beïnvloed door de lutherse martelaren Wishart en Hamilton, en in Engeland diende hij in de Anglicaanse Kerk. Zowel de luthersen als de anglicanen stonden in de liturgie vrijheid voor zolang die maar niet tegen de Schrift inging.
In Genève kwam Knox echter tot de overtuiging dat elke vorm van „aanbidding, verering of dienst aan God die door de mens zelf is bedacht, zonder Gods eigen uitdrukkelijke bevel, afgoderij” is. Zijn uitgangspunt werd dat alles in de liturgie op een uitdrukkelijk bevel in de Heilige Schrift moet rusten.
Dit beginsel (aangeduid als het ”regulative principle”) is rond 1647 ook opgenomen op diverse plaatsen in de Geloofsbelijdenis van Westminster. Zo vraagt bijvoorbeeld de Kleine Catechismus al aan het begin naar de richtlijn die God heeft gegeven om Hem te verheerlijken. Het antwoord noemt het Woord van God de „enige regel om ons te leiden hoe wij Hem moeten verheerlijken en vreugde in Hem mogen hebben” (antwoord 2). De vaste tekstverwijzing hierbij is Deuteronomium 4:2 (of 12:32), namelijk om niet toe of af te doen van Gods inzettingen.
Opvallend is dat dit letterlijk terugkeert in de Heidelbergse Catechismus (vraag en antwoord 96: „dat wij Hem op geen andere wijze vereren dan Hij in Zijn Woord bevolen heeft”). Maar in landen waar de Heidelberger wordt gebruikt, functioneert deze frase nauwelijks in de bezinning op het kerklied.
De Schotse kerk heeft op basis van dit uitgangspunt besloten alleen geïnspireerde teksten te zingen. En omdat in de Bijbel alleen de psalmen uitdrukkelijk zijn gegeven om te zingen, bleef het liedboek beperkt. De enige aanpassing is dat de teksten op een metrum zijn gezet. Een berijming zou te ver van de letterlijke tekst afvoeren.
In de dagen van Knox was dit standpunt nog onomstreden. Vooral vanaf halverwege de negentiende eeuw klonk in Schotland de roep om het zingen van gezangen en ook van instrumentele begeleiding (toen nog vooral door het orgel). Sinds die tijd is er enorm veel geschreven om de traditionele positie te verdedigen. Wie vandaag op internet zoekt op ”regulative principle” en ”exclusive psalmody” krijgt tienduizenden treffers. En niet alleen uit Schotland, maar uit de hele Engelstalige wereld.
In dit materiaal komen dezelfde vragen terug. Bijvoorbeeld naar het bevel van Paulus in Efeze 5:19 en Kolossensen 3:16 om „psalmen, gezangen en geestelijke liederen” te zingen. In de traditionele Schotse visie gaat het hier om drie soorten psalmen, omdat de Griekse vertaling van het Oude Testament precies deze woorden gebruikt. Ook de kanttekeningen bij de Nederlandse Statenvertaling wijzen trouwens in die richting.
Ook de vraag of de oproep in de psalmen om muziekinstrumenten ter hand te nemen moet worden opgevolgd, wordt beantwoord. Het antwoord is: nee. Net als alle verwijzingen in de psalmen naar de offerdienst wordt dit geplaatst in de oude bedeling. Omdat het Nieuwe Testament nergens het bevel geeft instrumenten te gebruiken, beperkt men zich in de lofzang tot de menselijke stem.