Over één ding zijn voor- en tegenstanders van het homohuwelijk het goed eens. De naam ”weigerambtenaar” moet zo snel mogelijk verdwijnen. Maar daar houdt de overeenstemming dan ook direct weer op.
De Engelsen zeggen vaak: „What is in a name”. Vrij vertaald betekent dat: de naam doet er niet toe. Het gaat niet om de naam, maar om de inhoud. Juist daar wringt het bij de naam ”weigerambtenaar”. Daarom doet die er in dit geval wel degelijk toe en is het op zich ook goed dat die verdwijnt.
Is het eerlijk dat in de achterliggende jaren in allerlei debatten, ook in de Kamer, steeds werd gesproken over weigerambtenaren als het ging om ambtenaren van de burgerlijke stand die omwille van hun geweten niet konden meewerken aan het sluiten van een homohuwelijk? De naam weigerambtenaar suggereerde dat deze mensen zich onttrokken aan hun wettelijke verplichtingen, alsof ze dienstweigeraars waren.
Dat is stigmatiserend. Terwijl ooit, bij de behandeling van de Algemene wet gelijke behandeling (AWGB), door de toenmalige bewindslieden met goedvinden van het parlement was toegezegd dat deze gewetensbezwaarden vrijstelling werd verleend van de plicht om homohuwelijken te sluiten. Van werk weigeren was dus geen enkele sprake. Daarom gaat het niet aan om deze, doorgaans trouwe en toegewijde ambtenaren, weg te zetten als mensen die obstructie plegen. Parlementariërs zouden zich, als verdedigers van democratische vrijheden, juist tegen zulke termen moeten verzetten.
Inmiddels weten we wat beloften waard zijn. De toezegging rekening te houden met gevoelens van bezwaarden blijkt na ruim tien jaar geen waarde meer te hebben. Mensen hebben de tijd gehad om aan de nieuwe situatie te wennen, zo is een van de argumenten. Dat sluit aan bij het moderne denken over moraliteit. Normen zijn voor de meerderheid van Kamer en bevolking kennelijk afhankelijk van hetgeen de meerderheid van de bevolking vindt. Dat er mensen zijn met de diepe overtuiging dat er altijddurende normen zijn, is voor hen ridicuul.
Het parlement is inmiddels akkoord gegaan met de bepaling dat de trouwambtenaar voor een dag niet gebonden is aan de verplichting om ook homohuwelijken te willen sluiten. Voor aanstaande echtparen die hun huwelijk niet willen laten sluiten door iemand die ook homo’s in de echt verbindt is dit een uitkomst. Positief is dat de volksvertegenwoordigers nog ruimte laten voor deze oplossing.
Maar het is wel een besluit met een treurig randje. Het homohuwelijk is inmiddels zodanig wettelijk verankerd dat de acceptatie norm is geworden. Voor mensen die op grond van de Bijbel bezwaren hebben, rest een marginale plaats. Zowel de uitzonderingsbepaling voor de gewetensbezwaarde ambtenaar als de enkelefeitconstructie in de AWGB was bedoeld om ruimte te creëren voor hun bezwaren. Maar die uitzondering blijkt steeds een beperkte houdbaarheidsdatum te hebben. Dat vraagt van orthodoxe christenen die zich willen binden aan Bijbelse normen zeer alert te zijn.