Kerk & religie

Ds. J. Slomp over verzet en 4 en 5 mei

Zijn vader, ds. Frits Slomp (alias Frits de Zwerver), waagde zijn leven om in de Tweede Wereldoorlog onderduikers te kunnen helpen. Zoon ds. Jan Slomp (81), emeritus missionair gereformeerd predikant uit Leusden, denkt bij dodenherdenking op 4 mei vaak aan weduwen en wezen van omgekomen verzetsstrijders.

J. Visscher

3 May 2014 10:06Gewijzigd op 15 November 2020 10:28Leestijd 5 minuten
Ds. J. Slomp. beeld Ruben Schipper
Ds. J. Slomp. beeld Ruben Schipper

toen

Mijn vader begon eind 1942 met het opzetten van een landelijke organisatie voor verzetsgroepen. In januari 1943 ontstond de Landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers. Het doel was onderduikers aan een adres en aan eten te helpen. Vader was voorzitter. Hij reisde het hele land af, van Groningen tot Limburg. Al dan niet vermomd of in het bezit van een vervalst persoonsbewijs. Om maar uit handen van de Duitsers te blijven, sliep hij soms op de zolder van de consistorie in Heemse, bij Hardenberg. Daar woonden we en was mijn vader gereformeerd predikant.

De landelijke organisatie telde 17.000 medewerkers. Van hen zijn er 1700 omgekomen, bijvoorbeeld door het vuurpeloton. De organisatie hielp zo’n 300.000 onderduikers, onder wie zo’n 25.000 Joden. Er was samenwerking met de Landelijke Knokploegen, onder leiding van Johannes Post. Die organisatie overviel bijvoorbeeld distributiekantoren om bonkaarten en persoonsbewijzen te bemachtigen.

Thuis in Heemse boden wij onderdak aan een Joodse vrouw en aan een onderduiker uit Den Haag. Als jongen van twaalf heb ik weleens een onder­duiker weggebracht. Ik moest mijn mond houden. Toen de Gestapo langskwam voor vader, had de Joodse vrouw zich tussen een wand en het pannendak verstopt. Als de Duitsers echt waren gaan zoeken, hadden ze haar gevonden. Maar dat gebeurde niet.

Vader werd op 1 mei 1944 gearresteerd. Hij kwam terecht in de Koepelgevangenis in Arnhem. De beste mannen van de Landelijke Knokploegen, onder leiding van Bob Scheepstra, hebben hem daaruit op 11 mei bevrijd. Daarna moest ons hele gezin onderduiken, tot aan onze bevrijding op 11 april 1945. Ik ging als Jan de Jong door het leven en moest een paar keer verkassen.

Vader was een aanjager, een motivator van het verzet. Hij wilde mensen helpen, gehoorzaam zijn aan het grote gebod van de naastenliefde. Na de oorlog heeft hij zich, tot aan zijn dood, ingezet voor weduwen en wezen van verzetsmensen.


nu

Maandag mocht ik in het Verzetsmuseum in Amsterdam postuum voor mijn vader en moeder de Yad Vashemonderscheiding, een bijzondere, Israëlische onderscheiding, in ontvangst nemen.

Vader zelf heeft direct na de oorlog een onderscheiding geweigerd, net als andere bestuursleden van de Landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers. Koningin Wilhelmina vond die weigering niet leuk. Vader was van mening dat hij alleen maar zijn plicht had gedaan. Hij was helemaal niet eerzuchtig. Hij zei: „Ik kan niet naar verzetsweduwen gaan met een onderscheiding in mijn knoopsgat.” In 1949 kreeg vader, toen hij legerpredikant was in Indonesië, toch op het consulaat in Batavia van de Britse koning een onderscheiding. Voor moed betoond in de strijd voor de vrijheid.

Ik vond het prachtig dat maandag juist ook mijn moeder de Yad Vashem­onderscheiding heeft gekregen. Vrouwen van verzetsmensen waren in de oorlog uitermate belangrijk. Zet dat maar met dikke letters in de krant. Verhalen gaan vaak over stoere kerels, maar ook moeders hebben een geweldige prestatie geleverd. Zij bezorgden onderduikers eten, onderdak, een slaapplaats, gastvrijheid.

In Heemse hebben we drie, vier dagen een Britse piloot verborgen. Moeder zorgde voor eten en ver­zorging. De dokter verbond zijn wonden. De man sliep in een holle ruimte onder de preekstoel, daar was hij veilig. Toen hij weer beter was, wist de piloot via België, Frankrijk en Spanje weer naar zijn thuisbasis in Engeland te reizen.


straks

Morgen ga ik zeker naar de dodenherdenking. Het is belangrijk dat we 4 en 5 mei blijven herdenken. Dat we denken aan hen die hun leven gegeven hebben voor onze vrijheid, onze geestelijke vrijheid ook. Ik vind het niet juist dat sommige gemeenten in de biblebelt de dodenherdenking niet op zondag houden. Een dodenherdenking botst op geen enkele manier met de zondagsrust. Je kunt juist op die dag een link leggen tussen het offer dat Christus bracht en het offer dat mensen in de oorlog, in navolging van Christus, voor de vrijheid brachten.

Het ene jaar ben ik bij de dodenherdenking bij een klein monument in Leusden, op een plek waar in de laatste weken van de oorlog mensen zijn dood­geschoten. Het andere jaar ben ik op 4 mei in het voormalige Kamp Amersfoort, in Leusden-Zuid.

Twee jaar terug was ik op de Dam in Amsterdam, als vertegenwoordiger van de Stichting Herinnering Landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers en Landelijke Knokploegen.

Ik heb het idee dat de aandacht voor oorlogs­herdenkingen alleen maar toeneemt. Op 11 april ben ik altijd in Heemse, dat op die datum door de Polen en Canadezen is bevrijd. De laatste keer waren er honderd belangstellenden, meer dan voorheen.

Tijdens dodenherdenking denk ik vaak aan weduwen en wezen van verzetsmensen. Ook sta ik stil bij mijn oom Tieme Slomp, vader van vijf kinderen. Hij had geen leidende rol in het verzet, maar had thuis wel onderduikers verborgen. Toen de Duitsers kwamen, weigerde hij te vertellen waar die waren. Hij is in kamp Dachau omgekomen. De Duitsers hebben hem ook gepakt omdat ze andere familieleden, die in het actieve verzet zaten, niet konden opsporen.

Waartegen zou de huidige maatschappij meer in verzet moeten komen? We zullen ons moeten hoeden voor het uitsluiten van minderheden. We dienen gastvrij te zijn voor vreemdelingen en oog te hebben voor het lijden elders in deze wereld. Voor christenen is het grote voorbeeld de barmhartige Samaritaan.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl
Vond je dit artikel nuttig?

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer