Joodse gemeenschap in Duitsland líjkt te floreren
Een zonovergoten dag in München. Op de speelplaats bij het Jüdisches Museum aan de St.-Jakobs-Platz houden Joodse moeders, zittend op de rand van een plateau, hun kroost in de gaten. Een eindje verderop, bij de ingang van het Joods gemeentecentrum, is een groepje in het zwart geklede mannen –hoeden op, slaaplokken– druk in gesprek. Niets herinnert hier aan „de catastrofe.”
Bijna 9500 leden telt de Israelitische Kultusgemeinde in de hoofdstad van Beieren. Daarmee vormt ze de op een na grootste Joodse gemeenschap in Duitsland. Die van Berlijn is nog groter: deze omvat ruim 10.000 leden. En dan gaat het alleen nog maar om Joden die zich bij een gemeente hebben aangesloten; velen doen dat niet meer. Vaak is de gedachte dat je weliswaar als Jood bent geboren, maar toch zelf bepaalt welke religie je –al dan niet– aanhangt.
Ze zijn strak vormgegeven, de gebouwen aan de St.-Jakobs-Platz in München. Behalve het Joods Museum en het Gemeindehaus bevindt zich hier ook de hoofdsynagoge Ohel Jakob. Het Joodse bedehuis werd op 9 november 2006 geopend, exact 68 jaar na de Rijkskristalnacht, de nacht in 1938 waarin overal in Hitler-Duitsland synagogen en andere Joodse eigendommen in vlammen opgingen. De enige reden overigens waarom de nazihorden de sjoel in München níét in brand staken, was dat het vuur dan ook de woningen in de omgeving zou meenemen.
Koffers
Anno 2014 lijkt het Joodse leven in Duitsland te floreren. Eind vorig jaar ging aan de universiteit van Potsdam een school voor joodse theologie van start. Prof. dr. Oliver Günther, president van de universiteit, sprak van een „historische mijlpaal.” Studenten kunnen er een opleiding tot rabbijn volgen – conservatief of liberaal. Een jaar eerder, in december 2012, had de ultramoderne synagoge in het Zuid-Duitse Ulm zijn deuren geopend.
Bij de eerstesteenlegging voor het nieuwe gemeentecentrum in München, in 2003, verwoordde toenmalig presidente van de Centrale Raad van de Joden in Duitsland Charlotte Knobloch het zo: „Vandaag voel ik me thuisgekomen – en kan ik eindelijk mijn koffers uitpakken.” Om er drie jaar later, bij de opening van de synagoge, aan toe te voegen: „Wij hebben gebouwd, wij blijven, want wij horen hier.”
Zo voelt menig Jood het. „Duitsland, en in het bijzonder Berlijn, is bij Israëliërs zeer geliefd”, laat woordvoerster Jutta Wagemann van de Zentralrat der Juden in Deutschland desgevraagd weten. „Volgens sommige schattingen wonen er tussen de 10.000 en 20.000 Israëliërs in Berlijn.” Ze verwijst ook naar wat Dieter Graumann, huidig president van de Centrale Raad, recent opmerkte: „Vandaag is Duitsland een liberaal, tolerant land en bovendien Israëls beste vriend in Europa. We hebben hier de enige Joodse gemeenschap in Europa die al meer dan twintig jaar groeit. Wij Joden kunnen ons in Duitsland thuisvoelen.”
Dat het zover zou komen, was in 1945 absoluut ondenkbaar. Van de ongeveer 500.000 Joden die er in 1933 –het begin van het nazitijdperk– in Duitsland woonden, waren er na de ondergang van het Derde Rijk nog 23.000 overgebleven. De meesten van hen, zo’n 12.000, waren met een christelijke vrouw of man getrouwd, waardoor zij nog énigszins beschermd waren. Niet meer dan 8000 Joden hadden de vernietigingskampen overleefd. „En zeer weinigen hadden zich met hulp van niet-Joodse Duitsers –onder de moeilijkste omstandigheden– kunnen verstoppen”, schreef Philipp Gessler in 2008 in het protestantse blad Zeitzeichen, dat een themanummer uitbracht over het Jodendom in Duitsland.
Ban
Na „de catastrofe” rustte er dan ook een „cherem”, een ban, op het „land van de moordenaars”, aldus historicus prof. dr. Dan Diner (Jeruzalem/Leipzig). „Door niemand uitgevaardigd, maar toch alomtegenwoordig.” Deze ban op Duitsland en alles wat Duits was, was vooral naar binnen gericht, „naar de Joodse gemeenschap wereldwijd.” In 1948 –het stichtingsjaar van de staat Israël– nam het Joods Wereldcongres in Montreux een resolutie aan waarin het de „vastbeslotenheid van het Joodse volk” om elke Joodse aanwezigheid in Duitsland voor altijd uit te sluiten, bekrachtigde. Twee jaar later, in oktober 1950, ging secretaris-generaal Leon Kubowitzky van het World Jewish Congress nog verder. In scherpe bewoordingen veroordeelde hij de Joden die ondanks alles in Duitsland bleven wonen en riep hij Joodse organisaties ertoe op de contacten met Joodse gemeenten in dit land te verbreken.
Voor Philipp Auerbach, in deze naoorlogsjaren een vooraanstaand vertegenwoordiger van de Joden in Duitsland, ging die opstelling te ver, aldus prof. Diner. Auerbach, zelf Auschwitzoverlevende, kon het niet hebben dat Joden elders op de wereld hun geloofsgenoten in –nota bene– Duitsland als „paria’s”, als „tweederangsmensen”, behandelden.
Diner schrijft een en ander in het boek ”Geschichte der Juden in Deutschland – von 1945 bis zur Gegenwart”, dat in 2012 uitkwam bij uitgeverij C. H. Beck in München. In dit standaardwerk, waaraan verschillende wetenschappers meewerkten, wordt de geschiedenis van de Joodse minderheid in Duitsland na 1945 gedetailleerd beschreven.
Want een minderheid bleef deze bevolkingsgroep: nog altijd maken Joden minder dan 0,3 procent uit van de totale populatie – met een omvang van zo’n 80,2 miljoen mensen. Toch gaat het hier om een vertienvoudiging van het aantal dat in 1945 was overgebleven (23.000). De cijfers verschillen overigens wel wat: Jutta Wagemann van de Centrale Raad van de Joden in Berlijn spreekt over iets meer dan 200.000 Joden die momenteel in Duitsland zouden wonen (van wie er 101.338 aangesloten zijn bij een gemeente; zo’n 100.000 niet); maar er wordt ook wel een aantal van 250.000 genoemd.
Wie de grafiek bekijkt, ziet dat er na 1945 tweemaal sprake is van een toestroom van Joden in het land „waar de aarde met bloed doordrenkt is” (zoals het Joods Wereldcongres Duitsland in 1948 typeerde). De eerste golf kwam meteen na de bevrijding, toen 250.000 displaced persons (DP’s) uit omliggende landen onderdak zochten. Vaak ging het hier om tijdelijk onderdak: zo snel mogelijk wilden zij het land weer verlaten. Hun aantal slonk dan ook weer spoedig.
De tweede golf ontstond na de ineenstorting van de Sovjet-Unie, vanaf de jaren negentig. Massaal emigreerden Joden naar Duitsland. Het precieze aantal „contingentvluchtelingen”, zoals de juridische term luidt, is moeilijk te geven. „De opgaven variëren in de eerste twee decennia van 170.000 tot 300.000, inclusief hun talrijke niet-Joodse familieleden”, schrijven Yfaat Weiss (Jeruzalem) en Lena Gorelik (München) in ”Geschichte der Juden in Deutschland”. Over één ding is volgens de beide onderzoekers echter geen twijfel mogelijk: „Dat Duitsland rond de eeuwwisseling het enige Europese land was waar sprake was van een aanwas van de Joodse bevolking.”
De „Russisch-Joodse” immigratie had duidelijk ook gevolgen voor Joodse gemeenten in het land. Nogal wat van die gemeenten –er zijn er zo’n 110– bestaan inmiddels voor 90 procent uit mensen uit de voormalige Sovjet-Unie, stelt Wagemann van de Centrale Raad. En al is het de laatste jaren wel wat moeilijker geworden om Duitsland binnen te komen, het is nog steeds goed mogelijk, aldus de woordvoerster.
Niet rooskleurig
Kan op basis van dit alles nu gezegd worden dat het Joodse leven in Duitsland floreert, zoals wel wordt beweerd – en waarvoor de schitterende koepel van de Neue Synagoge in Berlijn bijna symbool lijkt te staan? Her en der, misschien.
Toch is de toekomst van het Duitse Jodendom „niet zo rooskleurig als velen hopen”, constateerde Gessler in het blad Zeitzeichen. Uit de studie ”Geschichte der Juden in Deutschland” rijst eenzelfde beeld. Veel Joodse gemeenten zijn klein en vergrijsd. En de komst van Joden uit de voormalige Sovjetstaten, met hun eigen achtergrond en gewoonten, brengt ook de nodige problemen met zich mee. Velen van hen hebben geen werk, om maar iets te noemen.
En dan zijn er nog de neonazi’s en moslimextremisten, is er het nooit uitstervende antisemitisme. Enkele weken voordat de eerstesteenlegging voor de nieuwe synagoge in München plaatsvond, werd een bomaanslag verijdeld, merkt Michael Brenner (München) op in het slothoofdstuk van ”Geschichte der Juden in Deutschland”.
De tientallen Joodse kinderen die op deze zonnige middag in de zandbak vlak bij die synagoge zitten te spelen, lijken er nog niet erg wakker van te liggen.
Verlaten begraafplaatsen, buiten de stad
Het aantal Joden in Duitsland mag dan vanaf de jaren negentig weer behoorlijk zijn toegenomen, in een aantal steden ook ‘gezicht’ hebben gekregen in in architectonisch opzicht juwelen van synagogen, dat neemt niet weg dat de –bloedige– sporen van de Joodse geschiedenis in het land nog overal terug te vinden zijn.
Op de talloze plaatsen waar zich eens de, grotere of kleinere, kampen bevonden, bijvoorbeeld. Of neem de –vaak onopvallende– gedenkstenen op plaatsen waar zich tot in de nacht van 9 op 10 november 1938 een synagoge bevond. Of ook de Stolpersteine (struikelstenen) die intussen in heel wat steden en dorpen herinneren aan Joodse inwoners die in de oorlog werden weggevoerd – woensdag zijn er in de Stierstrasse in Berlijn nog weer drie aangebracht.
Maar ook de vele Joodse begraafplaatsen in het land vertellen, doodstil, hun verhaal. Het Jüdischer Friedhof bij Nieheim bijvoorbeeld, of bij Beverungen, ook in Nederland geliefde vakantieoorden. Je moet er soms even naar zoeken, want ze liggen vaak, ietwat verscholen, buiten stad of dorp: Joden mochten niet bínnen de grenzen ter aarde worden besteld.
Maar dan, als het hek niet op slot zit tenminste, zie je ze: verweerde grafzerken met Hebreeuwse en/of Duitse letters, soms eeuwenoud. Zo ook op de begraafplaats bij het vakantiepark Gut Roggental, nabij Beverungen. Een gedenkmuur (foto) herinnert aan het „tragische lot van de Joden in de jaren 1933-1945 en de hier genoemde slachtoffers van de concentratiekampen.”
Na 1945 is er niet één graf meer bij gekomen.