Ds. M. Visser: Diaconaat is door hele Bijbel heen verweven
De betrokkenheid op diaconale zorg zit hem naar eigen zeggen in de genen. Als nieuwe voorzitter van het deputaatschap diaconaat in de Christelijke Gereformeerde Kerken (CGK) wil ds. M. Visser zich graag blijven inzetten voor het stimuleren van dienstbetoon, in de gemeente en daarbuiten.
Op de lagere school werd hij geraakt door de voorlichting van Woord en Daad over het werk in India. De betrokkenheid op de derde wereld, maar ook op de naaste in nood dicht bij huis, raakte hij niet meer kwijt. In zijn eerste gemeente, Klundert, werd ds. Visser voorzitter van de classicale diaconale commissie. Inmiddels is de Nunspeetse predikant tien jaar lid van het deputaatschap diaconaat in de CGK.
Recent volgde hij ds. K. T. de Jonge op als voorzitter. Onlangs hield hij op de landelijke diakenendag in Veenendaal de hoofdlezing over het thema ”Honger naar gerechtigheid”.
Diaconaat wordt vaak allereerst verbonden met barmhartigheid, terwijl u het accent legde op gerechtigheid. Vanwaar die insteek?
„Dat sloot aan bij het thema van de dag: ”Ieder het Zijne!” Gerechtigheid is evenals barmhartigheid een belangrijk kernwoord bij diaconaat, al is het misschien iets minder bekend. In Hebreeën 11 wordt een lange rij namen van gelovigen genoemd. In vers 33 staat onder meer dat ze gerechtigheid in praktijk hebben gebracht.
Barmhartigheid wordt soms –ten onrechte– geassocieerd met het helpen van mensen die zielig zijn, waarbij je boven de ander staat. Gerechtigheid maakt duidelijk dat we van Godswege náást elkaar geplaatst zijn. Vanuit die roeping komen we voor elkaar op. Het is belangrijk oog te hebben voor mensen die onrecht lijden, denk in onze tijd bijvoorbeeld aan mensen die bij een voedselbank aankloppen.”
Hoe belangrijk is diaconaat anno 2014?
„Diaconaat is altijd een wezenlijk kenmerk van de christelijke gemeente geweest. Als je het geloof in praktijk brengt, zie je ook om naar mensen in nood. Door de veranderende wetgeving in ons land –neem de WMO– en de ontwikkeling van een verzorgingsstaat naar een participatiesamenleving, wordt de aandacht voor diaconaat steeds belangrijker. Ik denk ook aan de secularisatie. De enige Bijbel die veel mensen nog lezen is onze levenswandel. Dan kom je ook uit bij diaconaat.”
In hoeverre leeft dat besef?
„Sommige kerkmensen hebben het idee dat het gaat om geloven en dat diaconaat –er voor de ander zijn– iets is wat erbij kan komen, als iets extra’s. Terwijl het Bijbels gezien een wezenlijk onderdeel van het geloof is. Geloven is iets persoonlijks, van het hart. Maar we mogen dat niet losmaken van het dagelijkse leven. Ik ben bezig met een prekenserie over Jakobus. In die brief zie je hoe geloven blijkt uit je daden. Als de Heilige Geest in je hart werkt, ontstaat er ook een verlangen naar levensheiliging, zonder dat dit een verdienstelijk karakter krijgt.
Overigens zie ik ook dat veel mensen zich van harte inzetten voor hun naaste, zonder dat ze dit expliciet als diaconale zorg benoemen. In Nunspeet bijvoorbeeld zijn vanuit de kerken honderden vrijwilligers actief in onder meer een hospice, bejaardenhuizen en een winkel van Woord en Daad die tweedehands spullen verkoopt. Die kant is er gelukkig ook.”
Ds. Visser benadrukt dat diaconaat een taak van de hele gemeente is. Hij wijst erop dat onderzoek aantoont dat veel diakenen overwegend praktisch bezig zijn. „Ze zien zichzelf ook vooral als doeners. Dat is belangrijk, maar ze hebben eveneens de taak gemeenteleden te stimuleren en toe te rusten op het diaconale vlak. We willen dat besef breder laten landen. Dat is ook de opdracht die we afgelopen najaar van de synode hebben meegekregen.”
Wat vraagt het stimuleren en toerusten van gemeenteleden van een diaken?
„Het betekent allereerst dat een diaconie aan beleidsvorming moet doen, om vervolgens te zoeken naar wegen om het beleid gemeentebreed uit te dragen en te kijken hoe je dat gezamenlijk kunt vormgeven. Dat is afhankelijk van de lokale situatie. Op veel plaatsen zie je bijvoorbeeld betrokkenheid van kerken bij een voedselbank. Er zijn ook kerkelijke gemeenten die werkzoekenden met elkaar in contact brengen om elkaar over en weer te helpen. Of denk aan aandacht voor kinderen van gescheiden ouders.”
Hoe ziet u de verhouding tussen diaconale zorg binnen de gemeente en daarbuiten?
„We hebben zowel een roeping naar binnen als naar buiten, dichtbij en ver weg. Het interne diaconaat krijgt over het algemeen veel aandacht. Als deputaten willen we diaconieën nadrukkelijk stimuleren om breder te kijken, bijvoorbeeld door deel te nemen aan diaconale platforms en WMO-raden, die een belangrijke gesprekspartner zijn voor de overheid. Er komt een stortvloed aan informatie over diaconieën heen. In diaconale platforms kun je zoeken naar een paar mensen die op specifieke punten kennis van zaken hebben, waarvan de kerken gebruik kunnen maken.”
Welke taak ziet u voor predikanten als het gaat om bewustwording van de diaconale roeping?
„Zij kunnen daarin een belangrijke rol vervullen, bijvoorbeeld door het onderwerp regelmatig aan bod te laten komen in de prediking. Dat is niet zo moeilijk, want diaconaat is door de hele Bijbel heen verweven. Als een predikant dat oppakt, is dat voor diakenen een belangrijke steun in de rug.”
In 2009 stelde diaconaal consulent A. Heystek dat diaconaat in preken nauwelijks aan bod komt.
„Ik denk dat hier inderdaad nog een flinke uitdaging ligt. Het is onze bedoeling om hierover als deputaten de komende jaren met predikanten in gesprek te gaan. Elke predikant heeft diaconaat in de opleiding meegekregen, maar misschien is het in de praktijk voor sommigen toch een beetje een blinde vlek. Het is belangrijk dat een predikant zich er bewust in verdiept en het een plek geeft in zijn werk.
Het is mooi om één of twee keer per jaar een diaconale zondag te hebben, maar diaconaat behoort wezenlijk tot élke eredienst. Dat kan behalve in de prediking op allerlei manieren vorm krijgen, bijvoorbeeld door concrete diaconale doelen te steunen, de gemeente daarover vooraf goed te informeren en het een plek te geven in de voorbede.”