ZWOLLE. Waterbedrijf Vitens verdedigt zijn besluit om de samenwerking met het Israëlische waterbedrijf Mekorot op te zeggen door te verwijzen naar een kritisch VN-rapport als het einde van alle tegenspraak. Het is niet overdreven om vraagtekens te plaatsen bij de objectiviteit van dat rapport.
In het stuk van de onderzoekscommissie wordt Mekorot beschuldigd van het schenden van een forse lijst aan internationale verdragen en mensenrechten. Het Israëlische waterbedrijf zou profiteren van de bezetting en helpen deze in stand te houden. Verder zou Mekorot water uit bezet gebied naar Israël transporteren. „Dankzij Mekorot gedijt in de Jordaanvallei een intensieve en winstgevende ”nederzettingenlandbouw”, terwijl de bestaansmogelijkheden van Palestijnse gemeenschappen in het gebied steeds kleiner worden”, aldus de rapportschrijvers.
„Als onderneming kun je dergelijke dingen niet zomaar naast je neerleggen”, aldus Vitenswoordvoerder Sebastien Kraaijeveld vorige week in deze krant.
Hypocrisie
Hoewel niet valt te ontkennen dat Israël geen volstrekt schone handen heeft, zijn er bij het genoemde VN-rapport vraagtekens te plaatsen. UN Watch, die het reilen en zeilen van de volkerenorganisatie kritisch volgt, legt er terecht de vinger bij dat de onderzoekscommissie voor het onderzoek alleen de Israëlische mensenrechtenschendingen op het oog heeft gehad en niet die van Palestijnse zijde.
De resolutie die leidt tot het onderzoek wordt in maart 2012 ingebracht door Pakistan namens de Organisatie van Islamitische Samenwerking, buiten de Verenigde Naties de grootste landenorganisatie. Alleen de VS stemmen tegen. De Israëlische premier Benjamin Netanyahu keurt het besluit van de VN-Mensenrechtenraad in felle bewoordingen af. „Dit is een hypocriete raad met een meerderheid die altijd tegen Israël stemt”, aldus Netanyahu. „Deze raad zou zich moeten schamen. Tot vandaag heeft de raad 91 besluiten genomen, 39 met betrekking tot Israël, 3 met betrekking tot Syrië en 1 met betrekking tot Iran.”
De Israëlische ambassadeur bij de VN in Genève, Aharon Leshno-Yaar, valt Netanyahu bij. „Ondanks het feit dat dit mijn vierde jaar is in Genève, sta ik nog steeds versteld van de hypocrisie van de Mensenrechtenraad”, zegt hij in een toespraak. „Deze raad gooit zelf olie op het vuur en wakkert de vlammen aan die hij juist zou moeten blussen.”
De Amerikaanse VN-ambassadeur waarschuwt dat de beslissing tot een onderzoek hernieuwde pogingen tot onderhandelingen tussen Israël en de Palestijnen zal schaden en dat het niet zal bijdragen aan de verbetering van de mensenrechtensituatie van zowel Israëliers als Palestijnen. „Dit besluit bevordert niet de vrede, maar zal Israël en de Palestijnen verder uit elkaar drijven.”
Een flinke klont boter op zijn hoofd heeft een vertegenwoordiger van het Syrische regime. Hij beschuldigt Israël van het versnellen van de bouw van nederzettingen, „een schending van de Conventies van Genève” en een „daad van piraterij”.
In maart 2012 besluit de minister van Buitenlandse Zaken Avigdor Liberman de medewerking aan de VN-Mensenrechtenraad op te schorten.
Vooringenomenheid
Uiteindelijk begint een commissie, die bestaat uit drie vrouwen, later dat jaar een onderzoek naar de gevolgen van de Israëlische nederzettingen voor de rechten van de Palestijnen. Voorzitter is Christine Chanet, die volgens de eerder genoemde UN Watch niet vies is van vooringenomenheid jegens Israël. Chanet beschuldigde Israël eerder van „totale discriminatie” in zijn omgang met de Palestijnen. Bovendien liet de Française zich eens ontvallen dat het „erg moeilijk is om een echte dialoog met Israël te voeren.”
Een ander commissielid is de Pakistaanse mensenrechtenactiviste en voormalig VN-rapporteur godsdienstvrijheid Asma Jahangir. Hillel Neuer, directeur van UN Watch, schrijft in 2005 in de Washington Post dat Jahangir niets heeft gedaan met talloze klachten die zijn organisatie bij haar indiende over de door de Saudische en Egyptische staat gesponsorde, van haat tegen Israël gevulde schoolboeken. „Jahangir tikte echter wél de Deense overheid op de vingers toen die in haar ogen niet snel genoeg de cartoons van de profeet Mohammed in een Deense krant veroordeelde.”
De VN-commissie die onderzoek doet naar de Israëlische mensenrechtenschendingen spreekt van 3 tot en met 8 november 2012 in de Jordaanse hoofdstad Amman met „slachtoffers van schendingen van de mensenrechten”, het Jordaanse ministerie van Buitenlandse Zaken, ambtenaren van de Palestijnse Autoriteit, internationale organisaties, ngo’s en VN-organisaties. Hoewel de commissie zelf zegt geen anonieme getuigenverklaringen te hebben opgenomen, is de identiteit van veel mensen met wie de onderzoekers hebben gesproken niet openbaar gemaakt. Dat maakt het onmogelijk de betrouwbaarheid van de verklaringen te toetsen.
Omstreden
De Mensenrechtenraad is al langer omstreden vanwege de anti-Israëlhouding die hij uitstraalt. Een fors deel van zijn resoluties en rapporten is tegen Israël gericht. Het land is het enige dat wordt uitgesloten van een regionale groep, waardoor het land niet ten volle kan participeren. De raad heeft bovendien bepaald dat Israël bij elke sessie verplicht moet worden besproken, los van wat er verder in de wereld speelt.
Toch heeft Israël ervoor gekozen om na de opschorting van de samenwerking in 2012 nu toch terug te keren naar de Mensenrechtenraad. Een aantal landen waarmee Israël goede relaties onderhoudt, heeft toegegeven dat de raad dient te worden hervormd, schreef RD-correspondent Alfred Muller eind vorig jaar in deze krant. Deze bevriende landen verzochten Israël opnieuw voor de raad te verschijnen.
Israël hoopt dat westerse landen in het vervolg de bepaling zullen negeren dat het land bij elke sessie moet worden besproken. Het belooft eventuele kritiek te accepteren, mits die binnen de normale agenda van de raad plaatsheeft.
Grote vraag is of de Mensenrechtenraad, waarin onder meer de islamitische staten Saudi-Arabië en Pakistan zitting hebben, Israël een eerlijke kans gunt of volhardt in het vooroordeel jegens het land.