Eijk: Leer en vervloekingen Trente „onverkort” van kracht
Kardinaal Eijk is er duidelijk over: de geloofswaarheden die het concilie van Trente in de 16e eeuw vaststelde, zijn nog „onverkort” van kracht. En dat geldt ook voor de vervloekingen die de kerkvergadering uitsprak over degenen die deze leerstukken verwerpen. Zoals de protestanten.
Het was vorige maand 450 jaar geleden dat het concilie van Trente werd afgesloten. Eijk, aartsbisschop van Utrecht, onderstreept in zijn werkkamer in Utrecht nog eens het belang van deze kerkvergadering in het Noord-Italiaanse Trente. Het concilie is volgens hem een teken van het „zelfreinigende vermogen” van de Rooms-Katholieke Kerk, dankzij „de leiding van de Heilige Geest.”
Trente maakte een einde aan tal van misbruiken binnen de laatmiddeleeuwse kerk, aldus Eijk. „Zoals de verhandeling van ambten, de on-Bijbelse invulling van het priesterschap en het gebrek aan discipline in de kloosters. Wat dat betreft heeft Trente orde op zaken gesteld. Het concilie is ook heel vruchtbaar geweest. Toen alle decreten waren doorgevoerd, leidde dat uiteindelijk tot het herstel van de ordening in de kerk.”
Trente droeg ook bij tot de afgrenzing van een aantal „geloofswaarheden” ten opzichte van de protestanten. Die vastgestelde geloofswaarheden gelden onverkort, zegt hij. „Bijvoorbeeld wat betreft de essentie van het sacrament van de eucharistie en de transsubstantiatie.”
Ban
De vervloekingen die Trente uitsprak, gaan volgens de kardinaal terug op wat de apostel Paulus in de Galatenbrief schrijft: „Wie een ander Evangelie verkondigt, die zij vervloekt.” Eijk: „Als iemand het geloof van de kerk in de eucharistie niet deelt, dan kan hij die ook niet ontvangen. De vervloeking of ban betekent in feite dat je buitengesloten bent van het ontvangen van de sacramenten, en dat geldt in die zin nog steeds.”
De vervloekingen en de ban hebben volgens Eijk betrekking op mensen die „met kennis van zaken, in het volle besef van de waarheid en met een vrije wil” de geloofswaarheden van de kerk verwerpen. „Dat is in zekere zin een theoretische kwestie. Er zijn veel mensen die een verkeerd beeld hebben van de Katholieke Kerk omdat ze zo zijn opgevoed, of ze hebben een ander godsbeeld. Dat kun je iemand persoonlijk niet aanwrijven. De vervloekingen van Trente moet je dan ook niet zo opvatten dat iemand voor eeuwig door God is vervloekt. Het oordeel is aan God; dat kan en mag je als mens niet vellen.”
Staatsrecht
Het concilie van Trente zette niet alleen de leerstellige puntjes op de i, de vergadering was ook van groot belang voor het regelen van de verhoudingen tussen parochies, bisdommen, kerkprovincies en de paus. Bovendien „herijkte” Trente de plaats van de kerk in het politieke bestel van West- Europa, zo laat Gerard Strijards zien in zijn onlangs verschenen boek ”Concilie van Trente” (uitg. Wolf Legal Publishers). Daarin gaat de bijzonder hoogleraar internationaal strafrecht in op de kerkelijke achtergrond van de internationale rechtsgemeenschap van staten en organisaties.
Na de protestantse Reformatie moest het concilie van Trente aanvaarden dat de paus niet langer de „universele wetgever der christenheid” was. Er waren immers staten die zonder goedkeuring van Rome een andere –protestantse– godsdienst kozen of waar het kerkelijk recht niet gold.
Na het concilie van Trente wordt de Rooms-Katholieke Kerk bestuurlijk gezien een juridische organisatie, concludeert Strijards. Het gevolg was dat het Vaticaan diplomatieke betrekkingen aanknoopte met allerlei staten. „Eigenlijk is de behoefte aan een departement van Buitenlandse Zaken het ultieme symptoom van het feit dat buiten de kerk zich andere soevereine rechtssferen gingen voordoen: de middeleeuwse kerk erkende gewoonweg geen buitenland.”
„Geen eerherstel Luther”
De Rooms-Katholieke Kerk deed de reformator Maarten Luther in 1521 in de ban. Eerherstel zit er voor de Duitse kerkhervormer niet in, zegt kardinaal Eijk. „Hij week op belangrijke punten af van de leer van de Katholieke Kerk. En de leer van de kerk blijft zoals die is.”
De ban betekende dat Luther buiten de gemeenschap van de kerk kwam te staan en niet meer mocht deelnemen aan de sacramenten, aldus de aartsbisschop van Utrecht. „Na zijn dood was dat natuurlijk niet meer aan de orde. Na de dood vallen we onder Gods oordeel, en dan moeten we ons –in dit leven trouwens ook al– toevertrouwen aan Gods barmhartigheid. Je kunt over personen geen oordeel vellen, alleen over wat ze zeggen en doen.”