Meerderheid classes voor SoW-fusie
Ruim tweederde van alle hervormde classes is vóór fusie van de Samen op Weg-kerken. Op de hervormde synode is op 12 december de instemming nodig van tweederde van de leden, die elk een classis vertegenwoordigen. Ook een grote meerderheid van de gereformeerde kerken en de lutherse gemeenten stemt in met het hun voorgelegde verenigingsbesluit.
Dat blijkt uit de reacties die kerkenraden en/of classicale vergaderingen uit de drie kerken op het voorgenomen besluit hebben gegeven. De hervormde, gereformeerde en evangelisch-lutherse synodes komen op 12 december ieder afzonderlijk bijeen om een besluit te nemen over de vereniging van de drie SoW-kerken. In de afgelopen maanden mochten kerkenraden en/of classes over het reeds in eerste lezing genomen verenigingsbesluit hun mening geven.
In de Nederlandse Hervormde Kerk (NHK) hebben alle classicale vergaderingen hun consideraties (meningen) over het verenigingsbesluit ingezonden. De commissie voor kerkordelijke aangelegenheden (KOA), die de hervormde synode adviseert, concludeert dat er in de NHK een groot draagvlak is om het verenigingsbesluit in tweede lezing vast te stellen. Van de 75 classicale vergaderingen stemmen 58 vergaderingen in met het voorgelegde besluit tot vereniging, 4 classicale vergaderingen hebben zich noch daarvoor noch daartegen uitgesproken, terwijl 13 classicale vergaderingen zich daartegen hebben verklaard.
De commissie wijst er in haar advies op dat de bezwaren die tegen de vereniging worden aangevoerd voor het merendeel bezwaren zijn tegen bepalingen van de kerkorde en tegen ordinanties die reeds in een eerder stadium aan de orde zijn geweest.
De commissie gaat ook in op signalen dat in hervormde gemeenten een deel -„soms een aanzienlijk deel”- van de leden en ambtsdragers van deze gemeenten niet zal ’meegaan’ als de Hervormde Kerk zich verenigt met de Gereformeerde Kerken in Nederland (GKN) en de Evangelisch-Lutherse Kerk (ELK). De commissie meent dat deze signalen zo moeten worden verstaan „dat van de kant van de kerk het uiterste gedaan moet worden om met (vertegenwoordigers van) de kerkenraden van bezwaarde gemeenten in gesprek te blijven over de wijze waarop de ontmoeting van de gereformeerde en de lutherse tradities in de verenigde kerk vruchtbaar gemaakt kan worden voor het groeien in het gemeenschappelijk belijden van de kerk.”
De KOA roept kerkenraden van bezwaarde gemeenten met klem op om met de kerk in gesprek te blijven over de wijze waarop men in de desbetreffende gemeente op een verantwoorde wijze binnen de Protestantse Kerk in Nederland zijn plaats kan innemen als kerkenraad, ambtsdrager en/of gemeentelid.
Het overzicht van reacties in de GKN laat zien dat 8 (van de 12) particuliere synoden hebben gereageerd. Van de 75 classes hebben 48 een eigen reactie ingezonden. In al deze reacties wordt geadviseerd tot vereniging. Van de 862 plaatselijke gereformeerde kerken hebben 616 kerken gereageerd: 517 kerken stemmen in met de vereniging, 49 kerken hebben zich daartegen uitgesproken, 40 kerken geven als reactie ”ja mits” of ”nee tenzij”, terwijl 10 kerken zich niet duidelijk hebben uitgesproken.
Deputaten voor de kerkorde en de daarvoor aangewezen synodecommissie, die de synode van de GKN adviseren, zeggen uitgebreid te hebben gesproken over de reacties en de zorgen die ook door voorstanders van de vereniging onder woorden zijn gebracht. De meerderheid van commissie en deputaten komt daarbij tot de conclusie „dat de ingebrachte reacties niet van dien aard zijn dat wijziging van het voorliggende besluit noodzakelijk is.”
In het meerderheidsrapport gaan deputaten en commissie nader op de ingebrachte bezwaren in. Zij constateren dat onduidelijkheid over de financiën veelvuldig als zorg wordt genoemd, en daarnaast de zorg dat de zelfstandigheid van plaatselijke gereformeerde kerken in gevaar komt. Het meerderheidsrapport is van mening dat de regelgeving op dit punt voldoende waarborgen biedt, maar acht het gewenst dat in de toekomst nader wordt bezien en geëvalueerd hoe deze regelingen in de praktijk werken.
Een minderheid (van zes leden uit de synodecommissie) is een andere mening toegedaan. Zij stellen zich op het standpunt dat (met name) aan de plaatselijke zelfstandigheid van de gereformeerde kerken zodanig tekort wordt gedaan, dat zij op dit moment niet kunnen instemmen met het besluit tot vereniging. Het minderheidsrapport is op dit moment nog niet beschikbaar.
De notitie van de synodale commissie van de ELK geeft aan dat van bijna alle evangelisch-lutherse gemeenten een reactie is ontvangen. Dit zijn zowel reacties van kerkenraden als van gemeentevergaderingen. Van de lutherse gemeenten die hebben gereageerd, zegt 69 procent ja tegen de vereniging en 29 procent opteert voor een nee. Vier gemeenten hebben zich niet uitgesproken.
In een reactie op de cijfers zegt drs. P. J. Vergunst, algemeen secretaris van de Gereformeerde Bond, dat er blijkens de consideraties een groot draagvlak voor de vereniging is. „Dat geeft aan dat zij die willen leven in gebondenheid aan en vanuit de gereformeerde belijdenis in onze Hervormde Kerk een minderheid vormen: een pijnlijke werkelijkheid.” Tegelijk wijst hij erop dat dertien classes „een enorm aantal meelevende leden van de kerk” vertegenwoordigen die deze weg niet begeren. „Nu alles gezegd en geschreven is, willen we vooral bidden om besluiten waarmee de kerk gediend is en waarbij de gemeenten heel blijven. In die zin onderstreep ik de klemmende oproep om ook na 12 december met elkaar in gesprek te blijven en tot het uiterste te gaan om elkaar vast te houden”, aldus Vergunst.
Ds. Tj. de Jong, hervormd predikant in Staphorst, vindt dat „keihard het recht van de numerieke sterkste wordt verdedigd met ondemocratisch machtsvertoon, zonder begrip voor wezenlijke bezwaren.” De interpretatie van de cijfers acht hij arbitrair. „Hoeveel lidmaten en meelevenden stemmen tegen? Wie worden vertegenwoordigd door de voorstemmers in de synode?” De uitleg van de signalen vindt hij droevig. „Moeten we in gesprek blijven met hen die zwaaien met numerieke overmacht als slotoffensief op hoge toon, als schot voor de boeg? Ik had liever geen voorstellen en suggesties van het moderamen. Men kan beter met deze getallen erkennen dat SoW is mislukt.”
Ds. D. Westerneng, voorzitter van het Confessioneel Gereformeerd Beraad (CGB), legt de vinger bij de negentig gereformeerde kerken (15 procent van alle reacties) die de synode hebben geadviseerd het besluit tot vereniging niet te nemen. „We hebben beslist oog voor het dilemma waarin de gereformeerde synode verkeert”, zegt hij. „Er is immers een ruime meerderheid vóór fusie. Maar in de kerk nemen we besluiten, indien enigszins mogelijk, bij eenstemmigheid. Bij een zo grote weerstand is het niet wijs het verenigingsbesluit te nemen. Dat geldt zeker in de Hervormde en Evangelisch-Lutherse Kerk, waar de percentages tegenstanders hoger liggen.”
Ds. L. W. Ch. Ruijgrok, voorzitter van het Comité tot behoud van de Nederlandse Hervormde Kerk, vindt het moeilijk om op de voorliggende cijfers een reactie te geven. „De KOA hanteert de stemverhouding in de classes als uitgangspunt. We weten echter dat de indeling van de classes bepaald geen recht doet aan de verhoudingen op het grondvlak. Bekend is het voorbeeld van de classis Middelstum in Groningen. Deze telt ruim 5200 lidmaten en doopleden. Deze classis zal ongetwijfeld vóór zijn geweest. De classis Nijkerk daarentegen telt ruim acht keer zo veel hervormden, bijna 43.000. Deze classis is massaal tegen. Doe je recht aan het grondvlak, dan zou de stem van de classis Nijkerk dus acht keer zo zwaar moeten tellen als die van Middelstum.”
De Comité-voorzitter wijst ook op de reactie van de KOA op het feit dat gemeenten of delen ervan te kennen geven in geweten niet mee te kunnen richting de PKN. „De KOA ziet dit als een signaal om blijvend met bezwaarden in gesprek te blijven. Maar met gesprekken alleen komen we er niet. Als men werkelijk breuken en scheuren in vele gemeenten wil voorkomen, moet men tot aanvullende besluitvorming komen die de gewetensbezwaren wegneemt. Ik weet dat tal van gemeenten en ook enkele classes dienaangaande voorstellen hebben gedaan. Hopelijk worden deze in de besluitvorming meegenomen.”