NUNSPEET. Gemeenteleden met een homoseksuele gerichtheid hebben binnen de gemeente dezelfde positie als andere leden. Seksuele omgang tussen mensen van gelijk geslacht is echter niet in overeenstemming met het Woord van God en moet derhalve zonde worden genoemd.
Dat stellen de Christelijke Gereformeerde Kerken (CGK) in woensdag verschenen studierapport over homoseksualiteit en homorelaties. Lees hier het rapport.
De generale synode van de CGK, bijeen in Nunspeet, sprak woensdagmorgen achter gesloten deuren over het rapport. De landelijke kerkvergadering besloot in 2007 een studiecommissie in te stellen om een „Bijbels verantwoorde visie” op homoseksualiteit te ontwikkelen.
De Christelijke Gereformeerde Kerken erkennen in het rapport dat er in het verleden in het algemeen te weinig specifieke aandacht is geweest voor een pastoraal spreken en handelen inzake homoseksualiteit en homoseksuele relaties. De kerk spreekt uit dat gemeenteleden met een homoseksuele gerichtheid binnen de gemeente van Christus dezelfde positie hebben als andere leden van de gemeente. „Hun gerichtheid doet daaraan niets af. Zij zijn volwaardig en gelijkwaardig lid van de gemeente, delen in de onderlinge zorg en worden met hun eigen gaven ingeschakeld tot opbouw van het geheel.”
Seksuele omgang tussen mensen van gelijk geslacht en relaties waarin die omgang gestalte krijgt, zijn volgens de CGK „niet in overeenstemming met het Woord van God en moeten derhalve zonde worden genoemd.” Hierbij heeft de kerk in haar pastorale verantwoordelijkheid de weg van kerkelijke vermaning te gaan „in overeenstemming met Schrift, belijdenis en kerkorde.”
De CGK tellen naar schatting tussen de anderhalf- en tweeduizend leden met een homoseksuele gerichtheid. Er is een handreiking opgesteld met het doel „homoseksuele broeders en zusters bij te staan hun weg te gaan bij het Woord van God en hun eigen plaats te hebben in de gemeente van Christus.”
In de handreiking staat onder meer dat een verandering van de seksuele oriëntatie „niet geheel mag worden uitgesloten. Alleen al niet vanwege de almacht van God maar ook niet omdat de achtergrond van de homoseksualiteit soms traceerbaar is naar bepaalde ervaringen of omstandigheden in het verleden. In de meeste gevallen moet verandering echter onmogelijk worden geacht. Dan zal de homoseksuele gerichtheid levenslang „een doorn in het vlees” blijven. Pastor en gemeente zullen hun broeder of zuster dan ondersteunen in de aanvaarding van die realiteit.”
Het rapport wijst intieme homoseksuele relaties af. „Elke oprecht bewogen pastor zal de intentie herkennen achter het pleidooi dat sommigen doen om als kerk vrede te hebben met homoseksuele relaties van liefde en trouw, ook al om te voorkomen dat het branden van begeerte zou leiden tot groter kwaad. Daarbij wordt nogal eens verwezen naar de tegemoetkomendheid van God in het toestaan van de scheidingsakte en ook in het gedogen van polygamie. Maar alleen al op inhoudelijke gronden gaan deze vergelijkingen mank. Afgezien daarvan vinden we nergens in de Bijbel een dergelijke tegemoetkomendheid met betrekking tot homoseksuele relaties.”
In de prediking kan verwoord worden dat een homoseksuele gerichtheid op zichzelf geen zonde is en dat homoseksuele gevoelens dat ook niet per se zijn. „Laat ook doorklinken dat een heteroseksuele gerichtheid niet minder getekend is door de gebrokenheid en even vatbaar voor zonde. Ook mag de gemeente worden oproepen in het publieke domein haat en afwijzing van mensen op basis van hun seksuele gerichtheid tegen te gaan.” Binnen de gemeente geldt het gebod „elkaar te aanvaarden zoals Christus ons aanvaard heeft. Dat betekent: inclusief onze gebrokenheid.”
Mag een kerkenraad verdragen dat twee vrienden of vriendinnen, met een belofte zich van seksuele handelingen te onthouden, samen onder één dak gaan wonen? „Wie zijn broeder of zuster wil helpen de weg van Gods Woord te gaan, zal hem of haar ernstig ontraden op deze wijze de verleiding op te zoeken. Toch is het de vraag of aan homogemeenteleden een zuivere vriendschap met iemand van hetzelfde geslacht mag worden ontzegd. Te denken valt aan de niet-seksuele maar wel sterke, intieme en ook affectieve vriendschap tussen David en Jonathan. Op die wijze zou enigszins tegemoet gekomen worden aan het verlangen van homoseksuele broeders en zusters.”
Wanneer een gemeentelid kiest voor een homoseksuele relatie en zich niet onttrekt aan de ambtelijke zorg, zal deze zorg ook het karakter van waarschuwing en vermaan moeten krijgen. „Grote zorgvuldigheid is daarbij geboden want niet altijd is de aard van de relatie (direct) precies duidelijk. Als er reden is om te vermanen zal dat ernstig, barmhartig en bewogen geschieden.”