Psychiater Arjan Braam: Mensen die geloven, herstellen sneller
UTRECHT. Als een psychiater niet in de gaten heeft hoe belangrijk het geloof voor zijn cliënt is, mist hij veel van de achtergrond van de problemen die hij op zijn bordje krijgt. Dat moet veranderen, vindt psychiater Arjan Braam. Donderdagmiddag sprak hij zijn oratie uit als bijzonder hoogleraar.
Een jongeman dacht dat hij Jezus was. Hij woonde in een evangelische woongroep. Psychiater Arjan Braam (1969), zelf rooms-katholiek, ontmoette hem geregeld. Hij constateerde dat de jongeman later een grote reserve kreeg ten opzichte van de evangelische levensbeschouwing.
Wat was daarvan de oorzaak? Wat zijn de gevolgen van een religieus geladen psychose op de geloofsbeleving? Hoe staat zo’n patiënt op lange termijn in het leven? En hoe komt het dat religieuze patiënten hun ervaringen soms onder een normale geloofsbeleving scharen, terwijl niet-religieuze behandelaars ze als afwijkend bestempelen?
Het zijn vragen die Braam graag beantwoord ziet. Daar gaat hij zelf hard aan werken. Vanmiddag sprak hij zijn oratie uit als bijzonder hoogleraar aan de Universiteit voor Humanistiek in Utrecht. Te veel behandelaars laten het geloof van hun patiënt buiten beschouwing, was zijn centrale boodschap.
Waarom is meer aandacht voor religie in de ggz zo belangrijk?
„Het probleem is dat van de hulpverleners in de ggz bijna niemand nog een religieus vocabulaire heeft. Dan bedoel ik natuurlijk niet organisaties als Eleos; daar gaat het wel goed. Maar in de doorsnee-ggz is die kennis meestal afwezig, terwijl aan geloof gerelateerde vragen immens groot kunnen zijn. Denk aan de afschuwelijke ervaring dat God afwezig is, iets wat veel voorkomt. Mensen hebben het gevoel in de steek gelaten te zijn. En ook zijn er grote psychopathologische verschijnselen waarin religie vaak een rol speelt, zoals christuswanen.”
Psychiaters kunnen daar weinig mee?
„Het contact van psychiaters met hun patiënten is vaak beperkt. Als een patiënt ook contact heeft met een geestelijk verzorger, hoort die doorgaans veel meer over de religieuze beleving van de patiënt dan de behandelend psychiater.”
Zitten psychiaters er wel op te wachten om meer ruimte voor geloof te bieden?
„Ik denk dat ons land veel meer ontspannen is geworden over deze thema’s. Twintig jaar geleden werd er veel sarcastischer gereageerd dan nu. Maar inderdaad, als je gaat praten over bidden terwijl je er zelf niet veel van snapt, is dat moeilijk voor behandelaars. Ik roep behandelaars er ook niet toe op om met patiënten te gaan bidden, maar het lijkt me wel haalbaar dat zij beter kunnen taxeren dat een groot deel van de pijn op geloofsvlak kan liggen.
Vragen over wat lijden betekent, of de dood, zijn herkenbaar voor ieder mens. In andere vakgebieden, zoals de oncologie, wordt hier al volop over gesproken. Dat kennen we helaas nog niet in de ggz.”
Geloof wordt soms juist gezien als onderdeel van het probleem, zoals bij godsdienstwanen. Terecht?
„Nee. We praten niet over bijvoorbeeld Facebookwanen, wel over godsdienstwanen. Dat is vreemd. Wanen vullen zich met het onderwerp waarmee mensen zich bezig houden; het is niet de godsdienst die de waan maakt.
Onderzoeksliteratuur is er juist heel duidelijk over dat positieve factoren van godsdienst zwaarder wegen bij psychische aandoeningen dan de negatieve factoren, die er ook zijn. Mensen die hun geloof belangrijk vinden, herstellen sneller en kunnen ook beter tegen allerlei vormen van stress. Ook het feit dat er vaak op het geloof betrokken mensen om hen heen staan, is een positieve factor.”
Heeft Aleid Schilder, die eind jaren tachtig stelde dat gereformeerd geloven eerder tot depressie leidt, dus definitief ongelijk gekregen?
Braam lacht. „Nee, voor mensen die in een depressie zijn gevallen heeft ze misschien heel erg gelijk. Maar je kunt die stelling niet zomaar generaliseren voor alle gereformeerden. Er is een donkere laag in de beleving van godsdienst, maar wat critici veel te vaak over het hoofd zien is de invloed van de genadeleer. Veel gelovigen staan juist dankbaar en positief in het leven. Wat exact de rol van dankbaarheid bij orthodox-gereformeerden is, weet ik niet. Het zou een onderzoek waard zijn.”