Binnenland
Angst en ontreddering op de vlucht naar Lampedusa

ROTTERDAM. Meermalen kijkt hij de dood in de ogen. De vlucht uit Somalië via Lampedusa in Italië valt hem zwaar. „Het is een hel”, zegt Mohammed (45) ernstig. „Lampedusa is erg, de Sahara is erger.”

beeld RD
beeld RD

Mogadishu, 2005. Militairen bewaken vanuit mitrailleurnesten de straten van Mogadishu. De veiligheidssituatie in de hoofdstad van Somalië is belabberd. Een burgeroorlog teistert het Afrikaanse land, terreurgroep al-Shabaab zaait dood en verderf.

„In Mogadishu moet je elke dag bang zijn vermoord te worden”, legt Mohammed –niet zijn werkelijke naam– uit. „Het geweld is willekeurig. De ene stam vecht tegen de andere. Niemand beschermt je.” Op een dag dringen acht „bandieten” het huis van Mohammed binnen. Ze ontvoeren hem en verkrachten zijn vrouw Shirley.

Na betaling van losgeld komt Mohammed weer op vrije voeten. De Somaliër besluit –samen met zijn vrouw– z’n biezen te pakken. „Een moeilijke beslissing”, zegt hij terugblikkend. „Je verlaat je vaderland. Je weet dat je een zware tocht te wachten staat, vol risico’s. Maar we konden de pijn niet langer verdragen.” Even staart hij voor zich uit, een pijnlijke trek op z’n gezicht.

In juni 2006 beginnen Mohammed en Shirley –met vijftien anderen– aan een lange, ongewisse vlucht van ruim 5200 kilometer. Vanuit Somalië naar Ethiopië, via Sudan naar Libië. Met de bus, te voet, op de laadbak van een pick-up. Om vervolgens vanaf Tripoli de levensgevaarlijke oversteek over de Middellandse Zee naar Lampedusa in Italië te wagen.

De vluchtelingen krijgen na vertrek uit Somalië hulp van nomaden. „De ene gaf een geit, een ander een schaap. Die konden we in de hoofdstad verkopen voor onze reis.” Ook op de rest van de vluchtroute staan mensen klaar om te helpen. Maar dan alleen tegen contante betaling.

Overal loert gevaar. Leeuwen en hyena’s, regen en hitte. Het groepje illegalen probeert ongezien Sudan te bereiken. Dag en nacht zijn ze op hun hoede. „Elk lichtje moet je ontwijken. Het kunnen boeren zijn die je verraden, of agenten die je oppakken.”

Het moeilijkste deel van de vlucht is de voettocht van 28 dagen door de Sahara. De zon brandt. „Het was warm, érg warm. We hadden dorst, we waren vies, we konden niet douchen.” Regelmatig bezwijken mensen in deze woestijn, weet Mohammed.

Meermalen slaat de twijfel bij de vluchtelingen toe. „Je weet dat het een foute weg is. Maar hoe groot de moeilijkheden ook zijn, het grote doel, Europa bereiken, is groter.” Hij kijkt vastberaden – een wit gebreide trui over z’n donkerbruine huid. In z’n gebit ontbreekt een enkele tand.

De Somaliërs komen in contact met Sudanese mensensmokkelaars. Ze vangen de lange reis van 3500 kilometer door de woestijn richting Libië aan. Met in totaal 28 man in de open laadbak van een pick-up. Een baby van zes maanden overlijdt onderweg. Tragisch.

Halverwege de Sahara dragen de Sudanezen de vluchtelingen over aan Libische smokkelaars. De Libiërs beginnen de groep direct te chanteren. „Ze eisten meer geld dan de afgesproken 500 dollar. We hadden de keus: direct betalen of achterblijven in de woestijn.” Mohammed vecht tegen z’n tranen. Met een sjaal veegt hij langs zijn vochtige ogen. „Het is niet voor te stellen. Je wordt letterlijk verhandeld, doorverkocht. Dit wens je niemand toe.”

De Libiërs houden de groep ‘gevangen’, mishandelen en verkrachten de vrouwen, vertelt Mohammed. „Onmenselijk. Libiërs zijn écht slecht. De enige manier is jezelf vrijkopen. Anders vind je de dood.” Hij zucht. „Iedereen maakt misbruik van je.”

Zes maanden na hun vertrek uit Mogadishu bereiken Mohammed en zijn vrouw hun voorlopige reisdoel in Benghazi, Libië. Anderhalf jaar blijven ze hier. Zoon Guled komt hier –via een keizersnee– ter wereld. De Somaliërs steken de handen uit de mouwen om geld voor de overtocht naar Lampedusa bij elkaar te schrapen.

Mohammed en zijn vrouw Shirley besluiten –met hun baby van zes maanden– de levensgevaarlijke oversteek van Libië naar Italië te maken. „Je neemt een groot risico. Je gaat het redden of je komt om op zee, je haalt Italië of je bereikt je begraafplaats.”

De tocht van drie dagen van Tripoli naar Lampedusa kost 900 dollar per persoon – baby gratis. De Somaliërs worden ’s nachts naar een geheime plek gebracht, waar een boot klaarligt. „Een opblaasbare rubberboot met houten planken aan de binnenkant. Zeven meter lang, veertig mensen aan boord.”

De omstandigheden op de boot zijn mensonterend. „We mochten niet gaan staan, niet bewegen. Daarmee zouden we de anderen in gevaar brengen. Onze behoefte moesten we ter plekke doen.” Hij grijnst. „Gewoon laten lopen.”

Drie dagen lang verblijven de vluchtelingen op het rubberbootje. Angst en onzekerheid grijpen om zich heen. Overal water, nergens is ook maar één stipje land te zien. „Je vraagt je voortdurend af óf je aankomt en wáár je aankomt.” De ontberingen zijn groot. „We hadden nog geen glas water om te drinken”, zegt Mohammed moeilijk. Hij verbergt zijn hoofd in z’n handen. „Dit waren de drie moeilijkste dagen van mijn leven.”

Dan volgt, na drie dagen, het verlossende woord. Land in zicht! Waar honderden andere vluchtelingen op de Middellandse Zee een zeemansgraf vinden, slaagt de groep Somaliërs er uiteindelijk in Lampedusa, het eiland voor de Italiaanse kust, te bereiken. „Mijn droom.” Dankbaarheid overheerst.

Maar opnieuw wacht een bittere teleurstelling. „Als je in Europa aankomt, hoop je op bescherming, op onderdak, op hulp.” Ze worden opgepakt en in een opvangcentrum vastgezet. „Je hebt geen enkel recht. Je bent helemaal niets. Het enige wat je bent zijn de vingerafdrukken die zijn gemaakt.”

Voor de Somaliërs volgt een lange periode van juridisch getouwtrek, in Italië, in Zweden en weer in Italië. Het gezin wordt in Rome en Stockholm verrijkt met twee zonen. De oudste, Guled, kampt met ziekte, reden waarom het gezin uiteindelijk in Nederland onderdak kan krijgen. Sinds eind augustus beschikken ze over een verblijfsvergunning. „Geweldig.”

De Somaliër ziet zijn grote droom eindelijk in vervulling gaan. Hij is de Nederlandse regering „erg dankbaar.” Toch overheersen zorgen. Guled blijkt te lijden aan leukemie. Het jochie heeft zijn eerste chemokuur achter de rug.

Mohammed is blij met Nederland. Toch zou hij de lange, gevaarlijke reis niet opnieuw maken. „Tegen Somaliërs zeg ik: Stop! Doe het niet. Je droom komt niet uit. Je krijgt niet wat je nodig hebt. Lampedusa is erg, de Sahara is erger. Maar ook Italië is verschrikkelijk.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer