Het eerste deel van de ”Verzamelde geschriften van ds. L. G. C. Ledeboer” verscheen in 1977, bij uitgeverij Den Hertog in Houten. Uiteindelijk werden het drie delen, samen ruim 1700 bladzijden. Het was Herman Natzijl die ervoor zorgde. „Je zou dit het levenswerk van Natzijl kunnen noemen”, zegt Anthon Bel, Natzijls opvolger bij Den Hertog.
Natzijl heeft alle bekende en onbekende geschriften van en over ds. Ledeboer opgespoord. „Om een volledig beeld te krijgen van de predikant uit Benthuizen bezocht hij bijvoorbeeld ook mr. L. V. Ledeboer, een achterkleinzoon van een broer van de predikant. Deze gaf inzage in brieven en andere stukken uit het familiearchief. De Utrechtse emeritus hoogleraar prof. dr. S. van der Linde, niet bepaald een ledeboeriaan, bleek bereid Natzijl van adviezen te voorzien en het manuscript vooraf in te zien.”
Op het moment dat Natzijl aan het onderzoek naar Ledeboer begon, werkte hij nog als calculator bij een grafisch bedrijf. Later kwam hij als uitgever in dienst van Den Hertog. „Hij heeft grote kennis van de kleine kerkgeschiedenis en heeft ook in die sector voor onze uitgeverij baanbrekend werk verricht. Voor mijzelf betekende het een hernieuwde en intensieve kennismaking met de geschriften van en over Ledeboer. Graag had Natzijl nog nader onderzoek naar Ledeboer willen doen, maar zijn gezondheidstoestand laat dat niet meer toe.”
Wat was uw eerste kennismaking met Ledeboer?
„Dat was op de catechisatie bij de jonge ds. H. Rijksen, in de gereformeerde gemeente te Vlaardingen. Ik was negen jaar oud. Later gingen de kinderen in Vlaardingen naar de catechisatie als ze twaalf jaar waren, en dan kreeg je Hellenbroek, maar voor de ‘kleintjes’ was er toen het vragenboekje van Ledeboer: ”Een klein vragenboekje voor kinderen”. Het zijn maar 97 vragen en antwoorden, meestal kort en bondig. Een antwoord heeft bij Ledeboer soms maar twee woorden. Er zijn vragen bij die me mijn hele leven zijn bijgebleven. Zoals: „Wat is de grootste ellende?” Antwoord: „Zijn ellende niet te gevoelen.” „Wie zijn de gelukkigste mensen?” Antwoord: „Die geen groter geluk kennen en begeren dan Gods wil te doen.” „Wie zijn de ongelukkigste?” Antwoord: „Die eigen wil en zin blijven doen.””
Hoe actueel is het vragenboekje nog?
„Het is hoogst actueel. Het vragenboekje van Ledeboer is namelijk helemaal gegrond op Gods Woord. Alles wat nodig is om gekend te worden, staat erin. Ernstig en gunnend richt Ledeboer zich tot de kleine kinderen. Hij praat eigenlijk meer met hen. Wanneer het gaat over de onbekeerde mens, vraagt Ledeboer: „Kunnen wij uit die toestand verlost worden?” En het antwoord is: „Ja.” Wanneer het gaat over de kwade begeerten van een mens, vraagt Ledeboer: „Wat wil God dat wij begeren zullen?” Het antwoord luidt: „Hem alleen.”
Ledeboer is ook heel evenwichtig. Als het gaat over de wedergeboorte, gewerkt door Woord en Geest, laat hij de kinderen leren: „Moeten wij Hem ook om die Geest bidden?” „Ja, beslist”, is het antwoord. Op de volgende vraag: „Hebben wij grond daartoe?” zegt hij eenvoudig: „Ja, in onze doop.””
Het vragenboekje maakt al sinds de jaren zestig deel uit van het fonds van Den Hertog. Wordt het nog veel gebruikt?
„Ieder jaar worden er nog steeds zo’n 1500 exemplaren verkocht. En dat is al meer dan veertig jaar zo. In totaal moeten er dus meer dan 60.000 boekjes verkocht zijn. Het wordt nog steeds gebruikt in de (Oud) Gereformeerde Gemeenten (in Nederland).”
Lange tijd kenden velen alleen de biografie van J. H. R. Verboom, ”Rondom de kansel van Benthuizen”.
„In het jaar 1900 verscheen ook de biografie ”L. G. C. Ledeboer in zijn leven en arbeid geschetst”, van de hand van de gereformeerde kerkhistoricus ds. Johan Herman H. Landwehr (1864-1930), mederedacteur van de ”Christelijke encyclopedie”. In 1910 kwam hiervan een herziene editie uit. Dat was echter sinds vele jaren niet meer verkrijgbaar.”
Wat was het belang van Ledeboer voor het verloop van de kerkgeschiedenis?
„Ledeboer was een herder van de verstrooide schapen, maar hij had er geen enkele behoefte aan om de kudde te organiseren. Hij preekte overal waar hij maar gevraagd werd. En toch heeft hij veel gemeenten geïnstitueerd. Daarbij was hij een man van orde. Nergens lees je dat er moeilijkheden waren rond zijn persoon. Hij had geen moeilijk karakter. Zijn Godsvreze en zijn nabije leven dwongen respect af. Zijn invloed op andere mensen was erg groot. Vooral als het om geestelijke zaken ging. Maar zelfs ook als het om kleinigheden ging. Iemand schreef eens: „Als Ledeboer een pijp opstak, deden zijn volgelingen dat ook. Deed hij het niet, dan rookten zij ook niet.””
Ledeboer schrijft over zichzelf als een kruiper en een kermer en een onnutte dienstknecht. Is er méér over hem te zeggen?
„Jazeker! Hij noemde zichzelf inderdaad een kruiper, een kermer en een onnutte dienstknecht. Maar hij sprak vooral goed van God. Ds. P. van Dijke, die door Ledeboer in het ambt werd bevestigd, schreef over hem: „In de leer heeft hij zich betoond zuiver gereformeerd te zijn, predikende een dode zondaar en een levende en leven en zaligheid gevende Christus. Die rechte gereformeerde, op Gods Woord steunende gronden, vond men in onze leraar, inwendig door God geleerd, niet alleen in het begin van zijn weg, maar ook in zijn voortgang, ja tot aan zijn einde toe; en zo kon het niet anders of hij moest ook aan anderen zulks leren. Het schepsel niet en God het al!”
Het zielenheil van zijn medemensen ging Ledeboer zeer aan het hart. Vrijmoedig sprak hij de mensen aan, zelfs op straat, over de grote vraag van ieders leven, in welke verhouding men stond ten opzichte van de Heere Jezus. Daarbij stond hij niet hoog met zichzelf. In Rotterdam zag hij eens dat er een man werd opgepakt wegens openbare dronkenschap. De predikant zag het aan en zei toen: Daar wordt Ledeboer opgepakt.”
Kunt u iets zeggen over zijn geschriften?
„Ik moet eerlijk zeggen dat niet alles wat Ledeboer geschreven heeft gemakkelijk en vlot leesbaar is. Niet altijd is hij in zijn gedachtegang eenvoudig te volgen. Hij schreef nog weleens op wat hij op datzelfde moment in gedachten kreeg. Over de vorm van het geschrevene bekommerde hij zich weinig. Zelf schreef hij: „...zonder overdenking in het schrijven van hetzelve.” Je moet zijn geschriften dus langzaam lezen en goed tot je laten doordringen. Er wordt nog weleens wat geciteerd om een eigen standpunt met dat citaat te onderbouwen, maar dan gaat het niet altijd goed. Goed lezen is zeker hier geboden. Ledeboer was niet uit op leerstelligheden. Zijn belangrijkste doel tijdens het schrijven was de praktijk van het leven. Ledeboer schreef primair om de ander te stichten. Het is dus het beste als meningen en standpunten tijdens het lezen geen enkele rol spelen, maar dat je leest met een heilbegerig hart.”
Wat heeft u het meest getroffen in zijn geschriften?
„Wat hij op 3 oktober 1844 vanuit de gevangenis in Leiden schreef. Als dat op een groot bord in iedere consistorie zou hangen, en als het ook ter harte genomen zou worden, zou er veel minder narigheid zijn: „Zeker zijn deze volgende verkeerde geesten. Ten eerste: Het oude beminnen omdat het oud is, en het nieuwe verwerpen omdat het nieuw is. Ten tweede: Anderen niet te kunnen dragen in dingen die wij met het Woord Gods niet kunnen bewijzen. Ten derde: De Geest aan banden leggen. Het Woord naar onze mening, gedachten en gevoel uitleggen, verstaan en toepassen. Ten vierde: Ons maar bij enige weinigen bepalen en het Evangelie monopoliseren, dat is: er een alleenhandel van maken. Ten vijfde: Zeggen: dat en dat en dat moet gij eerst doen eer dat gij tot Christus komen kunt. Dat evenzo ongerijmd is als te zeggen: gij moet eerst schoon zijn om gewassen te kunnen worden. Eerst gekleed worden om gekleed te kunnen worden, enzovoort. Ten zesde: Het Evangelie niet aan allen te verkondigen, schoon het alleen is voor de uitverkorenen. Maar dat weet de Heere, naar de raad Zijns willens, tevoren bepaald wat geschieden zou. Maar wij zien dit doorgaans eerst achteraf. Men mag niet bij- noch afdoen, maar de volle raad Gods verkondigen. De verborgen dingen zijn voor den Heere onze God, maar de geopenbaarde zijn voor ons en voor onze kinderen. Ten zevende: Wanneer er een driftige, voorbarige, eigenwillige en doordrijvende geest in ons is, die ons niet toelaat de zaken wel te overwegen, te wikken en te overleggen. Als Petrus deed. Handelingen 12:12: En als hij alles overlegd had, enzovoort.””
Anthon Bel
Anthon Bel (63) werkt sinds 1989 bij uitgeverij Den Hertog. Hij schreef tal van artikelen over de kleine kerkgeschiedenis en de levensbeschrijvingen van ds. G. van Reenen en ds. H. Ligtenberg.
In Kerkbreed wordt iedere week een persoon aan het woord gelaten over een gebeurtenis of ontwikkeling in de breedte van het kerkelijk leven. Vandaag Anthon Bel, uitgever bij uitgeverij Den Hertog te Houten, over ds. L. G. C. Ledeboer, die in dit katern centraal staat.