Elke vrijdag werd er in de zestiende eeuw in het belangrijkste kerkgebouw van Genève, de Saint-Pierre, een vergadering gehouden waarbij alle predikanten die binnen het gebied van de stad dienstbaar waren, aanwezig waren.
Het belang van deze zogenaamde congrégation werd dermate groot geacht dat zonder geldige reden geen predikant verstek mocht laten gaan. Om de beurt werd eenieder gevraagd om een gedeelte uit de Heilige Schrift te lezen en uit te leggen. Hierop volgde de primaire reactie van een collega, zoals de Heilige Geest het hem ingaf. Daarna namen ook anderen aan de bespreking deel.
Deze gezamenlijke Bijbelstudies van de dienaren van het Woord werden ook bijgewoond door belangstellende gemeenteleden, zowel mannen als vrouwen. Al namen zij geen deel aan de exegetische en homiletische discussie, het was hun wel toegestaan om vragen te stellen. Calvijn zat als moderator de predikantenvergadering voor, en gaf meestal een afsluitende bijdrage als conclusie van het geheel.
Verrassend beeld
De betekenis van deze wekelijkse predikantenvergaderingen voor de kerk van Genève is geenzins te onderschatten. Toch is daar in het historisch onderzoek naar de betekenis van Calvijn en Genève vaak maar zijdelings aandacht aan besteed. Er is ook niet zo veel direct bronnenmateriaal voorhanden om er een integraal beeld van te krijgen.
Daarom is het de grote verdienste van prof. dr. Erik A. de Boer dat hij het op zich heeft genomen om wat er over deze congrégations te vinden is, in kaart te brengen. De Boer is docent aan de Theologische Universiteit van de Gereformeerde Kerken te Kampen. Met een volhardende precisie heeft hij alles wat direct of indirect gerelateerd kan worden aan de vrijdagse studievergaderingen vanuit een diversiteit van bronnen samengebracht. Zo biedt hij een verrassend beeld van wat hij zelf in de titel van zijn publicatie de ”Geneefse school van de profeten” noemt. Zijn boek is de bundeling van artikelen die de vruchten zijn van een jarenlang persoonlijk studieproject.
Er is sprake van een driedeling. In het eerste deel probeert de schrijver een beeld te geven van de gang van zaken tijdens de congrégations, zodat we kunnen zien hoe het daar toeging. Het tweede deel laat zien hoe de discussies tijdens de studievergaderingen een rol hebben gespeeld bij het grote project van Calvijns uitleg van de hele Bijbel. In het derde deel brengt de auteur –ondanks de schaarsheid van bronnenmateriaal– in beeld hoe er mogelijk invloed van de congrégations is geweest op de praktijk van de kerken in Frankrijk, Engeland en Nederland.
Wat bij dit laatste deel vooral geldt, is ook bij de vorige delen al een punt: het bronnenmateriaal is bijzonder schaars. Er resten maar weinig teksten van de vele sessies die er gehouden zijn. Dat brengt met zich mee dat een onderzoeker nogal eens moet gissen hoe het geweest zou kunnen zijn. De Boer doet dat ook, maar het mag gezegd worden dat zijn veronderstellingen redelijk overtuigend overkomen. Overigens is er de belofte dat het boek over de congrégations binnenkort wordt gevolgd door een werk waarin alle theologische teksten die te maken hebben met de congrégations worden uitgegeven. Het zal als deel 21 verschijnen in de nieuwe serie van wetenschappelijke teksten van Calvijn bij de Geneefse uitgeverij Droz.
Vroeg opstaan
Hoe moeten we ons de gang van zaken bij zo’n congrégation voorstellen? De vrijdag begon al vroeg met een kerkdienst om 6.00 uur ’s morgens in de zomer, en een uur later in de wintertijd. Direct na de dienst kwamen alle predikanten uit de stad en de omliggende dorpen bijeen. Voor sommigen die van buiten de stad kwamen moet dat vooral in de wintertijd vroeg opstaan zijn geweest. De vergadering werd met gebed geopend. Vervolgens las een predikant het Bijbelhoofdstuk dat aan de beurt was, direct gevolgd door zijn uitleg. Alles gebeurde in het Frans.
Dat was anders dan bij de zogenaamde ”Prophezei”, die men in het Zürich van Zwingli hield. Andere Bijbelstudievergaderingen in de traditie van de Reformatie zijn hiervan min of meer een afgeleide. Hier was het meer een academisch gebeuren, waarbij de Schrift vanuit de grondtalen werd bestudeerd. Overigens waren er, evenals in Genève, ook geïnteresseerde ‘leken’ welkom.
Bij de bijeenkomsten in Genève waren, behalve de predikanten, ook enkele tientallen gemeenteleden aanwezig. Vaak waren zij geestverwanten, maar sommigen hadden een kritische opstelling. Bekend is dat het grote conflict met Bolsec over de verkiezingsleer is begonnen tijdens een vrijdagse congrégation, waarin Bolsec meende Calvijns leer van de dubbele predestinatie te moeten aanvallen.
Na de uitleg van de dienstdoende predikant kwam er een collega aan de beurt, die aangewezen was om op de uitleg te reageren, „zoals de Heilige Geest hem inzicht gaf.” Vervolgens mengden ook de andere ambtsbroeders zich in de discussie. En op bescheidener wijze konden ook de toeschouwers hun vragen stellen.
Uiteraard zullen er in de discussie exegetische en homiletische punten van kritiek aan de orde zijn gekomen. De bedoeling was uiteraard dat dit in broederlijke eensgezindheid zou geschieden. Zo kon men elkaar helpen om in de dienst van de prediking van het Woord tot rijkere zegen te zijn.
De congrégations waren dus een vorm van openbare training van predikanten. Het was bijzonder dat het in alle openlijkheid kon gebeuren. Men had ook voor de gemeenteleden niets te verbergen, integendeel: deze openheid kon alleen maar tot bevordering zijn van de dienst van het Woord, die de gehele gemeente tot zegen mocht dienen. En mocht het soms nodig zijn dat een predikant vanwege al te zeer afwijkende inzichten gecorrigeerd en vermaand moest worden, dan had men daar na de openbare vergadering de gelegenheid nog voor in het besloten gedeelte. Zo kon dat in broederlijke beslotenheid gedaan worden.
Deze predikantenvergadering was in de kerkorde van Genève verankerd als een onmisbaar middel om de zuiverheid en de eenheid van de Bijbelse verkondiging te waarborgen. De prediking was geen soloactiviteit, maar ten diepste een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de dienaren des Woords. En het was voor het heil van de kerk dat de ”coherentie en competentie” van de gemeenschap van predikanten zo veel mogelijk werd bevorderd.
School van profeten
Het geheel doet enigszins denken aan de praktijk van de gereformeerde theologische studentenvereniging Voetius uit Utrecht, die bij tijd en wijle een zogenoemde buitenvergadering houdt. Een student houdt dan op een doordeweekse avond in een gemeente een preekoefening, waarbij de plaatselijke predikant als eindcriticus functioneert. Medestudenten mogen reageren en ook belangstellende gemeenteleden kunnen zich in de discussie mengen.
In de vroegere Nederlandse Hervormde Kerk functioneerden de zogenaamde brede ministeries (ringen) nog. Op zijn best waren ze als ze met eenzelfde bedoeling als de congrégations in Genève wilden waken voor een broederlijke eenheid in het verstaan van de Schrift, met het oog op de verkondiging in de gemeenten. Terecht noemt De Boer in de titel van zijn boek deze instelling in Genève de ”school van profeten”. Profetie moet dan verstaan worden als de actualisering van wat de apostel Paulus in 1 Korinthe 14:26-33 zegt over de ordelijkheid van het geestelijk spreken in de gemeente Gods.
Bij alle aandacht voor permanente educatie en studieprogramma’s in de kerk vandaag de dag is het de vraag: Waar is heden ten dage de school der profeten nog te vinden? Dreigt niet dat ieder zijn eigen specialiteit zodanig de voorkeur gaat geven dat de eigenlijke roeping van de dienaren des Woords, de zuivere verklaring en toepassing van de Schriften, er bekaaid afkomt? En is er nog wel sprake van de broederlijke en collegiale dienst aan elkaar met het oog op de wekelijkse roeping om de kansel te betreden?
In Genève was de prediking uiteraard wel de persoonlijke roeping van iedere predikant. We kennen de preken van de ”primus inter pares” (eerste onder zijn gelijken), Calvijn. Vele zijn bewaard gebleven. Maar Calvijn en zijn geestverwanten wilden er ook aan bijdragen dat de verkondiging van minder bekende en misschien ook minder begaafde broeders toch niet minder tot zegen zou zijn. Men moest het als het ware ook van elkaar over kunnen nemen. Iets wat ook weleens letterlijk gebeurde, toen Calvijn plotseling onwel werd en een collega het naadloos van hem overnam. Hij preekte over dezelfde stof die Calvijn aan het behandelen was. Prediking is dus geen zaak van individualisten maar van broeders in de dienst van het Woord. En zelfs de vragen van de gemeente, die tijdens de vergaderingen gesteld mochten worden, konden mede dienstbaar zijn.
Bijbelstudies
De studie van De Boer geeft meer verrassende inzichten. In het tweede deel van zijn boek laat hij zien hoezeer ook Calvijn zelf heeft geprofiteerd van de wekelijkse Bijbelstudies van zijn collega’s. Bekend is dat hij, als een van de belangrijkste Bijbeluitleggers uit de christelijke traditie, commentaren heeft geschreven en Bijbellezingen en preken heeft gehouden die nagenoeg alle Bijbelboeken bestrijken.
Nu blijkt dat de volgorde waarin de Bijbelboeken werden behandeld tijdens de congrégations, verrassenderwijs correspondeert met Calvijns gevolgde schema van de uitleg van de Bijbelboeken. De belangrijkste bijdrage aan de christelijke traditie die op zijn naam staat, de Schriftuitleg, was dus ook geen puur persoonlijk project. Calvijn moet geprofiteerd hebben van de exegetische vruchten die zijn collega’s hem tijdens de samenkomsten presenteerden.
Het is goed om te zien dat Calvijn niet alleen als primus inter pares functioneerde, maar dat de collega’s voor hem ook van onmisbare betekenis waren bij het belangrijkste van zijn profetische dienst: de uitleg van de woorden Gods.
”The Genevan School of the Prophets. The Congrégations of the Company of Pastors and Their Influence in 16th Century Europe”, Erik de Boer; uitg. Librairie Droz, Genève, 2012; 330 blz.; € 57,94.