Leider zonder ego schopt het niet ver
Bloedstollend. Dat woord is echt niet overdreven. Dinsdagmorgen keek een honderdtal pedagogen in een zaaltje in Zeist naar een filmpje van een computerspel. Het filmpje zelf was al angstaanjagend, maar het was vooral het verhaal erbij waardoor je je adem inhield. Psychologe Martine Delfos nam de aanwezigen mee naar de wereld van Grand Theft Auto, beter bekend als GTA. Voor de leek: dit is geen gewoon racegame maar hoort in de categorie moord en doodslag. Een paar weken geleden verscheen alweer versie vijf, die binnen één etmaal 800 miljoen dollar opleverde.
Delfos toonde het filmpje niet om reclame te maken voor het spel, maar om de stelling te onderbouwen dat het virtuele milieu tot een ware ego-explosie kan leiden. „Niet begrenzen leidt tot een ego-ontploffing en dat is nu voor het eerst gebeurd. De eerste bij wie ik het kon zien, was Anders Breivik, de Noor die in z’n eentje meer dan zeventig mensen doodschoot. Vergeleken met twee eeuwen massamoordenaars is dit de eerste echte ego-explosie.”
Een paar jaar geleden introduceerde Delfos het begrip ego-explosie. Ze omschreef het als „een toestand waarin mensen geen realistisch zelfbeeld meer hebben en het ego buitensporige proporties aangenomen heeft. Een typisch risico van het virtuele milieu, zeker in combinatie met een opvoeding die ego-gericht is. Door excessief gamen van jongs af aan ontstaat een scheefgroei van het ego, omdat het gamen het ego vormt op basis van een extreem beloningssysteem.”
„En nu is het zo ver. Het heeft lang geduurd voordat we het lef hadden om dat te zeggen.” Terwijl een politieman in het filmpje mensen neermaait, somt Delfos de eigenschappen van de rondschietende Breivik op. „Hij is wat ouder. Hij poseert. Hij wil niet doodgeschoten worden, belt daar zelf over naar de politie. Dat is precies wat een gamer ook de hele tijd doet: voorkomen dat hij doodgeschoten wordt. Hij heeft een volslagen gebrek aan inzicht in de reacties van anderen op zijn actie.”
GTA-chauffeurs
Met haar verhaal wil Delfos onderstrepen dat opvoeden in het virtuele milieu keiharde noodzaak is. In haar boek ”In 80 dagen de virtuele wereld rond” geeft ze een dertigtal no-nonsenseadviezen die vrijwel zonder uitzondering de moeite waard zijn.
De moordpartij van Breivik is natuurlijk extreem, maar Delfos zegt dat ze op de weg kan zien welke chauffeurs GTA hebben gespeeld. Met andere woorden, neem gerust aan dat veel GTA-gamers hier een of andere invloed door ondergaan.
Bij mij riep de waarschuwing van Delfos de vraag op of haar stelling ook opgaat bij het veelvuldig gebruik van sociale media. Ook daar kom je immers heel wat ego-explosies tegen. Facebook en Twitter, maar ook allerlei nieuwere netwerken, zijn weliswaar niet met dit doel gebouwd maar wel uiterst geschikt om je ego op te poetsen.
Dat stelt ons voor een moeilijke keuze. Een christen hoeft geen seconde na te denken over de vraag of GTA verantwoord is. Ik kan geen enkele reden bedenken waarom je in de huid van een crimineel zou moeten kruipen. Maar bij Facebook en Twitter ligt het een stuk genuanceerder. Dat geldt zeker voor mensen met een leidinggevende positie die zulke media gebruiken of dat overwegen.
Leiderschap
De kernvraag is of je als christen een medium wilt gebruiken dat je hoe dan ook dwingt om jezelf op de voorgrond te plaatsen. Hoe verhoudt zich dat bijvoorbeeld tot de christelijke deugd van ootmoed? Die vraag is niet in twee zinnen te beantwoorden – het is ook een van de hoofdvragen waar we ons binnen het lectoraat nieuwe media van Driestar Hogeschool mee bezig willen gaan houden: nieuwe media en leiderschap.
Onlangs had ik hierover een gesprek met dr. Lidewey van der Sluis, hoogleraar strategisch talentmanagement. Volgens haar is inderdaad sprake van een verschuiving. “De individualisering zit in de mens, maar de manier waarop we daarmee omgaan is de afgelopen tijd sterk veranderd, met name door sociale media. Daardoor kunnen mensen zich als persoon veel meer zelf profileren, veel meer van zichzelf een merk maken of een beeld bouwen, een eigen website maken. De profilering ligt veel meer in hun eigen hand terwijl dat vroeger buiten henzelf lag, waardoor je geen controle had over de beeldvorming over jou.” Dat gaat slecht samen met een deugd als bescheidenheid, zegt ze. „Een bescheiden boompje wordt niet gezien, daar trap je op en dan wordt het vernield. Leiders zijn mensen die de moed hebben om andersom te denken, die lef tonen om eens andere geluiden te laten horen.”
Maar hoe valt dat te rijmen met een leven als een christen die, naar het voorbeeld van Paulus, de ander uitnemender wil achten dan zichzelf? Vraag je niet om moeilijkheden als je je begeeft op het glibberige terrein van nieuwe media, waar die ootmoed maar sporadisch te vinden is?
Toch is die conclusie te snel getrokken. In de Bijbel staan tal van voorbeelden van sterke leiders die tegelijkertijd ootmoedig waren. Zij schaamden zich niet voor hun zwaktes: Mozes was slecht ter tale, Paulus noemt zich de grootste van alle zondaren en Nehemia en Daniël konden niet zonder een ootmoedig gebed. Een belijden én beleven van eigen gebreken stond hun leiderschap niet in de weg, omdat God Zijn kracht in hun zwakheid wilde volbrengen. Dat houdt mensen aan de grond en weerhoudt van egocentrisme op digitaal gebied.
De auteur is adjunct-hoofdredacteur van het Reformatorisch Dagblad en lector nieuwe media in vorming en onderwijs van Driestar Hogeschool.
Bekijk hier een video met een interview met dr. ir. J. van der Stoep.