Dr. ir. S. M. de Bruijn: Wees wijs met moderne media
Wie de wereld beziet als Gods schepping en leeft vanuit het christelijk mensbeeld, gaat anders om met moderne media, stelt dr. ir. S. M. de Bruijn.
Een fundamentele vraag voor de visie op mediagebruik is welk mensbeeld daarbij als uitgangspunt moet dienen. Ik beperk me tot een contourschets.
Een doperse wereldmijding lijkt me, met het oog op de scheppingsopdracht van de mens, overgeestelijk en ongewenst – nog afgezien van de vraag of ze mogelijk is. Toch heb ik begrip voor deze mijdingsgedachte, die een deel van de reformatorische christenen zo aanspreekt, meer dan voor de open, positivistische houding die spreekt uit het mediagedrag van velen. Een christen die leeft als vreemdeling is voortdurend op zijn hoede voor alles wat hem hindert op zijn reis naar een beter vaderland.
De idee van de weerbare christen die moeiteloos staande blijft te midden van de stortvloed aan seculiere media waar hij zich aan laaft, acht ik strijdig met de ervaring van Paulus, die wist hoe gevoelig hij was voor de zonde, en met zijn dringende advies om de vorm of gedaante van deze boze wereld niet aan te nemen en van het kwade niet overwonnen te worden.
Toch, ik herhaal het, mag dat niet leiden tot een volstrekte mijding. Een middenweg zoals de reformator Calvijn aanwijst, spreekt mij het meest aan: „Aangezien we namelijk moeten leven, moeten we ook de middelen gebruiken die nodig zijn voor het leven. En daarbij kunnen we niet om dingen heen die meer het vermaak lijken te dienen dan dat zij noodzakelijk zijn. We moeten dus maat houden, om ze met een goed geweten te gebruiken, zowel voor het noodzakelijke levensonderhoud als voor onze ontspanning. (...) Laat het uitgangspunt zijn dat het gebruik van Gods gaven niet het juiste spoor verlaat wanneer het gericht blijft op het doel waarvoor de Schepper Zelf die gaven geschapen en bestemd heeft” (”Institutie” boek III, 10.1-3).
Alleen toestaan wat noodzakelijk is, noemt Calvijn een „onmenselijke filosofie.” De mens mag gebruikmaken en genieten van het mooie en aantrekkelijke van de schepping en de producten die daaruit voortkomen, mits hij daarin maat houdt.
Uitwerking van dit standpunt tot een evenwichtige en duurzame visie op mediagebruik is van groot belang om te anticiperen op toekomstige ontwikkelingen. De onderzoeksvragen die het lectoraat wil beantwoorden om tot zo’n visie te komen, bevinden zich binnen de drie kerngebieden waar Driestar Educatief zich op richt: leraarschap, vorming en leiderschap.
Leraarschap
Nadat in de jaren tachtig van de vorige eeuw de eerste computers hun intrede deden op school is er veel veranderd. Er staat echter nog veel meer voor de deur. Dagelijks verschijnen nieuwe apps, wiki’s, powerpoints, prezi’s, YouTube- en Khanvideo’s. Niet iedereen juicht die veranderingen toe.
De recente discussie over de zogenaamde iPadschool illustreert hoe sterk de opvattingen hierover uiteenlopen. Inzetten van nieuwe media gaat niet alleen over het afspelen van een YouTubevideo in de klas of het maken van een toets op de computer, maar raakt aan het onderwijsconcept. Bij de Steve Jobsschool is dat heel manifest, zoals blijkt uit hun eigen formulering: „De uitdaging is dat iedere leerling het maximale uit zichzelf haalt, terwijl dat voor iedere leerling anders zal zijn, zowel inhoudelijk als qua niveau.” Het verband tussen deze onderwijsvisie en het gebruik van iPads is niet toevallig: „We gaan andere leermiddelen gebruiken die gericht zijn op het maximaal ontwikkelen van de persoonlijke talenten van de leerling. Daarbij zal de iPad een belangrijke rol spelen.”
Achter dit soort concepten gaat vaak een mensvisie schuil die op modern-humanistische leest is geschoeid en zelfverwerkelijking tot ideaal heeft verheven. Het is een optimistisch mensbeeld dat uitgaat van de maakbare samenleving, van gemotiveerde leerlingen die veel vrijheid krijgen en toch het goede zoeken en zullen vinden.
Anderzijds moeten we wel opletten niet het kind met het badwater weg te gooien. De kritiek van een van de initiatiefnemers van de Steve Jobsschool dat het huidige onderwijssysteem leerlingen onvoldoende voorbereidt op de netwerksamenleving dwingt ook het reformatorisch onderwijs tot reflectie. Ik ben ervan overtuigd dat nieuwe media in een goed pedagogisch-didactisch klimaat vruchtbaar ingezet kunnen worden voor kennisoverdracht en vorming in eeuwigheidsperspectief.
Vorming
Het lectoraat wil zich ook verdiepen in de invloed van nieuwe media op vorming en opvoeding. Uit een eerste verkenning die we de afgelopen maanden hebben uitgevoerd, blijken ouders zich veel zorgen te maken om de hoeveelheid tijd die hun kinderen besteden aan het gebruik van nieuwe media en over het gebrek aan toezicht daarbij. Slechts een op de negen ouders geeft aan op dit gebied geen of weinig zorgen te hebben over hun kind. Dat is veelzeggend.
Het is echter niet eenvoudig om precies vast te stellen hoe ver de invloed van (nieuwe) media op jongeren reikt. Hoe achterhaal je of vulgair taalgebruik veroorzaakt wordt door de films die een jongen bekijkt of door de vrienden met wie hij omgaat? Zou een jongere ook agressief zijn als hij geen geweldgames speelde? Dat is moeilijk te bepalen. De meningen onder wetenschappers lijken een slingerbeweging te maken tussen de minimale-effectentheorie en de opvatting van de machtige media.
Ik voel op voorhand weinig voor de relativering die sommige wetenschappers aanbrengen, alsof het allemaal wel meevalt met die invloed van media. Ik wijs hierbij ook op de zogenaamde spiraaltheorie: jongeren zoeken media die aansluiten bij hun sociale identiteit, en deze media leiden vervolgens tot versterking van die sociale identiteit.
Een belangrijke vraag is of er algemene richtlijnen te geven zijn aan ouders voor de mediaopvoeding van hun kinderen. Uit een Amerikaans overzichtsartikel blijkt dat ”co-viewing”, meekijken met het tv-gedrag van de kinderen, lang niet altijd gewenst resultaat oplevert, omdat ouders niet altijd met hun kinderen spreken over de inhoud die ze eigenlijk willen afwijzen. Kinderen leggen dat vervolgens uit als een stilzwijgend instemmen met die inhoud.
”Restrictive mediation”, beperkingen opleggen, werkt evenmin goed, omdat kinderen die beperkingen vaak weten te omzeilen. Wetenschappers vragen zich ook af of deze methode de kinderen werkelijk mediawijsheid bijbrengt. De beste papieren geven ze aan de derde methode, ”active mediation”, waarbij ouders in gesprek gaan met hun kinderen, tv-programma’s bekritiseren of juist aanbevelen. In de praktijk blijken deze kinderen kritischer en terughoudender te zijn bij het tv-kijken.
Vaak zoeken ouders de oplossing in een restrictieve, gecontroleerde (media)opvoedstijl. Bovenstaande doet vermoeden dat dit in de praktijk onvoldoende bijdraagt aan attitudeverandering en gewetensvorming. Of dat ook geldt voor ouders en jongeren in de gereformeerde gezindte, zal moeten blijken.
Leiderschap
Ten derde de relatie tussen sociale media en leiderschap. Voor christenen is dat niet vanzelfsprekend een goede combinatie. De theoloog René Erwich geeft in zijn lectorale rede aan dat geestelijk leiderschap onder meer gekenmerkt wordt door dienstbaarheid, ontvankelijkheid en egobeteugeling. Dat laatste staat echter haaks op eigenschappen die in verband worden gebracht met nieuwe media, zoals narcisme en ‘ego-explosie’.
Toch beschouwt iemand als de invloedrijke conservatieve Amerikaanse theoloog Mohler het negeren van de digitale wereld als een „categorische fout”: „Als een leidinggevende niet leidend is in de digitale wereld, is zijn leiderschap per definitie beperkt tot degenen die deze wereld ook ontkennen of verwaarlozen – en die groep slinkt elke minuut.”
Dat het lectoraat zich ook hierin wil verdiepen, hangt nauw samen met een onderliggend motief: de plaats van christelijke journalistiek binnen het nieuwe medialandschap. De sterkere concurrentiedruk kan leiden tot een andere nieuwsselectie, minder genuanceerde berichtgeving en prikkelende koppen om het vluchtige publiek aan te trekken. Omdat het verdienmodel van nieuwssites gekoppeld is aan bezoekersaantallen, kan er een druk ontstaan vanuit de commerciële afdeling om daar prioriteit aan te geven ten koste van journalistieke afwegingen.
Spiegel
Ik wil ter afsluiting de spiegel ter hand nemen voor een persoonlijke plaatsbepaling.
Ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat nieuwe media diepe sporen trekken in de gereformeerde gezindte. Voor jongeren gaan geheel nieuwe werelden open, ouders maken zich grote zorgen, ambtsdragers zitten met de handen in het haar en er is geen eensgezinde visie op mediagebruik.
Deze ontwikkeling staat niet op zichzelf. Het proces van individualisering dat onze samenleving sinds de jaren zestig van de vorige eeuw kenmerkt, gaat de gereformeerde gezindte niet voorbij. Kerkelijke standpunten rond mediagebruik worden niet langer per definitie collectief gedeeld. We zien dat mensen in toenemende mate zelf willen uitmaken wat ze met media doen. Ze stellen vragen bij een internetprovider als Kliksafe die collectieve keuzes maakt. Binnen het gezin hebben kinderen een flinke vinger in de pap als het gaat om de aanschaf van mobieltjes, en internetfilters voor smartphones zijn dan zelden in trek.
Deze ontwikkeling laat zien dat mensen binnen de gereformeerde gezindte steeds vaker hun eigen, persoonlijke waardepatroon bepalen. Dat neemt de plaats in van een collectieve verantwoordelijkheid die voorheen met name institutioneel bepaald was: door kerkverband, filterbedrijf, school, mediabedrijf of, op kleinere schaal, door het ouderlijk gezin. Dit geldt niet alleen voor mediagebruik, je ziet het ook bij morele afwegingen rond vaccinatie, kledingregels, schoolkeuze of zondagsbesteding.
Mensen die veel waarde toekennen aan de traditionele reformatorische zuil zullen dit proces betreuren. Als ik me beperk tot mediagebruik, zie ik echter ook een voordeel. Een meer persoonlijke afweging leidt tot een sterkere internalisering van de moraal. Dat is gunstiger voor het overdragen van waarden en de vorming van het geweten binnen het gezin, wat een steeds belangrijker onderdeel is van mediaopvoeding.
Daar staat echter een nadeel tegenover. Waarden worden niet alleen binnen het gezin overgedragen, maar ook binnen de eigen (kerkelijke) gemeenschap, via de school, de vriendenkring en de media zelf. Naarmate de boodschappen die kinderen en jongeren ontvangen elkaar meer tegenspreken, is het des te belangrijker wat er binnen het gezin gebeurt – én hoe school en kerk daarin ondersteuning bieden.
Ik zie daar ook mogelijkheden voor, want nieuwe media zijn goed in staat om beschermende gemeenschappen te vormen waarin jongeren én ouderen zich verbonden voelen rond gemeenschappelijke waarden. Eerder heb ik die eens aangeduid als een ‘zuil 2.0’: niet een granieten pilaar die buitenstaanders afstoot, maar een open en warm netwerk waarin jongeren én ouderen zich verbonden voelen rond gemeenschappelijke waarden. Dat zal met name nodig zijn gezien de ontwikkelingen die ons op het terrein van media nog te wachten staan.
Een zorg die ik heb rond mediagebruik is dat we daardoor de verticale dimensie uit het oog verliezen. Media hebben de neiging om ons te boeien in de dubbele betekenis van het woord. De beeldcultuur krijgt voet aan de grond in de gereformeerde gezindte. Ik vrees eerder dat die het materialisme zal bevorderen, terwijl het besef van een geestelijke werkelijkheid gaandeweg slijt.
Vreemdelingen
Kunnen media ons dan niets leren over deze geestelijke wereld? Zeker, als ze ons leren om omhoog te zien. Calvijn zegt daarover: „Daarom spreekt de schrijver van de brief aan de Hebreeën (11:3) in fraaie bewoordingen over de wereld als een schouwtoneel van de onzienlijke dingen, want het zo harmonisch geordende wereldbestel is als een spiegel waarin wij God kunnen aanschouwen Die anders voor ons onzichtbaar is.” Wie zo dit ‘toneel’ beschouwt, gaat anders met media om. Calvijn citeert hier Hebreeën 11, waarin het leven wordt geschetst van pelgrims op reis naar een beter vaderland, die „hebben beleden dat zij gasten en vreemdelingen op de aarde waren” (”Institutie” boek I, 5.1).
De auteur is lector aan de Driestar Hogeschool en adjunct-hoofdredacteur van het Reformatorisch Dagblad. Dit artikel is een bewerking van de rede die hij vrijdag uitsprak bij de aanvaarding van het lectoraat nieuwe media, een initiatief van Driestar Educatief en de Erdee Media Groep.