Artsen botsen over richtlijn euthanasie baby’s
UTRECHT. Binnen de artsenorganisatie KNMG is diepe verdeeldheid ontstaan over de nieuwe richtlijn inzake het medisch handelen rond pasgeborenen met een ernstige handicap.
Waar een meerderheid van de kinderartsen de richtlijn steunt en toejuicht, stellen forensisch artsen er onmogelijk mee uit de voeten te kunnen.
De controverse spitst zich met name toe op de zorgvuldigheidscriteria en de meldingsprocedure, zo blijkt uit brieven die het Forensisch Medisch Genootschap (FMG) de afgelopen dagen over de kwestie heeft verstuurd aan het bestuur van de koepelorganisatie KNMG.
De richtlijn poogt het normaal medisch handelen rond pasgeborenen met een ernstige handicap af te bakenen van beslissingen die onderworpen moeten worden aan het oordeel van een speciale toetsingscommissie. Dit is met name van belang wanneer artsen de behandeling staken omdat er geen perspectief is en langer doorgaan als disproportioneel wordt gezien.
Gaf een arts voor het stoppen van de behandeling al spierverslappers en gaat hij daar na het nietbehandelbesluit mee door, dan is er volgens de richtlijn geen sprake van meldplichtig handelen. Wel meldplichtig is volgens het protocol het geven van spierverslappers nadat de behandeling is gestopt omdat de arts het stervensproces van het kind op aandringen van
de ouders wilde bekorten.
Als de toetsingscommissie hierover meldingen ontvangt, moet zij deze beoordelen als zorgvuldig en niet doorgeleiden naar het openbaar ministerie, vinden de opstellers van het protocol. Het onder dergelijke omstandigheden toedienen van spierverslappers is in hun ogen een vorm van palliatieve zorg.
In de ogen van de forensisch artsen kan het lijden van ouders nooit de rechtvaardiging zijn voor het besluit om het leven van een pasgeborene te beëindigen. „Hun gevoelens en mening zijn uiteraard zeer belangrijk, maar net als bij oudere kinderen en volwassenen moet het lijden van de patiënt uiteindelijk doorslaggevend zijn”, zegt een woordvoerder van het FMG. Ook het standpunt van de kinderartsen dat het toedienen van spierverslappers na het staken van de beademing als palliatieve zorg valt aan te merken, wijst het FMG af.
Consequentie van de controverse kan zijn dat schouwartsen, in tegenstelling tot wat kinderartsen voorstaan, het overlijden van een baby na het toedienen van spierverslappers rechtstreeks zullen melden bij het openbaar ministerie. Het FMG zal het College van procureurs-generaal, de top van het OM, namelijk adviseren om de zorgvuldigheidscriteria voor levensbeëindiging van pasgeborenen niet te versoepelen overeenkomstig het voorstel van de KNMG, zegt een woordvoerder. „Omdat de gemeentelijk lijkschouwer een cruciale rol speelt bij de beoordeling van het overlijden van een minderjarige, ontstaat hier een potentieel probleem.”
Minister Schippers (VWS) en de Tweede Kamer hebben zich nog niet gebogen over de herziene richtlijn. Een Kamerdebat over het onderwerp dat voor donderdag op de agenda stond, is om agendatechnische redenen opgeschort tot na het zomerreces.