Wat is beter: een verpauperde lege kerk, of een kerk gevuld met een dansschool en hotelkamers? De Amsterdamse Chassébuurt twist er al maanden over.
De stralende zon op het kleine pleintje in de Chasséstraat laat passanten zich even in de warme Provençe wanen: een oude kerk in de zon, met vlak ervoor wat bankjes in de schaduw van een paar bomen. Het vredige tafereel doet niet vermoeden dat de buurt een flinke strijd voert om dit stukje van de wijk.
De in 1926 gebouwde kerk ziet er bij nadere inspectie nogal gehavend uit. Het rooms-katholieke verleden weerspiegelt zich vooral in gehavende glas-in-loodramen en kapotte kruisen op het gebouw. Zelfs de naam doet denken aan het rijke roomse leven: de parochie van Onze Lieve Vrouw van Altijddurende Bijstand. In de Amsterdamse volksmond: Chassékerk.
Het rijke roomse leven is voorbij en de kerk staat al decennia leeg. Een zwijgende twistappel binnen een groep van omwonenden. Ooit overgenomen door de woningbouwvereniging Ymere, die er apartementen wilde bouwen, maar dat ging wegens buurtprotesten en een begrotingstekort niet door. De nieuwe eigenaar, danser en ondernemer Lenny Balkissoon uit Brits-Guyana, maakt er, met toestemming van het stadsdeel, een dansschool van. Om het geheel rendabel te maken zijn in het bestemmingsplan 45 hotelkamers bijgevoegd. De pastorie wordt een grand café.
De reacties op deze plannen verschillen nogal: van „fantastisch” tot „vreselijk.” De groep tegenstanders vindt hotelkamers een forse aantasting van hun woonkwaliteit. Anderen zijn blij dat er eindelijk weer iets met het verpauperde gebouw gebeurt.
Berendien Teipe hoort tot de eerst groep. Op het trapje van haar huis in de Jacob van Wassenaar Obdamstraat koestert ze zich in de zon, terwijl dochtertje Julia met blokken op de stoep speelt. De kerk staat pal voor haar voordeur, maar voor de komende dansschool is ze niet bang, integendeel: „Weer wat leven in de buurt.”
Ze is een goed voorbeeld van de huidige jongere stadsbewoner, die de komst van kinderen niet als reden ziet om de stad te verlaten. „Er komen hier steeds meer kinderen in de straat.” Opvoeden kan immers overal, zo blijkt even later als kleine Juul van moeder niet de zomaar de straat mag oversteken. Ze rent stampend het huis in, om daarna schreeuwend op het balkon te verschijnen.
De buurman ziet het schaterend aan, roerend in zijn ochtendkoffie. „Heerlijk toch, al die kinderen? Ik woon hier al jaren en in het begin woonden hier alleen oude mensen. Nu begint het echt gezellig te worden.”
Zo positief staat de man, die niet met zijn naam in de krant wil, ook tegenover de kwestie met de kerk. „Er komt weer wat reuring. Dat waren we kwijt. Die rij aan de overkant, dat waren vroeger allemaal winkeltjes. Dus een dansschool is erg welkom. Er zijn in het verleden al zo veel plannen geweest met die locatie: museum, zwembad, concertzaal en zelfs een studentenflat. Wil je dat: een schoenendoos met een parkeergarage? Nu kan de kerk tenminste blijven.”
De Amsterdammer is niet te spreken over de rol van het bisdom Haarlem, en daarvan specifiek bisschop Punt –die hij „mispunt” noemt. „Kijk nou naar die ornamenten. Die moesten van het bisdom allemaal worden verwijderd of kapotgemaakt, zodat het gebouw niet meer op een kerk zou lijken. De Rooms-Katholieke Kerk wil alles of ze wil niets. Zonde toch?”
Wie goed kijkt ziet dat er inderdaad een soort omgekeerde beeldenstorm plaatsvond; niet tegen maar door de kerk. Van vrijwel alle kruisen op het gebouw, zelfs in de sierstenen, is het bovenste stukje afgebikt. Met weinig effect: Wat overblijft lijkt sprekend het T-vormige kruis van de Franciscaanse beweging. De huidige paus zou er verguld mee zijn.
Achter de deur klinkt zacht getimmer. Binnen werkt eigenaar Balkissoon zelf, samen met een stel bouwvakkers. Aan zijn voeten geen ranke dansschoenen maar stoere boots met stalen neuzen. „Ik werk elke dag mee. Dan weet ik precies wat er gebeurt en kan ik ter plekke knopen doorhakken.”
Het geeft volgens Balkissoon aan hoe hij erin staat. „Dit project doe ik met hart en ziel. En niet, zoals sommigen denken, om snel geld te verdienen. Ik ben Hindoestaans, wij leven altijd met het besef van eindigheid en van de dood. Het is mijn doel om iets moois voor de wereld na te laten. Dat is dit gebouw.”
Een koopje was zijn droom bepaald niet, zegt Balkissoon. De fundering bleek volledig verrot en moest dus opnieuw gelegd. Boven de begane grond, waarin vier dansstudio’s met vleugelpiano’s komen, wordt een laag met hotelkamers aangelegd. „Stijlvolle kamers. Niet voor backpackers, maar met drie, vier sterren. Bij iedere raamboog met glas-in-lood die je nu ziet, komt een kamer, met prachtig uitzicht.”
En op zolder? Balkissoons ogen gaan glimmen: „Daar komt de aller-, allermooiste gymzaal van Nederland. Die gaan de twee scholen uit de buurt gebruiken. Oordeel zelf maar.” Het geheel oog inderdaad bijzonder. De hele bovenverdieping gaat schuil onder een boogplafond. Oude ramen laten gedimd licht door op de schilderingen op het plafond. „Geweldig toch?”
Gymzaal, danszaal, hotel: rijmt dat wel met het oorspronkelijke doel van een kerk? Balkissoon: „Toen de kerk nog vol zat, was deze plaats een ontmoetingsplek voor de hele buurt. Ik probeer er opnieuw zo’n ontmoetingsplek van te maken. In deze gymzaal komt iedere woensdag een buurtmaaltijd, op mijn kosten. Ik vind: als je gezegend wordt, moet je er anderen van meedelen. Moet je kijken wat je ervoor terugkrijgt.”
De ondernemer begrijpt dan de tegenstand niet uit de buurt niet, net zomin als de stugge houding van het bisdom. „Waarom moeten die mooie zaken, ramen en versiering verdwijnen, dingen die anders allang gesloopt waren?” Hij toont een levensgroot mozaïek op de begane grond. Ook dat moet verdwijnen. Balkissoon: „Niet eens weggehaald, maar gewoon afgetimmerd met platen, zodat niemand het meer kan zien. Zo jammer!”
Het gaat hem zichtbaar aan het hart. Net zoals het onbegrip van omwonenden. Geluidsoverlast zal er door een extra isolatielaag hoegenaamd niet zijn, en de dansschool en het grand café sluiten ’s avonds op tijd hun deuren. Sommigen laten hun twijfels horen over de herkomst van het geld waarmee Balkissoon investeert. „Angst voor vreemdelingen. Ik woon hier nu 35 jaar en heb altijd hard gewerkt. Mijn hele administratie is door de overheid nagekeken en goedgekeurd.”
In de straat achter de kerk hangen de nodige affiches: ”Chassé hotelnieuwbouw NEE!” Maar Michiel, ook een van de achterburen, vindt dat maar overtrokken. „Ik heb het idee dat men elkaar hier in deze hoek een beetje zit op te jutten.”
De wijkmanager wil niets over de kwestie zeggen, maar het stadsdeel heeft Balkissoon tot nu toe altijd gesteund. Het lijkt er uiteindelijk dus van te komen: De droom van de Hindoestaanse danser, in een katholieke kerk.
Stadsdeel niet onder indruk van bezwaren
De stadsdeelbestuur van Amsterdam-West besluit volgende week over de bezwaren die zijn ingediend tegen de verbouwing van de Chassékerk. Maar liefst veertig bewoners dienden een zogeheten zienswijze in tegen de plannen. De meesten zijn bang voor geluidsoverlast en te weinig (fiets)parkeerruimte.
Het stadsdeelbestuur lijkt niet echt onder de indruk van de bezwaren, zo blijkt uit een memo die voorzitter Lambriex vorige week rondstuurde. „De sluitingstijden gaat de eigenaar in overleg met de omwonenden vaststellen”, stelt Lambriex. „Maatwerk.”
En de tientallen hotelkamers dan, die pas later in het bestemmingsplan kwamen? „Die passen binnen de doelstelling van de stad: 15.000 extra hotelkamers in 2015.”
Zelfs aan uitstoot is gedacht. „Hotelmedewerkers brengen de auto van bezoekers naar een parkeergarage, en komen op een elektrische scooter terug.”