Spotlight: christelijke thrillers
Juni is de Maand van het Spannende Boek, en dus liggen hier acht spannende boeken op een stapel. Ik heb ze in anderhalve week gelezen: er zijn weinig boeken die je zo snel kunt lezen als thrillers. Er zijn ook weinig boeken die je zo snel weer vergeet.
Acht thrillers en detectives achter elkaar zetten mij onvermijdelijk aan het denken over de vraag: waarom leest een mens eigenlijk boeken? Puur om zich te vermaken, ter verstrooiing? Of toch ook om enig inzicht omtrent het leven, de wereld, de mensen en de samenleving op te doen?
Zulke vragen horen uiteraard thuis in de wereld van de literaire roman – hier, in de wereld van het spannende boek gelden andere normen. De belangrijkste vraag is hier: is het verhaal bloedstollend spannend, en kan ik niet te snel voorspellen hoe het afloopt? Als het met het antwoord op die vraag goed zit, kan een schrijver zich veel veroorloven. Hij kan taalfouten maken, zwakke en ongeloofwaardige karakters neerzetten, rare preekjes tussendoor houden – een kniesoor die daarop let. Liefhebbers smullen gewoon van de spannende taferelen die het verhaal hun voorschotelt, en hebben aan de rest geen boodschap.
Dat lijkt een kwestie van persoonlijke smaak. De een houdt van onwaarschijnlijke verhalen en lugubere misdaden, de ander gaat het vooral om een puzzel die zo intelligent mogelijk opgelost moet worden. Wat mij betreft: ook in een spannend boek moeten de gebeurtenissen en karakters geloofwaardig zijn, het taalgebruik soepel en de plot mooi opgebouwd. Daar heeft het alles mee te maken, dat de ene thriller –in z’n soort– gewoon beter en spannender is dan de andere.
Wat spanning en karaktertekening betreft zit het in ”Nooit alleen” van Loes den Hollander, het geschenkboekje voor de Maand van het Spannende Boek (uitg. CPNB), wel goed. Net als in ”Nacht in Parijs” van Michael Berg (uitg. The House of Books), het boek dat vorige week de Gouden Strop won. Beide auteurs tekenen karakters die je bijblijven, en weten een spannend verhaal te vertellen in redelijk soepele taal. Toch vind ik het etiketje ”literaire thriller” te veel eer, in beide gevallen.
Niettemin zijn, vaktechnisch gezien, deze twee schrijvers verder gevorderd dan de meeste auteurs die zich op de christelijke markt aan het genre wagen. Verschillenden van die laatsten hebben ooit verklaard dat ze een gat in de markt willen vullen. Seculiere thrillers bevatten in het algemeen nogal wat aanstootgevend taalgebruik en aanstootgevende scènes –het boek van Berg is wat dat betreft trouwens geen uitzondering– en dus willen zij voor de christelijke markt een alternatief bieden. Spannend en toch verantwoord.
Lukt dat ook? Eerlijk gezegd: ik blijf het een rare combinatie vinden. De auteurs mogen dan de vloeken en de seksscènes vermijden, het geweld blijft staan. Bloedstollende avonturen, gruwelijke monsters, moord en doodslag, schietpartijen, lugubere martelpraktijken – en dan tussendoor een preekje of een plotselinge bekering.
Neem ”Beckon” van Tom Pawlik (uitg. Brevier), die van alle hier besproken auteurs wel het meest weerzinwekkende verhaal uit zijn pen gekregen heeft. Hij schuwt geen middel om de angst en de huivering bij zijn lezers aan te wakkeren, maar beschrijft intussen een strijd tussen goed en kwaad, tussen God en duivel. De hoofdpersonen sneuvelen bij bosjes, maar ze praten tussen de bedrijven door wél over het geloof.
Of neem Joel Rosenberg, met ”Uur der waarheid” (uitg. Mozaïek), over een reusachtig complot in het Midden-Oosten. Tussen de bedrijven door leer je een hoop over de politiek in die regio, maar je blijft ook met talrijke vragen zitten over de Bijbelse eindtijdprofetieën die de auteur op zijn verhaal toepast. Bovendien: het is uiterst ongeloofwaardig dat de hoofdpersoon erin slaagt om steeds weer een gesprekje over het geloof te voeren met iemand die vijf minuten later om het leven komt.
Andere auteurs laten met minder gemak doden vallen, en dat valt te waarderen. Maar soms werkt het niet: ”Dubbele dreiging” van W. S. Vandenberg (uitg. Merweboek) is best een spannend verhaal over terreuraanslagen door moslimfundamentalisten in Amerika, maar het is natuurlijk naïef om, waar geen enkel slachtoffer valt, te melden dat dit drama groter en angstaanjagender wordt dan 9/11.
Bij ”Serpent” van Jacques van de Baan (uitg. Den Hertog) is het probleem slim opgelost: er dreigen wel vrouwen vermoord te worden, maar alleen dieren gaan eraan. Spannend verhaal, maar zwak qua stijl, karaktertekening en psychologie: een oorlogsveteraan die zijn emoties bij ’t minste of geringste niet beheerst, een psycholoog die zijn beroepsgeheim schendt, een politiecommandant die geheime adressen geeft.
Het probleem van sommige christenschrijvers is: ze willen zo veel mogelijk sensatie, maar toch zo weinig mogelijk moord en doodslag – in combinatie met een christelijke moraal. Dat leidt tot hybride verhalen vol misdaad en sensatie, waarin de hoofdpersonen niettemin brave huisvaders zijn of worden, die afkeuring uitspreken over ongehuwde moeders en buitenechtelijke relaties, op zondag naar de kerk gaan en hun omgeving oproepen tot bekering – een zwart-witte wereld met platte karakters.
De twee beste boeken van de stapel zijn daarom wat mij betreft de minst heftige en sensationele, met –relatief– de beste karaktertekening: ”Tuinen van Babylon” van T. L. Higley (uitg. Den Hertog) en ”Bedreigd” van Sjoerd Veenman (uitg. Gebr. Koster). De eerste is een historische roman over de dochter van koning Nebukadnezar, die in de ingewikkelde paleisintriges verzeild raakt. De tweede een eigentijdse roman over een gewone Nederlandse politieman die de moord op een politicus moet oplossen.
Hoewel bij Higley sommige passages op een Bouquetreeksroman lijken, en bij Veenman hier en daar storende spelfouten opduiken, geldt toch voor allebei: goed getekende karakters, een écht verhaal dat niet alleen maar om de sensatie geschreven lijkt, en een spannende plot. Blijkbaar voegt het iets toe als je niet zomaar voor het wilde westen kiest, maar probeert herkenbare personen in een herkenbaar verhaal neer te zetten. Het kwaad is niet alleen ver weg, maar ook dichtbij – en zelfs in het eigen hart.