Commentaar: God niet genoemd bij troonswisseling
Anders dan 33 jaar geleden bij de inhuldiging van zijn moeder verliep de start van koning Willem-Alexander zonder noemenswaardige problemen. Op een enkele aanhouding na was er geen sprake van ongeregeldheden.
De republikeinen, die hoopten op een manifestatie van „wel duizend mensen”, trokken nauwelijks belangstelling. Een voorbijganger van hun stand sprak van „een zielig hoopje, te klein om een gideonsbende te noemen.” Dat was bij het aantreden van koningin Beatrix wel anders. Toen werden de feestelijkheden zwaar overschaduwd door rellen van tegenstanders van de kroning. Dinsdag was een mooie dag. Amsterdam en heel het land verkeerden in een opperbeste stemming.
Het aftreden van koningin Beatrix was een ontroerend moment, waarop velen hun emoties moeilijk in de hand konden houden. Het begin van de nieuwe vorst voelde als de geboorte van een nieuwe generatie die nu het heft in handen neemt. Dat schept verwachtingen.
Toch zijn die verwachtingen niet zonder meer positief. Zeker, de koning toonde zich in zijn toespraak een man te zijn die met zijn tijd meegaat. Hij wil groepen verbinden, mensen aanmoedigen verantwoordelijkheden te nemen en belooft terdege rekening te houden met veranderende democratische opvattingen.
Helaas moet echter worden geconstateerd dat vanuit Bijbels perspectief het fundament van zijn regering gering is. In zijn toespraak dinsdag heeft hij op geen enkele manier uitgesproken dat zijn hulp en verwachting is in de Naam van de Heere God.
Wel zong hij van harte het eerste en vooral het zesde couplet van het Wilhelmus mee en sprak hij bij de eedaflegging de bekende woorden: „Zo waarlijk helpe mij God almachtig.” Maar verder bleef de naam van de Allerhoogste ongenoemd.
In de rede die koningin Beatrix in 1980 uitsprak, gaf ze duidelijk aan haar kracht te willen putten uit het geloof dat God haar Schild en Betrouwen is. Dat deed de nieuwe koning niet. Evenmin kwam zijn moeder op die woorden terug in haar afscheidsrede afgelopen maandag.
Er is gedurende de regeringsperiode van koningin Beatrix veel veranderd op gebied van het geloof. Ook voor de koninklijke familie is dat kennelijk achter de voordeur verdwenen. Geloof en kerk zijn naar de marge gedrongen.
Dat bleek ook dinsdagavond tijdens de koningsvaart, waarbij zichtbaar moest worden waar Nederland trots op wil zijn. Dat is ons land op van alles, tot de gayprideboot toe. Maar nergens was een plek voor kerk of godsdienst ingeruimd. Terwijl vanouds de kerk in ons land een centrale plaats heeft ingenomen.
God was bij de inhuldiging afwezig. Toch niet. Christenen zijn er vast van overtuigd dat Hij er ook dinsdag in Amsterdam bij was. Hij zag en hoorde alles. Hij was het Die ons land een nieuwe koning gaf. Dat is Zijn trouw. Daarom kunnen, zullen en moeten christenen blijven bidden en zingen: „Geef Heer’ de koning uwe rechten en uw gerechtigheid.”