Koningslied of zegenbede?
Er is al heel wat geschreven over de komende troonswisseling. Tot voor kort bleef het in kerkelijk Nederland stil rond gebedssamenkomsten voor deze gelegenheid. Gelukkig lijkt daar verandering in te komen.
Bijbels gezien is het een opdracht om regelmatig te bidden voor hen die over ons regeren. De woorden van de apostel Paulus laten hierover geen enkel misverstand bestaan. Hij schrijft: „Ik vermaan dan voor alle dingen, dat gedaan worden smekingen, gebeden, voorbiddingen, dankzeggingen, voor alle mensen; voor koningen en allen die in hoogheid zijn; opdat wij een gerust en stil leven leiden mogen in alle godzaligheid en eerbaarheid” (1 Tim. 2:1-2).
Roeping
Uiteraard is dit een roeping voor ieder christenmens persoonlijk. Maar binnen de christelijke kerk is ook altijd met nadruk gesteld dat hier een taak ligt voor heel de gemeente. Met name in de zondagse samenkomsten zal zij regelmatig bidden voor de overheid en in het bijzonder voor de koning of de koningin.
Ik geef hiervan twee voorbeelden uit bekende kerkelijke gebedenboeken. Achter in ons psalmboek staat ”De liturgie der Gereformeerde Kerken in Nederland” afgedrukt. Hierin is ook het gebed opgenomen „voor alle nood der christenheid”, ook wel „het algemene kerkgebed” genoemd. Volgens de liturgie van de synode van de Gereformeerde Kerken (1933) dient dit gebed uitgesproken te worden na de preek in de dienst op de zondagmorgen.
In dit gebed komt de volgende passage voor: „Wij bidden U ook voor de wereldlijke regering: voor onze koning en zijn huis en voor al degenen die Gij over ons gesteld hebt. Geef, dat hun regering daartoe gericht zij, dat de Koning aller koningen over hen en hun onderdanen regeren moge, en het rijk des duivels, hetwelk een rijk is van alle schandelijkheden en ongerechtigheden, door hen als Uw dienaars, hoe langer hoe meer verstoord en te niet gemaakt worde, en dat wij onder hen een gerust en stil leven leiden mogen, in alle godzaligheid en eerbaarheid.”
Wat onmiddellijk opvalt, is dat dit gebed theocratisch wordt ingevuld. God wordt gebeden of Hij door middel van de regering van de vorst Zijn hemels koninkrijk bevordert en het rijk van de duivel te gronde richt (vgl. art. 36 NGB).
Engeland
In het officiële gebedenboek van de Anglicaanse Kerk, The Book of Common Prayer, vinden we een gebed voor de regerende koning van Engeland. Het heeft een heel eigen karakter, zoals duidelijk wordt uit de volgende tekst: „O Heere, onze hoge en machtige hemelse Vader, Koning der koningen en Heere der heren, enige Heerser over de vorsten, U ziet vanuit Uw troon allen die op aarde wonen. Van heler harte smeken wij U dat U op onze genadige soevereine majesteit, koning [met name genoemd] in gunst wilt neerzien. Wij bidden U dat U hem zo wilt vervullen met de genade van Uw Heilige Geest dat hij zich altijd overgeeft aan Uw wil en in Uw wegen wandelt. Versier hem overvloedig met hemelse gaven; schenk hem een lang leven in goede gezondheid en welvaart; sterk hem zodat hij al zijn vijanden mag vernietigen en overwinnen en dat hij uiteindelijk na dit leven eeuwige vreugde en gelukzaligheid mag verwerven door Jezus Christus, onze Heere. Amen.” De accentverschillen tussen beide gebeden liggen vooral in de nadruk waarmee hier ook gebeden wordt voor het persoonlijk, geestelijk en maatschappelijk welzijn van de koning.
Theocratisch
Mijns inziens hebben we beide accenten in onze voorbede voor de overheid en voor onze koning nodig: het gebed voor hun persoonlijk heil én de vraag of hun werk gezegend mag worden voor de doorwerking van de heerschappij van God en van Christus in deze wereld.
Nu weet ik ook wel dat dit laatste theocratische aspect in deze postmoderne tijd bepaald niet onomstreden is in postchristelijk Nederland. Maar niettemin is deze notie naar mijn mening onopgeefbaar in het licht van de Schrift en van de brede christelijke traditie. Hierbij is het natuurlijk wel van belang dat we goed uitleggen wat we met theocratisch bedoelen.
In elk geval wil ik er niet mee zeggen dat het oudtestamentisch koningschap over Israël zonder meer gelijk te stellen is met het koningschap in Engeland of in Nederland, zoals in het verleden wel is gesuggereerd.
Sommige visies op het Neerlands-Israël uit vroeger tijden, of ook de Brits-Israëlbeweging, zetten een al te massief isgelijkteken tussen het oudtestamentische Israël en het ”Israël van het Westen”. Met dat laatste bedoelt men dan natuurlijk in Engeland het Verenigd Koninkrijk en hier in Nederland de Lage Landen. Maar er is nogal wat verschil in historische ontwikkeling tussen deze westerse landen en het Israël van de eeuwen voor de jaartelling. Bovendien neemt de theocratie in Israël een unieke plaats in Gods heilsgeschiedenis in. Ze wijst vooruit naar het koningschap bij uitstek: de komst van Hem Die Koning der koningen en Heere der heren is.
Gratie Gods
Maar dat betekent niet dat er voor het huidige koningschap niets te leren valt uit wat het Oude Testament over de koning van Israël zegt. Ik noem een paar voorbeelden. Het heengaan van een oude koning en het aantreden van een nieuwe koning wordt vaak gezien als een kritiek moment in de geschiedenis. Wat zal de regering van de nieuwe vorst brengen? In die situatie heeft men meer dan ooit behoefte aan het richtinggevend Woord van God (vgl. 2 Kron. 1:7vv; Jes. 6:1vv en Jes. 14:28). Een stervend koning geeft ontroerende woorden mee aan zijn zoon met het oog op diens troonsbestijging (1 Kron. 28:1-10).
Centraal is echter vooral het feit dat er op beslissende momenten voor de koning –en ook dóór de koning– gebeden wordt (Ps. 72; 2 Sam. 22 en 1 Kon. 8). Daarbij gaat het voortdurend niet alleen om persoonlijk heil en zegen voor de koning, maar vooral om het feit dat hij over zijn volk regeren mag volgens het Woord van God en onder de zegen van God. Het is immers een overtuiging die diep in de Schriften verankerd ligt dat koningen regeren „bij de gratie van God.” Gelukkig is dat besef onder ons volk ook vandaag nog niet helemaal uitgestorven.
Zegenbede
Naar mijn mening geven deze korte gedachten genoeg stof om door te denken over het gebed voor de koning. De laatste weken is er nogal wat te doen geweest over het koningslied. Nu is er, op zichzelf beschouwd, niet mis met een dergelijk lied. Maar het werd wel hopeloos postmodern opgezet: in principe moest iedereen een regel kunnen insturen of een woordje kunnen bijdragen. De gevolgen waren voorspelbaar: rond het koningslied ontstond een discussie die een hoog gehalte aan aangebrandespruitjeslucht verspreidde. Typisch Nederlands.
Gelukkig kwam collega Meeuse met een eigen koningslied waarin in elk geval God dank gebracht wordt en gebeden wordt om Zijn zegen voor onze nieuwe koning. Zeer terecht!
Toch zoek ik het zelf niet in de eerste plaats in een koningslied. Ik denk dan aan klassieke teksten, want zo creatief is ons gebruik van de Nederlandse taal meestal niet meer. Was het niet de organist Jan Zwart die een bewerking van het Wilhelmus maakte, met daar doorheen geweven de melodie van Psalm 134:3? Dat lijkt me een voortreffelijke, Bijbelse gedachte. „Wilhelmus van Nassauen”, of nu: „Koning Willem-Alexander (van Nassauen), …dat ’s Heeren zegen op u daal, Zijn gunst uit Sion u bestraal…” En dat die zegenbede voor onze koning blijft klinken tot in lengte van jaren! (Ps. 72:15).