Portret van Pontius Pilatus
Iedere zondag belijden we dat Christus „geleden heeft onder Pontius Pilatus.” Maar wie was deze Romeinse stadhouder eigenlijk?
In zijn eigen tijd én in de loop der eeuwen zijn er allerlei typeringen gegeven van Pilatus: antisemiet, wreedaard, slappeling, tragische figuur, rechter die het recht verkracht, instrument in Gods hand, (bijna) heilige. En deze lijst is nog uit te breiden.
Deze grote variatie aan aanduidingen heeft verschillende oorzaken. Allereerst kunnen we denken aan de fragmentarische berichten over hem in de evangeliën. Bovendien lijken de Joodse en de klassieke geschiedschrijvers een volstrekt ander beeld van hem te schetsen dan we in de Bijbel vinden. Ten slotte zijn er nog de talrijke legenden over hem in allerlei apocriefe geschriften. Dat alles is er de oorzaak van dat het leven van Pontius Pilatus, stadhouder (”praefectus” of ”procurator”) van de Romeinse provincie Judaea van 26-36 na Christus, heel verschillend wordt gewaardeerd en beoordeeld. We luisteren naar enkele stemmen over hem.
Een Joodse stem
De Joodse geleerde Paul Winter (1904-1969) tekent een heel bijzonder portret van Pilatus. Hierbij moeten we bedenken dat hij schrijft als overlevende van de Tweede Wereldoorlog. Na 1945 is Winter medeverantwoordelijk voor de terugkeer van tienduizenden Joden en anderen uit de concentratiekampen. Hierbij ontdekt hij dat zijn naaste verwanten –onder wie zijn moeder en zijn zuster– in de vernietigingskampen zijn omgekomen. Zijn boek over het proces van Jezus is daarom niet zonder reden opgedragen aan de „doden in Auschwitz, Izbica, Majdanek en Treblinka onder wie zij zijn die mij het meest dierbaar waren.” Alleen tegen deze achtergrond is zijn visie op Pontius Pilatus goed te plaatsen.
Winter wijst allereerst op het onmiskenbare feit dat de berichten uit het lijdensevangelie over deze stadhouder sterk verschillen van wat geschiedschrijvers uit diezelfde tijd over hem zeggen. De evangeliën tekenen Pilatus vooral als een aarzelende, wat bange man die voortdurend zegt dat Jezus onschuldig is. Vervolgens geeft hij Hem onder druk van de Joodse leiders en de volksmassa toch over om gekruisigd te worden.
Eigentijdse historische bronnen berichten echter dat Pilatus zich sterk laat leiden door antisemitische gevoelens. Hij bekommert zich volstrekt niet om de wensen van de Joodse leiders en laat zich niets gelegen liggen aan hun religieuze opvattingen. Bovendien wordt zijn gedrag getekend door hebzucht, wreedheid en hoogmoed.
Wreedheden
Enkele voorbeelden: stadhouders vóór Pilatus laten nooit hun legioenen Jeruzalem binnentrekken terwijl de soldaten afbeeldingen meedragen van de Romeinse keizer. De Joden vatten dat immers op als een zonde tegen het tweede gebod, vooral vanwege de dan ontluikende verering van de keizer. Pilatus beveelt echter de legioenen om ’s nachts –mét de keizerlijke standaards– Jeruzalem binnen te trekken. Als de inwoners dat ontdekken, reizen zij massaal naar Caesarea en verzamelen zich voor het stadhouderlijk paleis. Vijf dagen en nachten blijven zij daar en smeken de stadhouder de aanstoot van de keizerlijke beeltenissen uit de heilige stad te verwijderen. Op de zesde dag laat Pilatus de hele menigte naar het stadion drijven en dreigt hij hen af te slachten. Uiteindelijk geeft hij toch toe en verwijdert hij de legerstandaards uit Jeruzalem.
Korte tijd later beveelt de stadhouder dat het geld dat voor de tempel is ingezameld, gebruikt moet worden om een waterleiding naar Jeruzalem aan te leggen. Ook dat is een belediging van de godsdienstige overtuigingen van de Joden. Daarom verzamelen ze zich rond Pilatus als hij de aanleg van de waterleiding bezoekt en ze smeken hem het gewijde geld terug te geven. Maar de stadhouder verspreidt soldaten in burger onder de menigte en velen worden zonder pardon afgeslacht.
Een derde incident betekent het einde van de ambtstermijn van Pilatus in Judaea. De Samaritanen zijn ervan overtuigd dat een aantal voorwerpen uit de heilige tabernakel vanaf de tijd van Mozes begraven is op de berg Gerizim. Een Samaritaanse profeet voorzegt in 35 na Christus dat hij deze heilige voorwerpen zal tonen, als de Samaritanen zich op de berg zullen verzamelen. Dat gebeurt. Maar ze worden op bevel van Pilatus door een sterke legermacht overvallen en hun leiders worden terechtgesteld.
Op grond van de klachten over deze gebeurtenis wordt Pilatus naar Rome teruggezonden, waar hij zich voor zijn gedrag moet verantwoorden. In deze reeks van wreedheden past naadloos een haast terloopse opmerking in het evangelie. Daar wordt immers gesproken over het bloed van de Galileërs dat „Pilatus met hun offeranden vermengd had” (Luk. 13:1).
Gunstiger beeld
Paul Winter is van mening dat dit „wrede, brute portret” van Pilatus historisch het juiste is. De tekening die het lijdensevangelie geeft, is een latere, christelijke vertekening van de werkelijkheid. De reden hiervoor is volgens Winter dat de christelijke gemeenschap in de eerste eeuwen steeds meer blootgesteld wordt aan vervolgingen van de kant van de Romeinse overheid. In die situatie verdient het natuurlijk geen aanbeveling om te moeten zeggen dat de leider van de christenen door de Romeinse overheid ter dood is veroordeeld en aan het kruis is gestorven.
Zodoende wordt, aldus Winter, al in de evangeliën en zeker ook in de latere christelijke geschriften het portret van Pilatus steeds gunstiger getekend. Hij wordt meer en meer vrijgesproken van zijn verantwoordelijkheid voor de dood van Christus en de schuld daarvan wordt steeds meer bij de Joden gelegd. De christenvervolgingen houden op als Constantijn de Grote in 313 het christendom officieel voor geoorloofde religie verklaart. Dan is het niet meer nodig het beeld van Pilatus nog in gunstiger licht te plaatsen. Winter is daarom van mening dat wanneer de erkenning van het christelijk geloof langer op zich had laten wachten, Pilatus waarschijnlijk heilig verklaard zou zijn. Hij wijst in dit verband op het feit dat de Oosters-Orthodoxe Kerk de vrouw van Pilatus al vroeg in de reeks van heiligen heeft opgenomen omdat zij Christus „deze rechtvaardige” noemt (Matth. 27:19).
Hoewel de opvatting van Winter nog steeds invloed heeft, is ze zeer aanvechtbaar. Vooral tegen zijn stelling dat het lijdensevangelie een vertekend beeld zou schetsen, zijn gegronde bezwaren in te brengen. De vraag blijft echter wel: Hoe zit het dan met dat grote verschil tussen de historische berichten over Pilatus en het beeld dat het lijdensevangelie van hem schetst?
Vrienden van de keizer
Voor wie de geschiedenis van die tijd kent, is de angst van deze brute man tijdens het proces van de Heere Jezus wel te begrijpen. In deze periode is Tiberius keizer van het Romeinse Rijk. Door de jaren heen wordt deze man steeds achterdochtiger: hij vreest voortdurend voor een aanslag op zijn leven. Hierom trekt hij zich steeds meer terug uit Rome en brengt hij langere perioden door op zijn buitenverblijf op het eiland Capri, vlak voor de kust van Napels. Deze broeierige politieke situatie heeft de houding van Pilatus zeker beïnvloed.
Er is een theorie die dit nog concreter maakt. In grote lijnen ziet zij er als volgt uit. Een van de vertrouwelingen van de keizer is een zekere Sejanus. Hij wordt al spoedig benoemd tot commandant van de keizerlijke lijfwacht. In 31 na Christus wordt hij ervan beschuldigd een samenzwering tegen de keizer te hebben beraamd en op bevel van de keizer terechtgesteld, tezamen met zijn medeplichtigen.
Deze Sejanus behoorde tot een kring van vertrouwelingen van de keizer. Zij worden ”vrienden van de keizer” (amici caesaris) genoemd. De theorie van sommige geleerden is nu dat ook Pilatus tot deze vrienden van de keizer behoort. Zijn politieke toekomst is daarom nauw verbonden met het lot van Sejanus en andere leden van dit illustere genootschap. Als hij nu van de priesters te horen krijgt dat hij geen vriend van de keizer is als hij deze rabbi Jezus vrijlaat, krimpt zijn hart ineen. Dat is volgens het evangelie ook keerpunt in het proces (Joh. 19:12vv.): „Stel dat de Joden een deputatie naar Rome sturen om op deze wijze de aandacht op mij te vestigen. Dat kan mij mijn leven kosten!” Hij geeft Jezus over omdat hij zijn eigen leven en positie behouden wil (vgl. Matth. 16:25).
Zoals gezegd, het gaat hier om een theorie. Door gebrek aan precieze gegevens is het niet mogelijk voor ieder onderdeel vaste gegevens te vinden. Maar op deze wijze wordt mijns inziens wel duidelijk dat deze gespannen periode in het hart van het Romeinse Rijk een reden geweest is voor de angst van Pilatus waardoor hij zich gedwongen ziet Christus over te geven om gekruisigd te worden.
Zonde van Pilatus
Aan de meeste van de zojuist genoemde aspecten schenkt het lijdensevangelie geen aandacht. Dat is ook geen wonder, want het evangelie is niet bedoeld om een soort geschiedschrijving te leveren van Israël in de eerste eeuw na Christus. Het gaat er ook niet om allerlei details uit het leven van Pontius Pilatus in het licht te stellen. Het hart van het evangelie is vooral te verkondigen wie de Heere Jezus Christus is voor zondaren en welke weg Hij gaan moet om hen met God te verzoenen. Hierbij staan alle nevenfiguren in de schaduw, ook Pilatus.
Belangrijk blijft dan vooral wat Pilatus tot Jezus zegt en wat hij met Hem doet. Het lijdensevangelie benadrukt dat Pilatus herhaaldelijk zegt: „Ik vind geen schuld in deze mens” (Luk. 23:4vv.; Joh. 19:4vv.). Hij getuigt daarmee, als vertegenwoordiger van de rechtelijke macht van Rome, dat Jezus rechtvaardig is. Desondanks wordt het vonnis voltrokken. Toch past deze gerechtelijke dwaling volledig in de bedoeling van God. Pilatus wordt door God gebruikt opdat hij Jezus overgeeft om gekruisigd te worden. De Heidelbergse Catechismus verwoordt deze bedoeling van God en de zonde van Pilatus trefzeker, wanneer we lezen dat „Hij onschuldig onder de wereldlijke rechter veroordeeld zijnde, ons daarmee van het strenge oordeel Gods dat over ons gaan zou, bevrijdt” (zondag 15, vraag 38).
Spiegel
Met de laatstgenoemde opmerking raken we aan de meest persoonlijke toespitsing van wat de Bijbel over Pilatus bericht. In wat de Romeinse stadhouder daar zegt en doet, wordt ons een spiegel voorgehouden. In een beroemd gedicht schrijft de 17e-eeuwse dichter Jacob Revius: „T’ en zijn de Joden niet, Heer Jesu, die u cruysten (…) Ick bent, ô Heer, ick bent die u dit heb gedaen.” Hij had ook kunnen dichten: „Het is Pilatus niet, die u overgaf in de dood. (…) Ik ben het, Heere, ik ben het die u dit heb gedaan!”
Zo wordt het portret dat de Schrift van Pilatus tekent een spiegel. Wie is hij? Een tragische figuur; iemand die zijn leven en positie niet wil verliezen; een man die onschuldigen veroordeelt, een hard en wreed mens… In hem zie ik mijn eigen feilen en falen weerspiegeld. En het enige wat overblijft is om bij dat zelfportret te buigen en de grote Rechter te bidden om genade (vgl. Job 9:15).