„Rariora”, staat er op het schutblad. Daarmee is niets teveel gezegd. In de Universiteitsbibliotheek Utrecht bevindt zich, voor zover bekend, het enige exemplaar van de eerste vertaling van de Heidelbergse Catechismus in het Nederlands (1563). Een „zeer raare” –zeldzame– uitgave, kortom.
Hetzelfde lijkt te gelden voor de eerste en de tweede druk van de Duitse editie. Ook hiervan heeft, vermoedelijk, alleen de Utrechtse universiteitsbibliotheek exemplaren in bezit.
Vanaf morgen hoeven geïnteresseerden niet meer per se naar Utrecht om deze allereerste uitgaven van de Heidelberger in te zien. Uitgeverij Van Wijnen uit Franeker verzorgde een facsimile (kopie) van zowel de eerste Nederlandse als eerste Duitse editie. Voor beide heruitgaven schreef prof. dr. W. Verboom een nawoord.
„Terug naar de bron”, zegt uitgever Dingeman van Wijnen, „dat is wat we met de facsimiles beogen. Mensen via zo’n heruitgave in directe aanraking brengen met de tijd van toen. Het is trouwens niet voor het eerst dat we zoiets doen: we hebben inmiddels een heel aantal facsimiles op de markt gebracht. Het reisverslag van Gerrit de Veer over Nova Zembla bijvoorbeeld, eind zestiende eeuw. Een historische sensatie.”
Maar wel aan de prijzige kant...
„Dat is waar. In eerste instantie hadden we voor de heruitgaven van de Heidelbergse Catechismus ook ingezet op vrij luxe, exclusieve edities, in prijs variërend van 129,50 tot 295 euro. In de loop van het project, ook door de samenwerking met prof. Verboom, hebben we gezegd: Dit moet niet alleen iets voor de happy few, een enkeling, worden. Overal om je heen merk je op dit moment belangstelling voor dit boekje – dat al 450 jaar bezig is met zijn triomftocht. Daarom hebben we besloten ook een editie van 35 euro uit te brengen. Niet zo luxe als de andere, maar toch. Een publieksversie, zeg maar, van de Duitse en de Nederlandse editie.”
Indonesië
Van Wijnen en prof. Verboom treffen elkaar in de woning van laatstgenoemde, in Harderwijk. Prof. Verboom, emeritus hoogleraar in de geschiedenis van het gereformeerd protestantisme vanwege de Gereformeerde Bond in de Protestantse Kerk in Nederland: „Ik heb de indruk dat de jubileumherdenking van de catechismus nu meer leeft dan van vijftig jaar geleden, in 1963.”
Van Wijnen: „Die moet u zich inderdaad nog kunnen herinneren. Ik niet, ik was toen 7.”
Prof. Verboom: „Nou ja, ik was 22, zo veel weet ik er ook niet meer van. Maar feit is wel dat toen, om zo te zeggen, iedereen de catechismus nog kende. Sindsdien zijn velen ervan vervreemd.
Overigens, een week of wat terug was ik in Indonesië, op een conferentie over de catechismus. Na drie dagen waren mensen helemaal in de ban van de Heidelberger. Heel bijzonder. In de euforie is toen zelfs een verklaring aangenomen waarin de aanwezigen aangaven dat ze de Heidelbergse Catechismus meer ingang willen doen vinden in hun kerkverband.”
Bullinger
Het is vandaag precies 450 jaar geleden –18 januari 1563– dat de catechismus werd aangenomen. De volgende dag, dinsdag 19 januari, beval de keurvorst van de Palts, Frederik III, dat het geschrift overal in het land moest worden ingevoerd. De eerste Duitse druk verscheen in februari 1563.
„En binnen de kortste keren moest hij worden herdrukt”, zegt prof. Verboom. „Heinrich Bullinger, de Zwitserse reformator, schreef aan Caspar Olevianus: „Dit is de beste catechismus die ik ooit gezien heb.””
Lichtte Bullinger dat ook toe?
„Nee, helaas niet, en Olevianus heeft er bij mijn weten ook niet op geantwoord. Maar het geheim van de Heidelbergse Catechismus is dat zowel het kenniselement als het geloofsleven, zeg het bevindelijke element, op zo’n duidelijke wijze aan de orde komen. „Dit is mijn geloof, en mijn geloven.” Dat persoonlijke vind je vaak wel in lutherse catechismi; niet zozeer in gereformeerde. Wat is uw, eigenlijk: jóúw enige troost?”
Van Wijnen: „Mooi vind ik ook altijd de uitleg van de Tien Geboden. Steeds zie je dat de catechismus doorsteekt naar de diepte, naar de gezindheid van het hart.”
Vraag 80
De allereerste (Duitse) uitgave van de Heidelberger telde geen 129, maar 128 –nog niet genummerde– vragen en antwoorden. Vraag en antwoord 80, over het „unterscheid zwischen dem Abendmal des Herrn und der Bapstlichen Mess” werd pas in de tweede druk (die overigens nog dezelfde maand verscheen) toegevoegd – en in de derde druk nog wat verder uitgebreid.
Zacharias Ursinus en Caspar Olevianus gelden als de opstellers van de catechismus. Maar ook Thomas Erastus wordt wel genoemd.
Prof. Verboom: „Probleem is dat de archiefstukken hierover onvindbaar zijn. Hoogstwaarschijnlijk liggen ze in de Bibliotheca Palatina in het Vaticaan, maar dat is niet zeker. Ik ga nog een keer een poging doen daarachter te komen. Vast lijkt wel te staan dat Ursinus het grootste deel van de tekst voor zijn rekening heeft genomen en Olevianus een kleinere rol heeft gespeeld dan wel eens is aangenomen. Maar zeker weten we dat niet.”
Wat hebt u beiden zelf met de Heidelbergse Catechismus?
Van Wijnen, lid van de gereformeerde kerk vrijgemaakt in Franeker: „Ik ben ermee groot geworden, en vind het nog altijd een prachtig boekje. Neem de uitleg van de beden van het Onze Vader: elk antwoord is eigenlijk zelf een gebed. „Geef dat wij en alle mensen...”
Prof. Verboom: „Inderdaad. Of: „Wil ons, arme zondaren...””
Van Wijnen: „Toen ik vanaf het station hier naartoe fietste, ben ik nog even bij het graf van mijn vader geweest – hij ligt in Harderwijk begraven. Op zijn grafsteen staan de woorden uit Psalm 90:1: „Gij zijt ons een toevlucht geweest van geslacht tot geslacht.” Die taal, zo inhoudsvol, vind ik in de catechismus terug.”
Prof. Verboom: „Ik houd me nu al zo lang met de catechismus bezig, en nog steeds ontdek je nieuwe dingen.”
Bijvoorbeeld?
„Neem de eerste vertaling van de Heidelberger in het Nederlands, waarvan nu dus een heruitgave verschijnt. Bij de Bijbelteksten kom je bijvoorbeeld ook verwijzingen naar de apocriefen tegen – Sirach en zo.
Die allereerste Nederlandse vertaling, uit 1563, die tot stand kwam in Emden, staat trouwens nóg dichter bij de Duitse tekst dan die van 1611, die vanaf dat moment steeds is gehanteerd.
Maar nog iets: laatst trof me zomaar ineens het alles-of-nietskarakter van de Heidelberger. In zondag 44 bijvoorbeeld, het tiende gebod. „Dat ook de mínste lust... tegen énig gebod... nímmermeer kome... te állen tijde... van gánser harte...” Ik typeer de Heidelberger daarom graag als een liefdesbrief: ook daarin is het alles of niets. Je hebt iemand lief – of niet.”