Opinie

Ideaal van volkskerk moeilijk te rijmen met Schrift en belijdenis

Het pleidooi van dr. ir. J. van der Graaf voor een volkskerk is moeilijk ter rijmen met het belijden van de kerk en kwetst christenen die lid zijn van afgescheiden kerken, reageert ds. C. J. Meeuse.

19 October 2012 20:50Gewijzigd op 14 November 2020 23:49
„Iedereen die de belijdenis onderschrijft, moet zien dat het daar over iets anders gaat dan over een volkskerk.” Foto RD, Henk Visscher
„Iedereen die de belijdenis onderschrijft, moet zien dat het daar over iets anders gaat dan over een volkskerk.” Foto RD, Henk Visscher

Waar is de kerk? Er is een pijnlijk misverstand over het antwoord op deze vraag. Bij het zoeken ervan gaan de wegen al verdrietig uit elkaar. Dr. ir. J. van der Graaf toont in een interview (RD 11-10) dat hij zijn antwoord bij mensen zoekt; hij gelooft in de lijn van Hoedemaker in een volkskerk. Ik denk dat we het antwoord moeten zoeken bij God en in Zijn Woord, zoals onze belijdenis doet.

In het interview met dr. Van der Graaf, dat werd gepubliceerd naar aanleiding van zijn nieuwe boek ”Volkskerk in de marge”, staan opmerkingen die niet onweers­proken mogen blijven. Ik wil me hier beperken tot zijn opmerking: „Het is volkskerk of géén kerk.”

Het bewuste citaat is een klap in het gezicht of een steek in het hart van iedereen die buiten de Protestantse Kerk in Nederland (PKN) verblijft en niet gelooft in een volkskerk. Zij worden immers door Van der Graaf buiten de kerk gezet. Het zal niet zo bedoeld zijn, maar toch. Wat voor menselijk kerkbegrip moet er toch wel niet achter die opmerking steken?

Gelukkig kunnen degenen die zo denken je niet van Christus’ lichaam scheiden. Wij geloven niet in de kerk als instituut. Rome gelooft in de kerk. Daar acht men de kerk met de paus boven alles en iedereen te staan. Gods Woord leert ons echter dat Christus een kerk heeft door het werk van de Heilige Geest, Die daarvoor de prediking van dit Woord gebruikt. Gods Woord staat boven de kerk.

In de Bijbel heeft de kerk slechts in één periode van het genade­verbond de vorm van een volkskerk gehad: de bedeling met Israël. In de nieuwe bedeling zien we de kerk groeien uit Joden en heidenen die één worden in Christus. Het is dan geen volkskerk meer, al blijft het een rechtmatig verlangen te begeren dat heel het volk Christus als koning erkent.

Het zou goed zijn als reformatorische christenen nog eens met elkaar zouden nagaan hoe onze belijdenis op Bijbelse wijze spreekt over de kerk. In artikel 27 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis (NGB) wordt geen definitie van een volkskerk gegeven zoals Van der Graaf daarvan droomt, maar daar heet de enige katholieke of algemene Kerk „een heilige vergadering der ware Christ gelovigen, al hun zaligheid verwachtende in Jezus Christus, gewassen zijnde door Zijn bloed, geheiligd en verzegeld door de Heiligen Geest.” Die kerk bestaat vanaf het begin van de wereld tot het einde; leden zijn de ware onder­danen van Christus, zo wordt daar beleden.

„Deze heilige Kerk is niet gelegen, gebonden, of bepaald in een zekere plaats, of aan zekere personen, maar zij is verspreid en verstrooid door de gehele wereld; nochtans te zamen gevoegd en verenigd zijnde met hart en wil in één zelfde Geest, door de kracht des geloofs.” Iedereen die deze belijdenis onderschrijft, moet zien dat het hier over iets anders gaat dan over een volkskerk. Overigens is het me niet duidelijk dat Van der Graaf spreekt over een belijdeniskerk als een afscheiding van de volkskerk, maar dat moet hij zelf nog eens verduidelijken.

Hoewel Van der Graaf zijn instituut een Christusbelijdende volkskerk wil laten zijn, kan hij niet loochenen dat er ruimte is voor praktiserende homofiele predikanten of ook voor godloochenaars op de preekstoel. Is dat een Bijbelse ruimte, of moet hiertegen krachtig opgetreden worden?

Van der Graaf plaatst ieder die afgescheiden is van zijn volkskerk buiten de kerk. Zo oordeelt onze belijdenis gelukkig niet. Daar lezen we zelfs dat „het ambt aller gelovigen, volgens het Woord Gods is, zich af te scheiden van degenen, die niet van de Kerk zijn” (NGB artikel 28). En voor het begrip kerk moeten we dan wel invullen wat in artikel 27 staat.

In plaats van een krampachtige veroordeling van de Afscheiding is het beter om de Acte van Afscheiding en wederkeer nog eens goed door te nemen en er de Nederlandse Geloofsbelijdenis bij te betrekken. Alle gereformeerde gemeenten die er nog in de PKN zijn, zouden zich moeten afscheiden van een instituut dat zich boven de Bijbel stelt, en een samengaan moeten zoeken met andere gemeenten die kenmerken van de ware kerk openbaren.

De openbaring van de kerk zal ten minste „de reine predikatie des Evangelies”, „de reine bediening der Sacramenten zoals Christus ze ingesteld heeft” en het gebruik van „de kerkelijke tucht om de zonden te straffen” inhouden (NGB artikel 29).

Het woord ”kerk” gaat terug op het woord ”kuriakè ”, dat betekent: wat van de Heere is. De kerk is het eigendom van Christus. In Gods Woord gaat het om het Christus ingeplant te worden en dus van Hem te zijn; het is Zijn lichaam, of Zijn bruid. We hebben nodig van Christus’ lichaam een levend lid te zijn, bestuurd door één Hoofd: Christus, en geleid door één Geest, de Heilige Geest.

De auteur is predikant van de gereformeerde gemeente te Goes.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer