Dr. ir. Van der Graaf: Het is volkskerk of geen kerk
Zijn geestelijk testament wil hij het niet noemen. Maar de 75-jarige dr. ir. Jan van der Graaf geeft in zijn boek ”Volkskerk in de marge” wel rekenschap van zijn denken over de kerk. „Ik wilde het nog één keer allemaal opschrijven.”
De volkskerk mag dan in de marge van het maatschappelijk leven staan, Jan van der Graaf staat dat ondanks zijn leeftijd zeker niet. De oud-algemeen secretaris van de Gereformeerde Bond, die rond Samen op Weg in het oog stond van de storm die over hervormd-gereformeerde kring trok, is wel gradueel veranderd. Ondanks dat zijn denkbeelden niet zijn gewijzigd, is de onderstroom in zijn spreken rustiger geworden. Soms spatten de golven van zijn overtuiging nog hoog op. Vaker is zijn argumenteren kalm en zakelijk.
De scheuring die in 2004 de hervormde kring trof, is nog steeds een bittere zaak voor Van der Graaf. Dankbaar is hij voor gemeenten waar hervormden en hersteld hervormden op een goede manier samenleven. Verdriet blijft er over die plaatsen waar de wonden van de scheuring ontstoken en uiterst pijnlijk zijn.
In zijn boek, dat al klaar was voordat er recente publicaties verschenen waarin afstand wordt genomen van het begrip volkskerk, laat hij veelvuldig theologen als Hoedemaker en Van Ruler aan het woord. En I. Kievit, Noordmans en Aalders.
Maar ook de denkbeelden over kerk en gemeente van Kuyper, Schilder, prof. Kamphuis en anderen krijgen royaal aandacht.
Als de grote namen uit het voorgeslacht worden genoemd, laait het vuur in Van der Graaf op. Met wie hij zich het meest verwant voelt? „Toch Hoedemaker, ja. Als student reeds heb ik alles van hem ingedronken. Voor hem was de belijdenis geen akkoord van de kerk, maar het hart dat de bloedsomloop bepaalt. Als de kerk scheurt, kan het hart niet meer functioneren.”
Van Ruler noemt hij niet minder met ere. „Die heeft het denken van Hoedemaker buitengewoon helder uitgedragen.”
Aalders noemt hij ook. Maar Van der Graaf kon en kan onmogelijk meekomen met diens opinie dat met de komst van de Protestantse Kerk in Nederland de volkskerk ten grave werd gedragen.
In zijn boek, dat morgen wordt gepresenteerd op een symposium in Utrecht, staan juweeltjes van citaten. Over de gemeente en de schare. Over de lanen die door de oase van de kerk lopen en die zich verliezen „als karrensporen in de woestijn van de wereld.”
Er staan oneliners in die rond de kerkvereniging en de scheuring van 2004 veelvuldig zijn aangehaald. Hoedemaker: „Wij gaan niet naar Ulrum.” En: „Het is volkskerk of géén kerk.”
Van der Graaf knikt instemmend. „Nee, niet naar Ulrum. En ja: het is écht volkskerk of geen kerk. Maar dan moeten we dat begrip volkskerk wel helder hebben. Daar gaat het namelijk maar al te vaak mis. Dan wordt de volkskerk gezien als de kerk ván het volk. En dan kán een gedecimeerde kerk, zoals wij die in onze tijd kennen, natuurlijk geen volkskerk meer zijn. Maar de volkskerk is niet ván het volk, maar vóór het volk. Het gaat niet om de kwantiteit, maar om de kwaliteit. In de volkskerk gaat het allereerst om de gemeente. Zéker. Die gevoed moet worden uit het Woord. Daar is de belijdenis de aan de Schrift genormeerde norm voor de prediking. Maar het gaat óók om de schare. Nee, niet om de massa. Dat is veel te volks gezegd. Het gaat ook om de schare, waarover Jezus met ontferming bewogen was. De schare die er, zoals Noordmans zegt, éérder was dan de gemeente. En hoe zouden we die ooit kunnen en mógen opgeven?
Maar: ook in haar moederlijke functie voor de schare, moet en zal de kerk wel voluit belijdend zijn. En dat zal ze ook zijn wanneer ze zich in het maatschappelijk debat over waarden en normen begeeft. Christusbelijdende volkskerk, heette dat in de Nederlandse Hervormde Kerk.”
In de kerkorde van de Protestantse Kerk komt die uitdrukking niet meer voor.
„Dat is jammer. Maar naar haar wezen is de Protestantse Kerk volkskerk gebleven. Er wordt veel gesproken over de grote afkalving van de PKN, en die is er. Maar alleen al het feit dat er jaarlijks enkele tienduizenden mensen uit de kerk verdwijnen, maakt duidelijk dat het een volkskerk is. Al wordt de marge wel steeds smaller.”
De Hersteld Hervormde Kerk geeft het kerkelijk leven vorm op grond van de kerkorde van 1951. Ze noemt zich dus expliciet volkskerk.
„Maar ze is het niet. De kerkorde van 1951 heeft ze overgenomen, maar in de praktijk van het kerkelijke leven functioneert die niet. Het is glashelder dat de HHK een belijdeniskerk geworden is en daarmee een afscheiding van de volkskerk.”
Ook in de volkskerk moet volgens u de tucht functioneren. Maar waar is in de PKN die tucht als het gaat om de predikanten?
„Daar wringt het in onze kerk. En toch was en is die tucht, zij het niet juridisch, er wel. In de Hervormde Kerk toen het ging over prof. Smits, die de verzoening loochende en rond uitspraken van ds. Krop over de dood. Maar ook in de Protestantse Kerk rond de uitspraken van ds. Hendrikse. De kerk heeft ondubbelzinnig weersproken wat haar belijden weersprak. Ik vond het bijzonder dat de synode van de Protestantse Kerk het rapport over het spreken van God, dat een reactie was op Hendrikse, unaniem aannam. Dat was een veroordeling van zijn denkbeelden.”
In uw boek komt u met een opmerkelijke schuldbelijdenis over de scheuring van 2004.
„Ik doe daar een persoonlijke bekentenis. Namelijk dat ook de Gereformeerde Bond niet buiten de schuld van de scheuring staat. Dus ik ook zelf niet. Solidariteit in de gemeenschappelijke schuld.”
Kunt u dat concreet maken?
„Pas na 2004, toen ik zitting nam in de commissie van bijzonder zorg voor hervormde gemeenten, heb ik gezien hoe we de zaak hebben onderschat. Er was in onze gemeenten al heel lang en heel breed een stroom van mensen die alle kaarten zette op de eigen gemeente. Er was geen kennis van het feit dat het in andere delen van de kerk heel anders toeging. Men wist simpelweg niet van welke kerk men lid was. En toen SoW tot een ontknoping kwam, werd men wakker. Daar hebben wij als Gereformeerde Bond mede schuld aan.”
Is uw boek ”Volkskerk in de marge” dan niet tien jaar te laat verschenen?
„We hebben in de hele discussie rond Samen op Weg natuurlijk al de tonen die in het boek worden aangeslagen, laten horen. Maar ik geef met pijn in het hart toe dat we niet altijd evenwichtig zijn geweest in de discussie. We wilden opkomen voor de belijdenis, maar tegelijk mochten we de kerk niet loslaten. Dat gaf een pendelbeweging in de argumentatie en dat heeft onder het kerkvolk soms verwarring gegeven.”
U maakt de schuldbelijdenis van Hoedemaker ten aanzien van de Doleantie de uwe ten aanzien van de HHK. Hoedemaker zegde vervolgens zijn lidmaatschap van de Confessionele Vereniging op. Staat Van der Graaf inmiddels op de drempel van de Gereformeerde Bond?
„Zeker niet. Ik sta van harte achter de doelstellingen van de Gereformeerde Bond. Maar ik erken wel dat we in het verleden onszelf hebben overschat. Er is nooit één haar op m’n hoofd geweest die dacht dat er een scheuring als in 2004 onder ons zou kunnen plaatsvinden.
En wat de Gereformeerde Bond betreft: ik maak me ook nu nog zorgen om de kiemen van de binnenkerkelijke Doleantie die er nog steeds onder ons zijn. Dat kan weer misgaan. Ook daarom dit boek.”
Bent u, met uw pleidooi voor de volkskerk, niet een dromer geworden die zich eigenlijk buiten de kerkelijke realiteit van 2012 plaatst?
„Ik droom inderdaad. Van een herlevende kerk die in sommige van onze grote steden inmiddels de bodem van de secularisatie lijkt te hebben aangetikt. Waar er weer dopelingen zijn, waar in een jaar soms weer tientallen mensen belijdenis doen. Waar mensen uit de rand van de volkskerk zich weer bij de gemeente voegen. De kerk, de vólkskerk, is er en zal er blijven tot de jongste dag, ook al lijkt ze soms tot niet gekomen te zijn. Dat is geen droom, maar dat gelóóf ik met heel mijn hart.”