Moord op Hilkemeijer door Papoea’s nooit geheel opgehelderd
Vol idealen trok Andries Hilkemeijer naar Nederlands-Nieuw-Guinea. Ruim anderhalf jaar later, op 15 november 1961, werd hij vermoord door de Papoea’s voor wie hij zich inzette. De oorzaak is nooit met zekerheid vastgesteld.
Ir. A. M. Hilkemeijer was in Nimboran, zo’n 60 kilometer ten zuiden van hoofdplaats Hollandia, eerst assistent-bestuurder, en daarna al vrij snel hoofd plaatselijk bestuur (HPB). Volgens de weduwe –ze overleed in 2009– waren het de gelukkigste jaren van haar leven. „En voor Andries ook. Het trok ons”, zei ze in een documentaire over de moord. Volgens politie-inspecteur A. Lammertse wilde Hilkemeijer erheen „vanuit zijn geloofsovertuiging”, om de bevolking bij haar ontwikkeling te helpen.
De opleiding voor Nieuw-Guinea werd omschreven als een snelkookcursus. Het meeste leerde je ter plaatse.
Bescherming
Hilkemeijer verkende zijn gebied, dat zo groot was als de provincie Utrecht, lopend. Dat was de enige mogelijkheid om afgelegen kampongs te bereiken.
In november 1961 ging hij naar de regio Oenoeroem. „Vind je ’t goed, Corrie?” vroeg hij zijn vrouw. Zij zou achterblijven met hun twee dochtertjes. Marianne was drie jaar oud, Anja drie maanden. Ze stemde er echter mee in: hij moest zijn werk kunnen doen, en zelf kon ze de situatie goed aan. Bovendien had ze hulp.
„Hoewel het gebied van Oenoeroem gerekend wordt tot het onder geregeld bestuur gebrachte deel van de onderafdeling, verkeert de bevolking daar nog in een zeer primitief stadium”, schreef een krant. „In dit moeilijk begaanbare, bergachtige terrein leidt de bevolking min of meer nog een zwervend bestaan. Het christendom heeft er nog nauwelijks zijn intrede gedaan.”
Hilkemeijer kreeg dan ook het advies een groep agenten mee te nemen. Dat vond hij echter overdreven. „Ik vond hem soms wat naïef, maar hij ging ervan uit dat de Heere hem beschermde”, zei een collega.
Naast enkele dragers nam Hilkemeijer maar twee agenten mee, en die zouden slechts afgedankte, roestige wapens hebben gehad. Ze gingen meer mee om Hilkemeijer slangen en wilde zwijnen van het lijf te houden dan dat ze bescherming boden tegen mensen. „Dat laatste kwam niet bij ons op”, zei een ambtenaar: de Papoea’s waren de Nederlanders, die waren gekomen om hen te helpen, niet slechtgezind.
Tot die hulp behoorde het vervangen van verrotte hutten. Later is verondersteld dat dit de moord veroorzaakt heeft: Hilkemeijer zou de pech gehad hebben de hut af te breken van een vrouw die net daarvoor door een Nederlandse politie-inspecteur was meegenomen naar het bureau –hij wilde daarmee haar stamgenoten uit het bos lokken en hun de Japanse wapens afnemen waarover ze sinds de oorlog beschikten– en vermoedelijk door een bewaker was misbruikt. Of Hilkemeijer van dat voorval op de hoogte was, is niet duidelijk. Hij was ongewapend en werd samen met de twee agenten vermoord. De vijf dragers renden weg.
Graf in de jungle
Een verpleegster kwam Corrie Hilkemeijer vertellen dat haar man was omgebracht. „Je gelooft het eigenlijk niet”, zei de weduwe later. „Ik zei: Hoe is dat gebeurd? Maar dat wilde ze niet zeggen.”
„Mevrouw Hilkemeijer was verbazingwekkend rustig”, zei politie-inspecteur Lammertse. De weduwe vroeg of de drie doden naar haar woonplaats konden worden overgebracht. Er werd daar zelfs al een graf gegraven. De lichamen gingen echter al tot ontbinding over. Er waren ook geen dragers te vinden die met doden door het bos wilden lopen. Daarom werden de slachtoffers ter plekke begraven, zonder dat de familie erbij was. Dat gebeurde met militaire eer: er werd een vlag over de lichamen gelegd en daarna klonken saluutschoten boven het graf.
Rouwdienst aan huis
Hilkemeijers collega drs. C. P. van Dijk –later minister– hoorde het nieuws over de radio. „Het was een klap, een schok, temeer omdat dat soort dingen in Nieuw-Guinea niet gebeurde”, zei hij later. „Er werd wel veel gemoord, maar als blanken voelden we ons er absoluut veilig.” Drie weken werd er naar de daders gezocht, maar de moord bleef onopgehelderd.
„Ds. M. van der Sijs uit Hollandia werd ingevlogen en heeft een huisdienst gehouden”, vertelde mevrouw Hilkemeijer. „Toen heb ik heel veel gehuild.”
Hardop zei ze ook: „Ik wil niet weg.” Maar ze mocht van de overheid niet blijven. Foto’s laten zien hoe de reiswieg met haar baby in het vliegtuig werd getild. De jonge weduwe vestigde zich in Ede. Drie jaar later overleed haar oudste dochtertje aan een blindedarmontsteking.
Terug naar Nieuw-Guinea
Mevrouw Hilkemeijer had blikken trommels vol foto’s en dia’s. Dochter Anja bekeek de beelden van haar geboorteland als kind vaak met een viewmaster. „Ik kende al die fotootjes en dia’s uit m’n hoofd. Maar er werd mij niet duidelijk verteld hoe en wat. Mijn vader was door Papoea’s vermoord, dat was alles wat ik wist.”
In 1998 ging ze met haar moeder naar het vroegere Nieuw-Guinea. Op een markt wees iemand naar een oudere vrouw achter een kraam: de weduwe van een van de agenten die Hilkemeijer destijds vergezelden. De vrouw barstte in tranen uit en omhelsde de weduwe Hilkemeijer.
Papoea’s namen de vrouwen mee de jungle in, de bergen over. Het was een lange, vermoeiende voettocht, maar „het was net of we erheen werden gedragen”, zei Anja Hilkemeijer. „Mijn moeder en ik hadden continu een paar Papoea’s naast ons die ons zo nodig de hand reikten en goed opletten dat mijn moeder, die toen 67 jaar was, niet zou vallen.
Er gingen veel Papoea’s uit het dorpje Genjem mee op de tocht naar het graf. Een aantal had m’n vader goed gekend en was destijds ook zeer geschokt. Zij droegen de gedenkplaatjes die mijn moeder en ik in Nederland hadden laten maken, en verder cement, gereedschap en rijst. We waren een dag onderweg om bij het gehucht Djadam te komen, waar het drama zich voltrok.”
Daar schudden oude Papoea’s hun de hand. Er kunnen mannen bij geweest zijn die bij de moord betrokken waren, of die er in elk geval van wisten, maar de weduwe Hilkemeijer had er geen moeite mee: „Ik kon het aan God overgeven, had helemaal geen wraakgevoelens en ben nooit bitter geweest tegenover de Papoea’s. Het is een aardig volk; we voelden ons er destijds direct thuis.” Daarom bezette haar „eindeloze verbazing dat dit had kunnen gebeuren, en dat met zo’n edel mens als Andries.”
„Toen we aankwamen in Djadam, voelde ik me ontzettend blij”, zei haar dochter. „Nooit eerder was ik sinds zijn overlijden zo dicht bij mijn vader geweest. Vandaar dat ik eraan dacht de beenderen mee te nemen.”
De volgende morgen gingen ze naar het graf. Er was niet meer dan een ondiepe kuil te zien. Besloten werd de beenderen niet op te graven. In een houten bak werd cement gestort. Mevrouw Hilkemeijer en haar dochter legden er een gedenkplaatje in, de weduwe van de agent deed dat ook, en ook voor de andere agent werd een plaatje in het cement aangebracht.
Een oude Papoea die Hilkemeijer had gekend, sprak een gebed uit. Mevrouw Hilkemeijer en haar vriendin zongen ”De Heer is mijn Herder”. „Maar ik kon het niet uitzingen”, zei de weduwe. De emotie werd haar even te veel. Ze ervoer de ceremonie als helend, als een afsluiting van een duister stuk verleden.
Haar dochter besefte: „We laten hem hier achter. Daar heb ik één avond om gehuild. Toen was het goed.” Ze had afscheid kunnen nemen van een vader die ze nooit gekend had.
”Hilkemeijer station”, werd de grafplaats in het gebed van de oude man genoemd: daar was hij ‘uit het leven gestapt’. ”Station Hilkemeijer” werd dan ook de titel van de documentaire die Thom Verheul in 2001 maakte.
Gewaarschuwd
„Mijn vader was gewaarschuwd dat er spanningen waren, zo verzekerde een aantal Papoea’s ons”, zegt Anja Hilkemeijer, die nu in Spanje woont. „Ook de assistent-HPB, een Papoea die we daar hebben ontmoet, wist van de problemen. Hij heeft mijn vader vergezeld op die laatste patrouille. De man vertelde dat mijn vader alvast vooruit wilde gaan naar Djadam, een iets hoger gelegen dorpje op de berg, en dat de rest van de groep later zou volgen. M’n vader vond het voldoende om met twee agenten en enkele dragers te gaan. De assistent bleef ook achter. Toen de dragers verschrikt en verslagen kwamen aanrennen met het schokkende nieuws, was hij aangeslagen.
Dat m’n vader de waarschuwingen in de wind heeft geslagen, zie ik als een grote vergissing. Het heeft lang geduurd, maar ik zie in dat we allemaal vergissingen maken en sommige keuzes hebben fatale gevolgen.
Ik heb een paar foto’s waarop m’n vader mij als baby in zijn armen houdt. Het moet een verschrikkelijk moment zijn geweest waarop hij besefte dat de Papoea’s hem gingen doden, wetende dat hij zijn vrouw en kinderen niet meer zou zien.”
Dit is het tweede deel van een serie over de overdracht van Nieuw-Guinea, vijftig jaar geleden.