Muziek
Wim en Wilbert Magré graaien flink en frivool in de toetsen

In een zomerserie over vader en kind in de muziek vandaag deel 2: Wim en Wilbert Magré uit Elburg.

Evert van Dijkhuizen
31 July 2012 13:09Gewijzigd op 14 November 2020 22:25
Wilbert (l.) en Wim Magré. Foto Sjaak Verboom
Wilbert (l.) en Wim Magré. Foto Sjaak Verboom

Ze houden van forse dynamiek; wisselen virtuoos vuurwerk af met fluisterzachte verstilling. Wim en Wilbert Magré vormen een duo op orgel en piano. „We zeggen elkaar onder het spelen soms flink de waarheid. Dat gaat makkelijker als je vader en zoon bent.”

Ze wonen pal naast de Grote Kerk van Elburg. Hun ruime bovenetage omvat een woon- en een muziekkamer. In het laatste vertrek prijken een blank Contentorgel en een zwarte Yamahavleugel. Om het kwartier dringen de klanken van het sprankelende carillon van de robuuste toren door de muur. Wim Magré: „Ik hoor het eigenlijk amper meer. Je went eraan. Behalve die ene keer. Toen heb ik een uur lang alleen maar ping gehoord. Wat bleek? De beiaardier had zichzelf boven in de toren opgesloten en probeerde de aandacht te trekken.”

Wim (49) schuift op de orgelbank, zoon Wilbert (20) zakt op de pianokruk. Zacht kabbelend komt het populaire ”In His love” op gang. Halverwege raakt de muziek in een stroomversnelling. Wim trekt register na register open, Wilbert raust over het pianoklavier. Het lied eindigt in een klankexplosie. Of de buren wel eens klagen? „Die hebben we niet. Maar schuin onder ons zit het kerkelijk bureau. We moeten het niet te gek maken.”

Nog een tweede nummer. Een scherzo, oorspronkelijk geschreven voor orgel. Wim schuift z’n verrijdbare bureaustoel bij. Hij rechts, zoon Wilbert links. Vierhandig op de vleugel, dat doet het duo Magré ook graag. „Het publiek smult van dit soort nummers.”

Wim, die z’n kost verdient met het dirigeren van negen koren en het geven van concerten, is een onvervalste muzikale nazaat van de Kamper organist Willem Hendrik Zwart. „Ook toen ik orgel studeerde op het conservatorium in Zwolle, bij Dorthy de Rooij, nam ik stiekem les bij Zwart. Als een soort tegengif. Ik had geen zin om alleen maar strak, puriteins te spelen. Ik wilde muziek maken. Bij Zwart leerde ik dat. Op het conservatorium vonden ze het maar niks wat ik deed tijdens concerten en uitvoeringen. Een van de docenten is een keer wezen luisteren. Hij schreef na afloop een beoordeling en stopte die bij z’n collega’s in het postvakje. Vervolgens kreeg ik er elke les flink van langs, maar ik heb de opleiding afgemaakt.”

Klassiek

Zoon Wilbert begon als jochie van acht met blokfluitles op de muziekschool. Al snel maakte hij de overstap naar de piano. Sinds z’n tiende heeft Wilbert les van Herman Riphagen, die zelf vanwege rugklachten niet meer kan spelen. „Ik ga elke week een uur naar hem toe; speel dan vooral klassieke muziek. Bach, Chopin, Beethoven, Mozart. Dat is goed voor m’n techniek. Daarnaast leg ik me toe op koorbegeleiding, improvisatie en het samenspelen met m’n vader.”

Of Wilbert ook volledig de muziek in wil, net als z’n vader? „Ik weet het nog niet. Ik heb vorig jaar m’n mbo-diploma administratie gehaald en run nu een eigen bedrijfje voor het ontwerpen van reclamedrukwerk, posters, websites, folders en briefpapier. Het loopt goed. Daarnaast speel ik steeds vaker piano, onder andere bij de koren van mijn vader. Ik wacht af hoe het zich verder ontwikkelt. Ik heb een keer auditie gedaan voor een vakopleiding piano. Er waren 100 kandidaten en er zouden er maximaal 25 worden toegelaten. Ik hoorde bij die 25, maar heb het uiteindelijk toch niet gedaan. Ik was bang dat ik dingen moest doen waar ik geen zin in had. Om die reden trekt het conservatorium me ook niet zo.”

Dat de Magrés de laatste jaren veel samenspelen, hebben ze mede te danken aan hun collega Martin Mans. „Hij heeft ons gestimuleerd, nadat we in Ermelo een keer iets samen hadden gedaan. Martin zei: Jullie moeten een cd’tje maken: Magré en Magré. Dat klinkt goed. We hebben zijn advies opgevolgd. Dat eerste schijfje, opgenomen in de Grote Kerk in Elburg, liep direct als een trein. De oplage van 1000 exemplaren was zo weg; we moesten bijbestellen.”

Inmiddels liggen er drie albums van Magré en Magré. Aan de laatste heeft ook een panfluitiste meegewerkt: Carina Bossenbroek. Het schijfje is opgenomen in de Martinikerk in Bolsward met het fameuze Hinszorgel. Wim: „Dat is zó’n mooi instrument. We moeten er snel weer naartoe voor een vierde schijfje...”

Wat er leuk is aan samenspelen met je zoon, met je vader? Wim: „Het gaat bijna vanzelf. We voelen elkaar aan, we begrijpen elkaar. En we zeggen elkaar soms flink de waarheid. Als je met een vreemde samenspeelt, ga je anders met elkaar om. Dan probeer je altijd fatsoenlijk te blijven, ook al vind je iets helemaal niks. Als vader en zoon hoeft dat niet.”

Wilbert: „Soms begint mijn vader al improviserend met een bepaald nummer. Dan denk ik: Ja! Zo had ik het ook gedaan. We reageren ook heel makkelijk op elkaars spontane invallen tijdens het spelen. Dan begint mijn vader met een bepaald thema, ik neem dat over en andersom.”

Niet na-apen

Het repertoire van de Magrés is een bonte mengeling van populair-klassieke nummers en geestelijke liederen, van psalmen en melodieën die van oorsprong uit de popmuziek komen. „Het vinden van nieuw repertoire is niet altijd eenvoudig”, zegt Wim eerlijk. „Toch moeten we er wel naar blijven zoeken; dat zijn we aan ons publiek verplicht. En we willen ook niet steeds anderen, zoals het duo Martin Mans en Martin Zonnenberg, na-apen.”

Samen studeren doen vader en zoon Magré weinig. Wilbert: „Als we een concert hebben, maken we natuurlijk afspraken over wie wat speelt. Maar we improviseren ook veel. Daar zit altijd een risico in. Meestal gaat het goed, maar het kan soms ook tegenvallen. Dat zeggen we dan eerlijk tegen elkaar.” Wim: „Je moet in dit vak vooral handig zijn.” Met een grijns: „En lui zijn we ook wel een beetje.”

Soms spelen Wim en Wilbert op uitnodiging, soms organiseren ze zelf een concert. De bezoekersaantallen variëren van enkele tientallen tot enkele honderden. Wat er aardig is aan de combinatie orgel-piano? Wim: „Je moet het zo zien: het orgel is het orkest, de piano het solo-instrument, de pingelaar. Belangrijk is dat beide instrumenten van goede kwaliteit zijn en dat we goed contact hebben met elkaar, ook in een grote kerk waar je ver bij elkaar vandaan zit. Het liefst hebben we trouwens een vleugel, geen piano. Die heeft te weinig body om tegen het orgel op te kunnen.”

Hoe typeren de Magrés hun eigen spel? Wim: „Ik ben een volbloed romanticus, soms een beetje wild. Ik houd ervan af en toe flink tekeer te gaan op het orgel. Net als Willem Hendrik Zwart; die deed dat ook. Ik heb overigens geen hekel aan andere muziekstijlen. Ik speel ook Bach en Buxtehude, maar niet op de Ton Koopman­manier met een oude stemming en oude vingerzettingen. Daar ben ik geen fan van. Zo’n oude stemming klinkt in mijn oren gewoon vals.”

Wilbert: „Mijn manier van spelen is frivool, vrij, een beetje zoals Jan Vayne het doet. Dat vind ik mooi. Ik heb wat minder met een pianist als Jan Lenselink. Het is erg knap wat hij doet, maar het is mij te jazzachtig. Jazzy spelen kan best mooi zijn, maar niet bij een koraal als ”Wohl mir” van Bach. Ik vind dat je de stijl van de componist moet respecteren. Verder improviseer ik graag. Dat is helemaal mijn ding.”

Pluspunt

Inmiddels nam zoon Wilbert zijn eerste solo-cd op: ”Piano and symphonic orchestra”. Hij speelde alle partijen in op een keyboard en deed er een scheut nagalm overheen om er „een leuke luister-cd” van te maken. De ontvangst van het schijfje verraste hem. „Het staat zelfs bij Free Record Shop en V&D in de bakken. Ze vinden het een belangrijk pluspunt dat het repertoire een mix is van geestelijke én wereldlijke songs. Dat verkoopt beter, zeggen ze.”

Vader Wim kan zich een leven zonder muziek niet voorstellen. „Mijn moeder zat vroeger al op koor en thuis draaiden we altijd plaatjes. Van Feike Asma, van Piet van Egmond. Of ik de muziek in wilde, was voor mij eigenlijk geen vraag. En ik zou nog steeds niet weten wat ik anders zou moeten doen. Ik ben elke avond op pad voor koorrepetities. In het weekend geef ik uitvoeringen. In mei stoppen de koren, maar dan begint het concertseizoen voor orgel. Deze zomer geef ik 38 concerten, waarvan 12 als begeleider van de nieuwe Urker Mans Formatie. Elke zondag speel ik een kerkdienst in de gereformeerde kerk in Doornspijk en elke maand in de Grote Kerk in Elburg. Daarnaast heb ik het hele jaar door rouw- en trouwdiensten. Het levert me alles bij elkaar een fatsoenlijk belegde boterham op.”

Op 11 augustus verschijnt in de krant deel 3: Boudewijn en Lydia Zwart.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl
Meer over
Muziekgenen

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer