DEN HAAG - Het openbaar ministerie zal geen vervolging instellen tegen oud-premier Kok en de vroegere ministers Korthals en De Vries. Prinses Margarita en haar man Edwin de Roy van Zuydewijn hadden aangifte tegen hen gedaan.
Zelf zegt het OM „dat het in de aangifte gaat om klachten over feiten die niet strafwaardig zijn en om klachten die zo vaag zijn dat zij niet tot een succesvolle opsporing kunnen leiden.” Ook een aantal ambtenaren dat door het paar was aangeklaagd, zal niet worden vervolgd.
Volgens prinses Margarita en haar man hebben twee BVD-medewerkers en enkele politiemensen zich schuldig gemaakt aan ambtsdwang en oplichting door gegevens over De Roy van Zuydewijn op te vragen bij de sociale dienst in Amsterdam. Ook zouden de BVD’ers over de schreef zijn gegaan door het dossier door te sluizen naar het Kabinet van de Koningin.
Directeur Rhodius van dat kabinet komt eveneens in de aangifte voor. Hij had het BVD-dossier nooit naar de vader en een broer van Margarita mogen doorspelen, luidt de aanklacht. Donner weerlegt de beschuldigingen punt voor punt.
Ook doet hij kort verslag van de verhoren van Margarita en haar echtgenoot die op de aangifte volgden. Die gesprekken leverden volgens de bewindsman „geen relevante nieuwe inhoudelijke gezichtspunten op.” Wel viel uit de opmerkingen van Margarita en haar echtgenoot op te maken dat de twee vooral uit zijn op een succesvolle schadeclaim. Hun belang was volgens Donner in de eerste plaats „hun voornemen een civiele procedure aan te spannen tegen de Staat en/of leden van de koninklijke familie.”
De voormalige raadsman van het echtpaar, P. Nicolaï, gaf in maart aan dat een claim van enkele tientallen miljoenen tegen de staat werd voorbereid. Of de claim na de beslissing van Donner en het OM zal worden doorgezet, is nog onduidelijk.
Een van de huidige raadslieden van Margarita en De Roy van Zuydewijn, V. Koppe, noemt de beslissing over het niet vervolgen geen verrassing, „gelet op de belangen die op het spel staan. In dit soort zaken heeft de minister van Justitie immers het laatste woord.”