Het grootste deel van zijn leven woonde en werkte Guido de Brès, opsteller van de Nederlandse Geloofsbelijdenis (NGB), in het zuiden van België en het noorden van Frankrijk. Wat is er nog te vinden van deze Nederlandse reformator.
In een villawijk van de Zuid-Belgische stad Bergen (Franse naam Mons), de geboorteplaats van Guido de Brès, is een lange straat genoemd naar de kerkhervormer: de ”Rue Guy de Brès”. Het straatnaambordje vermeldt verder geen uitleg.
Een bewoner die een paar huizen verderop woont en juist wegrijdt met de auto, stopt en draait zijn raampje naar beneden. De man van middelbare leeftijd weet niet wie Guy de Brès was. Ook de naam Jean Calvin zegt hem niets. Bij het horen van het woord hugenoten begint hem iets te dagen.
De straatnaam is de enige tastbare verwijzing naar de kerkhervormer in zijn geboorteplaats. Guido de Brès werd in 1522 geboren in de omgeving van het Begijnhof (Béguinage), iets terzijde van het centrum. Er moet nog een kapel uit die tijd zijn, maar het gebouw is niet zo snel te vinden.
Ook voorbijgangers –allemaal even vriendelijk– weten de kapel niet te staan. Eindelijk is er iemand die verwijst naar het gebouw van de Région Wallonne aan de Place du Béguinage. De begijnhofkapel, die zich daar pal achter bevindt, is alleen via dit pand te bereiken. De wat plompe middeleeuwse kapel heeft sierlijke ramen en een opvallende roodgeverfde bovenbouw.
De Brès moet ook de Waltrudiskerk (Sainte-Wautrude), in het centrum van Bergen, gekend hebben. Vermoedelijk heeft hij er in zijn jeugd vaak gekerkt. Het bedehuis, genoemd naar de heilige Waltrudis, is een mooi voorbeeld van Brabantse gotiek. Met de bouw ervan werd in 1450 een begin gemaakt. De kerk –die vrij te bezichtigen is– is echter nooit voltooid; een toren ontbreekt. Opvallend zijn de prachtige zestiende-eeuwse glas-in-loodramen en de Car d’Or, een rijk versierde en vergulde praalwagen met de reliekschrijnen van de heilige Waltrudis die elk jaar in processie door de stad rijdt.
De Grote Markt met het vijftiende-eeuwse stadhuis vormt het middelpunt van de stad. Een kelner die wel alles weet van Sint-Waltrudis, kent de naam Guido de Brès niet. Terwijl de naam van de reformator op Wikipedia toch genoemd wordt, en verwijst naar „een van de belangrijkste historische personen van Bergen.”
De godsdienstige ontwikkeling in de plaatsen waar Guido de Brès heeft gewerkt, is heel anders verlopen dan die in de Noordelijke Nederlanden. De steden zijn in de Tachtigjarige Oorlog teruggekeerd onder de heerschappij van Spanje en het calvinisme is er (zo goed als) verdwenen. Dat is te merken.
Glas-in-loodschilder
In Bergen krijgt De Brès een goede schoolopleiding en wordt hij glas-in-loodschilder. Guido geniet een rooms-katholieke opvoeding. Of hij door Bijbelse taferelen of door de berichten over de terechtstelling van martelaren tot andere inzichten komt, is onbekend. Het is wel zeker dat hij door het lezen van de Bijbel achter de waarheid van het Evangelie is gekomen.
Wanneer er in zijn geboortestad vervolgingen losbarsten, vlucht Guido de Brès in 1548 naar Engeland. Hij vestigt zich in Londen, samen met andere vluchtelingen uit de Nederlanden. Omdat de augustijnenkerk, Austin Friars, te klein is om alle Nederlandse calvinisten te herbergen, krijgen de Walen de Sint-Antoniuskapel aan de Treadneedle Street tot hun beschikking. Guido de Brès heeft hier ongetwijfeld gekerkt.
In Londen ervaart hij zijn roeping als prediker. Hij krijgt eenvoudige theologielessen op de zogenoemde ”Profetie”, waar gehouden preken worden bediscussieerd.
In 1552 voelt De Brès zich gedrongen om terug te keren naar de Lage Landen. Hij vestigt zich in Rijsel (Lille), op dat moment een stad in het uiterste zuiden van de Nederlanden, nu een grote Franse industriestad nabij de grens met België met meer dan 200.000 inwoners. De oude stad, „le vieux Lille”, is de laatste jaren prachtig gerestaureerd en een bezoek meer dan waard.
Jérome
In Rijsel houdt de prediker zich bezig met de opbouw van een protestantse kerk. Hij houdt eenvoudige meditaties bij mensen thuis en geheime bijeenkomsten in eenzame plaatsen. De Brès geeft daarnaast catechetisch onderwijs aan de jeugd en stelt een soort diaconaat in om arme geloofsgenoten te steunen. In enkele jaren tijd komt de kerk hier tot bloei.
Als de vervolging in Rijsel de kop opsteekt, wijkt De Brès uit en vertrekt hij via Gent en Frankfurt naar Zwitserland, waar hij in Lausanne en Genève studeert.
In 1559 gaat De Brès opnieuw terug naar de Zuidelijke Nederlanden, waar hij zich vestigt in Doornik (Frans: Tournai). Hier trouwt hij met Catherine Ramon. Samen krijgen zij vijf kinderen.
De kerk van Doornik kan wel beschouwd worden als de moederkerk van het gereformeerd protestantisme in de Waalse provincies. Haar invloed reikte tot aan Valencijn (Valenciennes), Rijsel (Lille), Dowaai (Douai), Bergen (Mons), Atrecht (Arras) en Armentiers (Armentièrres).
Onder de schuilnaam Jérome neemt De Brès in Doornik zijn intrek in het stadsdeel Brixius, waar niet de bisschop van Doornik maar die van Kamerijk (Cambrai) de baas is. Hij woont in een huis in de Rue de Marvis en heeft zijn vele boeken opgeslagen in een tuinhuisje daar vlakbij. Van daaruit zet hij zijn rondreizende bediening voort, verzamelt hij medewerkers om zich heen en stelt hij een kerkenraad aan in Doornik. Hij preekt, vanwege de vervolging, dikwijls in de huizen – voor een gezelschap van ten hoogste tien mensen.
Geloofsbelijdenis
In 1560 schrijft Guido de Brès in Doornik, naar het voorbeeld van de Franse geloofsbelijdenis van Calvijn, een Nederlandse geloofsbelijdenis. Een groot aantal exemplaren van het –in het Franse Rouen gedrukte– boekje komt in zijn tuinhuisje terecht, vanwaar ze verspreid worden naar elders.
Om te laten weten wie de gereformeerden zijn, voegt De Brès een verklaring aan de belijdenis toe, waarin hij spreekt van zijn trouw aan de koning. Omdat het veel te gevaarlijk is om de geloofsbelijdenis aan koning Filips II aan te bieden, adresseert hij het pakje met de brieven en het boekje aan de commissarissen van de koning in Doornik.
In de nacht van 1 op 2 november 1561 gooit De Brès zijn geloofsbelijdenis „binnen de voorpoort” van het kasteel van Doornik. Twee dagen later is de landvoogdes Margaretha van Parma in het bezit van het document. Zij geeft het door aan Filips II.
Chanteries
In deze tijd maakt het calvinisme in Doornik, wel het Genève van het Noorden genoemd, een sterke groei door. Mogelijk maken de calvinisten de helft van de stadsbevolking uit, ongeveer 12.000 inwoners.
In de herfst van 1561, vanaf 28 september, vinden er ”chanteries” plaats: groepen mensen gaan al psalmen zingend door de straten van Doornik. Deze chanteries hebben niet de instemming van Guido de Brès, die voor voorzichtigheid pleit. Op 1 oktober verbiedt de stadsoverheid de chanteries en treedt hard op.
Als gevolg van dit optreden wordt De Brès op 21 januari 1562 door de overheid verbannen uit Doornik. In de jaren die volgen is hij onder meer rondreizend prediker en hofprediker van de hertog in Sedan in de Ardennen.
In Doornik is nog wel het een en ander uit de tijd van de Reformatie te vinden. Het meest in het oog springend is de Onze-Lieve-Vrouwekathedraal, waarvan de vijf torens al van ver zichtbaar zijn. Helaas is de restauratie nog steeds niet voltooid.
In deze kathedraal trok in de Reformatietijd de fluweelwever Bertrand le Blas de hostie uit de handen van de priester. „Misleide mensen, denken jullie dat dit Christus is, jullie Heere en Meester?” riep hij uit. Dan breekt hij het brood in stukken en vertrapt het op de vloer. Hij wordt op een vreselijke manier ter dood gebracht.
Het marktplein in Doornik, waar de calvinisten hun chanteries zongen, telt heel wat historische panden, onder andere café Le Central. Vanaf een balkon van dit gebouw kondigden de magistraten in de tijd van Guido de Brès de vonnissen tegen misdadigers en ‘ketters’ af.
Hendrik VIII-toren
Aan de overkant van de Schelde woonde de reformator. Een van de bruggen vanaf het centrum naar die wijk, de Pont des Trous, dateert uit de dertiende eeuw. Op de kruising van de Rue de Marvis en de Rue des Soeurs de la Charité staat nog een stuk historische stadsmuur overeind. Vlakbij woonde Guido de Brès.
Hiervandaan is het maar een minuut of tien lopen naar de plaats waar ooit het kasteel stond waar De Brès de geloofsbelijdenis over de muur gooide. Het kasteel staat er niet meer; wel bevindt zich aan de Rue du Rempart de Hendrik VIII-toren, een hoektoren van het kasteel die diende als gevangenis. Hier zat Guido de Brès in 1567 enige tijd gevangen.
De toren bevat twee boven elkaar geplaatste zalen en heeft voor het licht een ronde opening in de koepel. De muren hebben aan de voet een dikte van ruim 6 meter. Op de deur staan de woorden: ”Tour Henri VIII (1513-1518)”.
Aan de Rue du Château staat de Ecole Communale du Château (openbare school van het kasteel), ongeveer op de plaats waar vroeger het kasteel stond.
De VVV in Doornik is goed op de hoogte van het bestaan van Guido de Brès. Ze heeft een speciaal dagprogramma ”protestantisme in Doornik”, met een rondleiding door de stad met nadruk op plaatsen waar Guido de Brès vermoedelijk is geweest. Ook een bezoek aan de Onze-Lieve-Vrouwekathedraal met aandacht voor het protestantisme behoort tot de mogelijkheden.
Zo veel als er nog te zien is van de aanwezigheid van het protestantisme in Doornik, zo weinig is daarvan over in Valenciennes, het laatste station in het aardse leven van Guido de Brès.
Deze stad is in 1677, tijdens de regering van Lodewijk XIV, Frans geworden en gebleven. Bombardementen in de Tweede Wereldoorlog vernietigden een deel van het stadscentrum. De gebouwen op het centrale plein, bij het stadhuis, ogen modern, verderop zijn oude straatjes met huizen die nogal in verval verkeren. De restaurants in de stad verstrekken een streekgerecht, potjevlesch, een oorspronkelijk Vlaams gerecht met driehoekige stukken koud vlees, vet en gelei.
Valenciennes, met een modern tramnet, heeft een stijlvolle Grote Markt waaraan het uit Doornikse kalksteen opgetrokken stadhuis domineert. Alleen de voorgevel heeft de Tweede Wereldoorlog overleefd. Ervoor bevindt zich een mooie fontein. Op deze plek ongeveer moet Guido de Brès zijn opgehangen, op 31 mei 1567.
Heldenstatus
Een van de weinige zaken die herinneren aan de tijd van De Brès is de kerk Saint-Géry (Sint-Goriks), waarvan het oudste gedeelte uit de dertiende eeuw dateert. Het bedehuis is in slechte conditie. Hier heeft Guido de Brès tijdens het beleg van de stad gepreekt.
Bij de VVV, gehuisvest in een houten gebouw uit de middeleeuwen, is de naam Guy de Brès onbekend. De dame achter de balie reageert verbaasd dat Valenciennes een belangrijke rol heeft gespeeld in de tijd van de Reformatie en dat toeristen in het spoor van De Brès Valenciennes willen bezoeken.
Valenciennes verdient echter een heldenstatus – als eerste stad in de Nederlanden die zich verzette tegen de vervolging. Al voor de Tachtigjarige Oorlog was de stad een centrum van het calvinisme. Hier vond in 1562 het eerste verzet plaats door het bevrijden van twee personen die tot de brandstapel waren veroordeeld (de ”jour des mau-brulez”).
De calvinistische stad sloot in 1566 de poorten voor de troepen van de landvoogdes en onderging een langdurig beleg, lang vóór Haarlem, Alkmaar en Leiden. Sommigen laten de Tachtigjarige Oorlog dan ook met het verzet van Valencijn beginnen, maar het probleem is dat die dan twee jaar langer geduurd zou hebben…
Na de overgave aan de landvoogdes weet Guido de Brès samen met anderen te ontvluchten. Ze worden echter ontdekt als ze naar een herberg gaan om wat te eten. De Brès en medepredikant Pérégrin de la Grange worden ter dood veroordeeld.
In een brief, verstuurd vanuit de gevangenis, schrijft Guido de Brès:
„Deze leer die u hebt gehoord, is dezelfde die onderwezen is door de apostelen en bewaard in de Vroege Kerk, vervolgens verzegeld en bekrachtigd door het bloed van alle martelaren. En als het God behaagt mij daartoe te brengen, zal ik geen enkel bezwaar maken haar te verzegelen door mijn eigen bloed.”
Op het marktplein van Valencijn worden Guido de Brès en Pérégrin de la Grange opgehangen. Terwijl de reformator op de ladder staat en zijn voeten tussen de sporten heeft gezet, vermaant hij het volk om de overheid te eerbiedigen. Vervolgens vraagt hij de menigte te volharden in de leer die hij haar heeft verkondigd en betuigt hij dat hij niets gepreekt heeft dan de zuivere waarheid van Gods Woord.
Hun beider lichamen blijven uren hangen. Ze worden begraven op het kerkhof Saint-Géry. Zes weken later worden ze herbegraven buiten de Poternepoort, omdat ketters niet in ‘heilige’ aarde begraven mochten worden.
Dat alles heeft hen niet uit de hemel kunnen houden. En De Brès’ leer leeft voort in de Nederlandse Geloofsbelijdenis.
Guido de Brès (1522-1567)
1522: Geboorte in Mons (Bergen) in Henegouwen.
1548: Vlucht naar Engeland.
1552-1556: Rondreizend predikant in de Zuidelijke Nederlanden, vestiging in Rijsel (Lille).
1556-1559: Studie in Frankfurt, Lausanne, Genève.
1559: Huwelijk met Catherine Ramon uit Doornik.
1559-1562: Predikant in Doornik.
1/2 november 1561: Nederlandse Geloofsbelijdenis gegooid over de muur van het kasteel in Doornik.
1562-1566: Verblijf in Frankrijk als rondtrekkend prediker.
1566-1567: Predikant te Valencijn.
1567: Opgehangen in Valencijn.
De Nederlandse Geloofsbelijdenis
Het is bijna 450 jaar geleden dat de Nederlandse Geloofsbelijdenis verscheen. In de nacht van 1 op 2 november 1561 gooide Guido de Brès of een medewerker van hem een pakket met daarin de belijdenis over de muur van het kasteel van Doornik.
In deze bijlage aandacht voor 450 jaar Nederlandse Geloofsbelijdenis: een beschrijving van de plaatsen waar De Brès heeft gewoond en gewerkt, een beschouwing over artikel 36, interviews met kenners van de geloofsbelijdenis en een overzicht van alle jubileumactiviteiten.
Over de spellingswijze van de achternaam van de hervormer verschillen de meningen. Wetenschappers bezigen de spelling De Bres, omdat de hervormer zijn naam zelf zo zou hebben geschreven. De redactie kiest, om geen verwarring te veroorzaken, ervoor zijn achternaam consequent als De Brès te schrijven.
Lees meer over Guido de Brès en de Nederlandse Geloofsbelijdenis in ons dossier.