Muziek
„Al die prietpraat vinden we prettig”

De „gouden klik” was er vanaf het eerste moment. „Dat akkoord is mooi, roepen we soms in koor. Om er vervolgens even de tijd voor te nemen.” Christine Kamp en Gerrie Meijers vormen zo’n tien jaar een orgelduo. Spelplezier staat bij hen voorop. „Musiceren maakt gelukkig, het is een prachtige kunstvorm.”

12 August 2011 20:20Gewijzigd op 14 November 2020 16:09
Gerrie Meijers en Christine Kamp. Foto Paul Dijkstra
Gerrie Meijers en Christine Kamp. Foto Paul Dijkstra

Het –voor zover bekend– enige orgelvrouwenduo ter wereld ontstond spontaan. Kamp: „We zaten samen met Petra Veenswijk in de jury van een orgelconcours in Elburg.” Meijers: „Toen duidelijk werd dat we ook zelf moesten spelen, besloten Christine en ik dit vierhandig te doen. We komen al jaren bij elkaar over de vloer en kruipen regelmatig samen achter de piano, maar we hadden nog nooit met z’n tweeën op een orgelbank gezeten.”

Het verliep in Elburg zo soepel en vanzelfsprekend dat het duo was geboren. Meijers: „Er bestaat voor zover bekend geen orgelduo van vrouwen. We vonden het wel spannend om het als vrouwenduo te proberen. We hebben nog altijd aan een half woord genoeg. Soms vertragen of versnellen we op hetzelfde moment zonder dat we dit afgesproken hebben. Heel wonderlijk.” Kamp: „Dat gebeurde al in Elburg in die sonate van Johann Christian Bach, weet je nog? Alle versieringen gingen gelijk op tijdens ons eerste studiemoment. En dat in die ranke, fijnzinnige muziek. Nog altijd leggen we onze interpretatie niet tot in detail vast.”

Kamp en Meijers hebben veel gemeen. Ze studeerden beiden hoofdvak orgel en piano. Eerstgenoemde is organist van de Grote Kerk in Weesp, de laatste vervult die functie in de Remonstrantse kerk in Haarlem. Kamp heeft een lespraktijk, geeft orgelconcerten en werkt als pianiste regelmatig met andere musici samen. Meijers verzorgt eveneens orgelconcerten en begeleidt als pianiste voornamelijk zangers, instrumentalisten en koren. Vanwege hun drukke bestaan lukt het niet altijd ruimte te vinden om samen te concerteren. Soms spelen de twee tijdens een optreden vierhandig orgel én zitten ze samen achter de piano. Al was het maar om nieuw publiek voor het orgel te winnen. Op 30 september zijn ze weer te horen in de Grote Kerk van Weesp. En er staat een cd-opname op stapel.

Kamp: „Piano spelen en samenwerken met andere musici voorkomt dat je als organist met oogkleppen op gaat lopen. Maar er is meer: een orgel- én pianostudie verbetert je spel. In tegenstelling tot wat hoofdvakdocenten aan een conservatorium soms beweren.” Meijers: „In eerste instantie lijken deze instrumenten elkaar te bijten. Mijn orgeldocent zei dat ik piano speelde op het orgel, terwijl de pianoleraar het tegenovergestelde beweerde. Het duurt inderdaad een tijdje voordat je als student de juiste ‘toon’ te pakken hebt. Het resultaat is die worsteling echter meer dan waard. Voor een pianist levert de orgelstudie een groter historisch bewustzijn op, want het leven begint niet bij de romantiek. Dat je als organist alle stijlen moet leren beheersen, draagt bij aan de diepgang in het spel.” Kamp: „Een piano-opleiding komt de expressiviteit van het orgelspel weer ten goede. Dankzij de pianotechniek kan ik op orgel meer suggereren. De romantische pianomuziek is er een van lange bogen en een lange adem.”

Meijers: „Vierhandig spel vergt op een orgel uiterste precisie, meer dan op de piano. Pianisten zullen dit ontkennen, maar wij weten dit uit ervaring. Op een orgel hoor je alles, terwijl je dankzij het pianopedaal een oneffenheidje weg kunt masseren.”

Het organistschap is een solistisch bestaan. Het is daarom heerlijk om met elkaar van gedachten te wisselen over alles wat des orgels is én een duo te vormen, vinden de vriendinnen. Meijers: „Eerst kletsen we over wat er in onze levens speelt, daarna gaan we repeteren. We kennen elkaar grondig en dat verdiept ons samenspel, denk ik.” Kamp: „Regelmatig valt ons hetzelfde in een partituur op. Een merkwaardige noot, een vreemde harmonische wending. Om vervolgens dubbel te liggen van het lachen.” Meijers: „Die slappe lach is wel heel speciaal. Dat zie ik met een man niet snel gebeuren. We zijn natuurlijk geen pubers van veertien meer, maar met Christine kan ik ouderwets in een deuk liggen. Heerlijk.” „Daarna zijn we weer serieus hoor”, haast Kamp zich te zeggen. Meijers: „We kunnen hard en snel werken.”

Wát het samenspelen zo leuk maakt, valt niet makkelijk te omschrijven. Kamp: „Het luisteren naar elkaar en rekening met de ander moeten houden.” Meijers: „Dat vier handen samen gaan lopen, voelt heel bijzonder. Ik herken in het spel van Christine veel van mijzelf. Hetzelfde gebeurt soms tijdens het lezen van een boek – hé, dit gaat over mij. In de muziek geeft die herkenning mij bestaansrecht: ik ben op de goede weg.”

De organisten doen hun verhaal in de consistorie van de Grote Kerk in Weesp. Kamp komt weloverwogen, bedachtzaam over. Meijers is beweeglijker en haar lach schalt regelmatig door de ruimte. Na het verzoek om elkaars karakter te omschrijven, valt een stilte. Kamp: „Jij bent energiek, altijd enthousiast. Dat werkt aanstekelijk. En je kunt zo heerlijk relativeren.” Meijers: „Jij bezit een sterke overlevingsdrang, bent strijdlustig en straalt rust uit. Dat vind ik prettig. Jij weet welke richting je op wilt gaan, terwijl ik alle kanten op kan fladderen.”

Hoe vertaalt dat zich in het spel? Meijers: „We hebben nooit kritiek op elkaar, maar overleggen zo nodig wel over onze aanpak. Als we gaan spelen, zeggen we altijd tegen elkaar: we gaan muziek maken! We zitten nooit op een vaste plek op de orgelbank. De afwisseling houdt ons scherp. Het is ook niet leuk altijd alleen de bas- of vioolsleutel te moeten spelen.”

In hoeverre vrouwelijke intuïtie een rol speelt, valt lastig aan te geven. Kamp, lachend: „Met Gerrie samenspelen is anders dan met een man musiceren.” Meijers: „Ons spel is niet romantischer dan dat van mannen. We hebben geen softer toucher en spelen soms heel mannelijk. We kunnen multitasken, bijvoorbeeld snel een programma in elkaar zetten waarbij alles klopt. En efficiënt werken. Ach, dat laatste kunnen mannen natuurlijk ook. Ik denk dat we gewoon veel in elkaar herkennen, dat is onze basis. Volgens mij is het gewoon een voltreffer wanneer je iemand vindt waarmee je zó kunt musiceren.” Kamp: „We voelen veel van elkaar aan, maar hoor je dat in ons spel terug? Ik weet het niet.”

Wat het duo kenmerkt, is makkelijker te duiden. Meij­ers: „We zoeken naar wat de muziek te zeggen heeft en we zijn trouw aan het notenbeeld. Daarnaast blijft er voldoende ruimte om de eigen expressiviteit het volle pond te geven.”

Het duo gebruikt alleen bestaande werken en maakt zelf geen transcripties. Hoogstens wordt een stuk aangepast aan de beperkte klavieromvang van een orgel. Meijers: „In de 19e eeuw bestonden er geen geluidsdragers. Om hun muziek bekendheid te geven, maakten componisten vaak transcripties voor vierhandig piano van hun werken. Wij maken daar dankbaar gebruik van.”

Het repertoire komt in overleg tot stand. Meijers: „We zijn alleseters en vinden veel mooi.” Kamp: „En zijn altijd op zoek naar nieuwe muziek. Wat we tijdens een concert laten horen, laten we van het instrument afhangen. Op de Engelse orgels in Leiden en Vaassen speelden we bijvoorbeeld Langlais en Saint-Saëns. Omdat we vaak op het Bätzorgel in Weesp uit 1823 en Gerries Bätz/Witteorgel in Haarlem uit 1901 concerteren, duiken we veel in de klassieken, zoals Johann Christian Bach, Haydn en Mozart en laten we daarnaast graag Mendelssohn horen. We zijn ook weg van de bewerking van Bachs partita ”Sei gegrüsset, Jesu gütig” door Niels Gade.”

En eigentijds werk? Meijers: „Dat hebben we nog niet gedaan, waarschijnlijk omdat we vooral op oude orgels spelen. We kunnen er wel naar zoeken.” Kamp: „Of iets laten maken.” Meijers: „Wim de Ruiter heeft ooit iets in die richting gezegd, maar we hebben hem nooit uitgenodigd.”

Het duo voelt zich bij de klassieken als een vis in het water. Meijers: „Bij Mozart bijvoorbeeld. Kleine bogen, grote bogen, veel versieringen; al die prietpraat vinden we prettig. We worden er oprecht blij en gelukkig van.” Kamp: „Deze muziek vraagt uiterste precisie. Aan ons de taak het zo gelijkmatig en helder mogelijk te laten klinken.”

Het is er nog niet van gekomen om samen te improviseren. Meijers: „Dan moet je wel heel erg dezelfde improvisatietaal spreken en dát weten we niet van elkaar. Je komt daarnaast snel in een minimal-achtige sfeer terecht. En dat hebben anderen voor ons al eindeloos gedaan.” Kamp: „Deze vraag geeft wel stof tot nadenken.”

Wat heeft tien jaar samen orgelspelen opgeleverd? Kamp: „Ik heb van jou geleerd dat vreugde verklankt kan worden. Het is heerlijk onze diepe liefde voor muziek te delen. Het plezier van het musiceren is met z’n tweeën net iets makkelijker te vinden dan dat je alleen zit te tobben.” Meijers: „Ik heb van Christine geleerd om de rust te bewaren, wat er ook gebeurt. Al zou alle bladmuziek van de lessenaar waaien en ze tegelijkertijd worden gestoken door een wesp, Christine speelt door. Ze heeft iets onverstoorbaars.”

Zie ook: twomusic.home.xs4all.nl/

Dit is het laatste deel in een driedelige serie over vierhandig orgelspel.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer