Kindervoeten moeten nog lang mee. En daarom verdienen ze goede schoenen. Maar moeten dat ook altijd de duurste zijn?
Begin op een verjaardag over kinderschoenen en de verhalen komen los. Elke ouder heeft ermee te maken. En bij veel van hen is ingeprent dat dure schoenen het behoud van de kindervoet zijn. Dus geven ze per halfjaar zo’n 80 tot 100 euro per kind uit. „Onnodig”, vindt Willem Seves. Hij is als orthopedisch schoentechnicus verbonden aan het Loopcentrum voor Sport en Orthopedie in Nijverdal. Jaarlijks behandelt het centrum zo’n 350 kinderen tussen de 2 en de 16 jaar met voetproblemen. „Schoenfabrikanten werken op het gemoed van ouders als ze zeggen dat kindervoeten duur schoeisel nodig hebben.”
Seves is als vader van vier dochters ook ervaringsdeskundige. „Mensen keken wel eens verbaasd naar me als ik vroeger met mijn dochters bij Scapino zat te passen. Ik wist natuurlijk wel precies waar ik op moest letten.”
Goede schoenen moeten volgens Seves zo lang zijn dat de voet zich in de lengte nog kan ontwikkelen. In praktijk zal dat betekenen dat de schoen een tot anderhalve maat groter wordt gekocht. „Geen twee maten. Dan dwarrelt het kind door zijn schoen.”
Ook een goede sluiting is van belang. „Pas op met klittenband. Het kan wel, maar kies dan voor schoenen met het liefst twee klittenbandjes. In ieder geval moet het bandje door een ringetje lopen en zo worden teruggeleid. Alleen dan houdt de schoen de voet goed vast. Ook het aantrekken van schoenen vereist zorg. Trek bij sneakers bijvoorbeeld de veters goed aan. Anders gaat de voet zijn eigen gang.”
Seves keurt een schoen verder op de achterkant. Die moet stevig zijn. „Als je de achterkant met je duim en je wijsvinger vasthoudt, mag je de schoen daar niet kunnen inknijpen.”
Zelfs voor kinderen met heel brede of juist smalle voeten is duur schoeisel volgens hem niet noodzakelijk. „Het kan soms wel zoeken zijn, maar zeker mensen met een brede voet kunnen vaak ook prima terecht bij de grotere winkelketens.”
Cindy Scipio, woordvoerster van Stichting Pasmerk, is het daar niet mee eens. Zestig procent van alle peuters en kleuters loopt volgens de organisatie van kinderschoenen winkeliers op verkeerd schoeisel. „De kinderschoenenwinkels zijn gespecialiseerd in breedtematen. Grote ketens beschikken niet over zo’n assortiment. Terwijl de juiste breedtemaat van groot belang is.”
Carla Jongenengel, verantwoordelijk voor de pr van Nederlandse schoenfabrikant Piedro, staat ook op dat standpunt. „Ouders betalen voor een kinderschoen van Piedro misschien wat meer dan gemiddeld, maar voor dat geld krijgen ze wel een schoen die mooi om de voet sluit en van goede materialen is gemaakt. Wie loopt op slecht schoeisel kan rugklachten of voetproblemen ontwikkelen.”
Een hoge prijs hoeft nog geen goede pasvorm te betekenen, tekent Jongenengel daarbij aan. „Neem bijvoorbeeld de in de winter zo populaire Uggs. Mensen betalen grif 200 euro voor die hippe laarzen. Maar omdat er geen goed voetbed in zit, krijgen draagsters soms na lang lopen last van hun onderrug.”
Orthopedisch schoentechnicus Seves wil wel van de Stichting Pasmerk aannemen dat een groot percentage kinderen op verkeerd schoeisel loopt. Toch is hij niet erg onder de indruk van het getal. Zo’n 70 procent van alle kinderen ontwikkelt volgens hem –zelfs al dragen ze soms verkeerd schoeisel– een prima voet. „Helemaal niet erg als zij eens op slappe gymschoenen lopen. Die 30 procent van de kinderen met voetproblemen moet dat echter absoluut niet doen. Zij moeten zo snel mogelijk een zool krijgen die de voet en botten in de goede stand zet.”
Normaal gesproken slijt een schoen aan de achterzijde aan de buitenkant en aan de voorkant aan de binnenkant. Elk kind van wie de zolen anders slijten, heeft een verkeerd looppatroon en zou moeten worden beoordeeld door een podoloog of een orthopedisch schoentechnicus, vindt Seves. Bij ouders moet ook een belletje gaan rinkelen als kinderschoenen abnormaal slijten. „Veel kinderen die in de probleemgroep vallen, slopen de schoenen waarop ze lopen binnen de kortste keren. Het maakt niet uit of het duur of goedkoop schoeisel was.”
Door de jaren heen ziet de orthopedisch schoentechnicus steeds extremere gevallen op zijn bordje belanden. „Vroeger signaleerde de schoolarts kinderen met voetproblemen tijdig. Tegenwoordig worden de kinderen maar één of twee keer tijdens hun lagereschoolperiode gezien door een verpleegkundige of als ze geluk hebben door de schoolarts. Daardoor worden veel voetproblemen niet tijdig onderkend. Ook niet door huisartsen overigens. Die krijgen in hun hele opleiding vaak maar een of twee dagen les over voetzorg.”
Een wijdverbreid misverstand is dat kinderen onder de tien jaar geen steunzolen nodig hebben. Seves: „Dat gaat in ieder geval niet op voor kinderen met hypermobiliteit. Deze groep met te soepele banden en pezen heeft wel degelijk baat bij aangepast schoeisel.”
Opmeten
Henrike Westhoff, moeder van drie kinderen: „Onze zoon heeft heel brede voeten, onze dochters juist heel smalle. Daardoor kopen we de zomerschoenen al terwijl de mensen nog op snowboots lopen. Voor ons absoluut geen goedkope schoenen van een grote keten: de kwaliteit is lang niet zo goed. Van slecht schoeisel kun je je leven lang last houden, we kennen de voorbeelden uit de praktijk. Een schoenenzaak die goed opmeet is essentieel voor kindervoeten.”
Weg voorkant
Mevrouw H. F. Houwaard, moeder van drie kinderen: „Onze middelste zag altijd kans om nieuwe schoenen binnen zes weken te verslijten. Of ik nu dure of goedkope schoenen kocht, het maakte niets uit. Van de schoen was aan de voorkant niets meer over. Toch sleepte hij er tijdens het fietsen echt niet mee over de grond, zoals iemand eens suggereerde. Ik kocht daarom gewoon goedkope schoenen voor hem. Hij is nu dertig en heeft geen problemen met zijn voeten.”
Past niet
Mevrouw C. Frens, moeder van vier kinderen: „Ik voel me genoodzaakt schoenen te kopen bij de betere schoenenwinkel, maar het gaat met pijn in m’n hart. Onze kinderen hebben geen, wat je noemt, makkelijke voet, goedkope schoenen passen niet. Ik kijk in de winkel direct of ik schoenen zie met goede neuzen, en als die ontbreken ben ik verdwenen. Wanneer staan er eens moeders van kruipende, stoeiende en voetballende kinderen op om betaalbare en onverslijtbare schoenen te ontwerpen?”
Outlet
Marlies Klein, moeder van drie kinderen: „Ik koop nooit bij een goedkope grote keten. De kwaliteit is duidelijk minder. Wij gaan nu al enkele jaren, in het voorjaar en in de herfst, naar een schoenenoutlet in Kleve, net over de grens in Duitsland. Je hebt daar de kwaliteit van een schoen uit een goede schoenenzaak, maar veel goedkoper. Ze verkopen ook breedtematen als ”mittel” en ”schmall”. Een paar schoenen kost daar 35 tot 45 euro. Dit jaar hadden we vier paar voor 149 euro.”
Drama
Adrie Prins, moeder van drie kinderen: „Zomerschoenen koop ik bij een goedkope keten. Ze dragen ’s zomers ook crocs en slippers, dus de sandaaltjes slijten veel minder. Winterlaarzen zijn een drama. De kinderen trekken de rits vaak kapot voordat het seizoen om is. Daarom koop ik in de uitverkoop goede schoenen. Maar ook die zien er na een paar weken niet meer nieuw uit. Alleen onze jongste (1,5 jaar) draagt schoenen van anderen af. Maat 21 dragen ze zo kort, nieuwe lonen dan niet.”