Cultuur & boeken

Van Lieburg en Op ’t Hof in discussie over de Nadere Reformatie

Ze zijn het niet eens over de vraag of de Nadere Reformatie echt bestaan heeft. Maar ze klagen eendrachtig over de tanende belangstelling voor kerkgeschiedenis, ook in de gereformeerde gezindte.

Enny de Bruijn
8 April 2011 21:21Gewijzigd op 14 November 2020 14:27
Prof. dr. F. A. van Lieburg (r.) en prof. dr. W. J. op ’t Hof in de theologische vergaderzaal van de VU, met op de achtergrond portretten van voormalige hoogleraren aan deze universiteit – Kuyper heeft de ereplaats in het midden. Foto RD, Henk Visscher
Prof. dr. F. A. van Lieburg (r.) en prof. dr. W. J. op ’t Hof in de theologische vergaderzaal van de VU, met op de achtergrond portretten van voormalige hoogleraren aan deze universiteit – Kuyper heeft de ereplaats in het midden. Foto RD, Henk Visscher

Allebei publiceerden ze dit voorjaar een nieuw boek. Prof. dr. W. J. op ’t Hof, bijzonder hoogleraar aan de Vrije Universiteit vanwege de Hersteld Hervormde Kerk, schreef ”De theologische opvattingen van Willem Teellinck” als uitvoerige aanvulling op zijn drie jaar geleden verschenen biografie. Prof. dr. F. A. van Lieburg, hoogleraar in de geschiedenis van het Nederlands protestantisme aan dezelfde universiteit, kwam met ”Een eiland na de Reformatie”, waarin hij het kerkelijke leven op Schouwen-Duiveland tussen 1572 en 1700 in kaart brengt.

Beide boeken spelen zich af in Zeeland, in dezelfde periode van de geschiedenis. Maar het verschil is groot. De ene tekst spreekt over Teellinck als „vader der Nadere Reformatie”, de andere poneert de stelling dat die hele „Nadere Reformatie” een projectie is van de twintigste-eeuwse reformatorische zuil, bedoeld om het eigen bestaan vanuit de geschiedenis te rechtvaardigen.

Wat wil dat zeggen, Nadere Reformatie?

Op ’t Hof: „Het gaat om een stroming die deel uitmaakt van de bredere vroomheidsbeweging van het gereformeerd piëtisme, maar dan met de verbijzondering die op theocratische wijze de werkelijkheid van kerk, staat en samenleving wil inrichten, naar uitwijzen van Gods Woord. Piëtisten hebben de neiging om te klagen over de toestand, nadere reformatoren zeggen: Laten we er iets aan gaan doen. Terwijl ze toch terdege beseft moeten hebben dat het vechten tegen de bierkaai was.”

Dat sluit aan bij de definitie die u ooit samen hebt opgesteld.

Van Lieburg: „Ik neem daar nu afstand van. Ik denk dat het concept Nadere Reformatie vooral heeft gefunctioneerd in de 20e eeuw. Denk aan Van Ruler, aan Van der Linde. Zij wilden een brug slaan van de bevinding naar de cultuur, dat was hun missie. Vanuit die gedachte heeft Van der Linde de Nadere Reformatie gepromoot als beweging om vanuit de binnenkamer naar de maatschappij te gaan. Later heeft de SSNR de innerlijkheid weer benadrukt door het begrip piëtisme in ere te herstellen.”

U bent het eens over de verschijnselen, zoals de strijd voor zondagsrust en levensheiliging.

Van Lieburg: „Ja, maar ik zie die verschijnselen in het kader van een veel bredere beweging van confessionalisering binnen het christendom.”

Op ’t Hof: „Dat de Nadere Reformatie ingebed is in een groter geheel is niet in discussie. Maar het feit dat Teellinck nieuwe ideeën had, het feit dat anderen met puriteinse ideeën daarop aangevallen werden, rechtvaardigt een afzonderlijke onderscheiding.”

Van Lieburg: „De hele geschiedenis van de gereformeerde kerk zit vol meningsverschillen over tradities en nieuwigheden. De vraag is of je ieder meningsverschil zodanig moet opblazen dat het nodig is om afzonderlijke partijen en stromingen te onderscheiden. Je hoeft niet aan elke richting een naam met hoofdletters te geven. In dit geval denk ik dat een status aparte niet nodig is.”

Op ’t Hof: „Maar in de zeventiende eeuw zie je dat het wél gebeurt. Teellinck, Voetius en Lodenstein worden door hun tegenstanders op één hoop gegooid.”

Van Lieburg: „Ze hadden het over wezenlijke thema’s in de héle christelijke traditie. Die waren niet specifiek voor deze groep.”

Op ’t Hof: „Hoe wil je dan onderscheid maken tussen Teellinck en Jacobus Burs, hoe kun je dan verklaren dat de ene piëtist de andere bestrijdt?”

Van Lieburg: „Dat je hen beiden piëtist noemt en alleen Teellinck een nadere reformator, illustreert de verwarring.”

Op ’t Hof: „Het verklaart het verschil.”

In uw boek stelt u dat u geen oordeel wilt uitspreken over Teellincks theologische gehalte.

Op ’t Hof: „Ik heb Teellinck beschreven als iemand die op zijn wijze de gereformeerde waarheid verwoordt. Maar ik ga niet in op allerlei subjectieve inzichten en visies daaromtrent. Met opzet niet, want ik acht dat een heilloze weg. Het gaat om de feiten. Eerst feiten verzamelen, dan kijken hoe de lijnen lopen. Ik wil niet uitgaan van concepten. Daar ben ik indertijd juist op afgeknapt aan de universiteit, bij prof. Van der Linde.”

Van Lieburg: „Ik vind het verbazingwekkend om dat te horen, want als íémand uitgaat van massieve concepten... Neem het idee dat er een piëtisme van vier eeuwen oud is, of het idee dat er in Nederland een afzonderlijke Nadere Reformatie bestaat. Dat vind ik dikke brillen die je als onderzoeker opzet.”

Op ’t Hof: „Die ideeën komen op uit de bronnen. Teellinck heeft zelf gezegd dat hij bezig was met iets nieuws te ontketenen. Hijzelf is van mening dat hij in het reformatieproces verder wil gaan dan men tot dan toe was gegaan.”

In feite werkt u vanuit een verschillende opvatting van geschiedschrijving.

Van Lieburg: „We hebben het hier over de tegenstelling tussen positivisme en constructivisme. Aan de ene kant staat de negentiende-eeuwse wetenschapsopvatting waarbij feiten feiten zijn, aan de andere kant de hedendaagse opvatting die vooral kijkt naar de manier waarop er met die feiten beelden worden geconstrueerd.”

Waarom vindt u het een probleem om de term Nadere Reformatie te gebruiken?

Van Lieburg: „Behalve dat het historisch overbodig is, vind ik dat de herinneringscultuur rond de Nadere Reformatie uit de hand gelopen is.”

Op ’t Hof: „Ik herken dat niet in de gereformeerde gezindte. De Stichting Studie der Nadere Reformatie, samen met een rooms-katholiek opgericht, is altijd breed geweest. Iedereen is welkom.”

Van Lieburg: „Dat is ook waardevol, maar dat is niet wat ik bedoel. Het gaat erom dat je eerst een enclave in de kerkgeschiedenis reserveert en die met hedendaagse kerkpolitiek verbindt. In je oratie trek je de lijnen zelfs door naar je eigen kerkverband.”

Op ’t Hof: „Geen misverstand over mijn oratie, ik heb alleen gezegd dat veel piëtisten terechtgekomen zijn in de Hersteld Hervormde Kerk.”

Van Lieburg: „Daarin zie ik een drang tot indelen in vakjes, waarbij je het verleden terugleest in het heden. Dat is problematisch. Nadere Reformatie is een begrip geworden dat in sommige kringen identiteitsbepalend is.”

Op ’t Hof: „Als dat zo was, zouden we hier niet samen zitten klagen over het feit dat niemand zich er nog in verdiept.”

Volgens Willem Frijhoff zoeken we allemáál onze identiteit in het verleden. Ook als we de behoefte hebben om hokjes op te heffen.

Van Lieburg: „Dat mensen hun identiteit in het verleden zoeken is niet verkeerd. Als we ons maar bewust zijn van die concepties en niet zeggen dat ze op feiten berusten, als we maar bedenken dat ze tijdsbepaald zijn. Dat helpt je als hedendaagse christen om je positie in de cultuur te bepalen.”

Heeft uw verschil in visie ook te maken met een verschil in bronnen en thematiek?

Op ’t Hof: „Er is op dat punt sprake van een belangrijk verschil. Mijn collega heeft zich vooral gericht op de acta van kerkelijke vergaderingen, waarin je weinig over het geestelijke leven vindt. Dat vind je wél als je de geschriften van Teellinck en anderen gaat bestuderen.”

Van Lieburg: „Ik ben een echte archiefonderzoeker, een genealoog. Maar ik ben ook geïnteresseerd in concepten en discussies over het verleden. Geschiedschrijving is per definitie tijdsgebonden. Je beeld van het verleden verandert in de loop van de tijd, omdat er verandering zit in de manier waarop je de feiten selecteert en waarop je de mozaïeken legt.”

Vult het ene soort onderzoek het andere aan?

Op ’t Hof: „Ik ben bepaald niet verdrietig dat het boek van Van Lieburg hier nu op tafel ligt.”

Van Lieburg: „En ik wil wel zeggen dat deze dominee een prijs verdient voor origineel bronnenonderzoek.”


Nadere Reformatie

Het begrip Nadere Reformatie heeft betrekking op een beweging in de Nederlandse Gereformeerde Kerk van de zeventiende en de achttiende eeuw die het accent legt op de doorwerking van de gereformeerde beginselen in gezin, samenleving, kerk en politiek. Daarbij is er sprake van invloeden vanuit de internationale vroomheidsbewegingen van puritanisme en piëtisme. Willem Teellinck, Gisbertus Voetius, Wilhelmus à Brakel en Wilhelmus Schortinghuis gelden als belangrijke vertegenwoordigers.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer