Zoektocht met honden in puinhopen Japan
Met vier honden speurden ze een week in de puinhopen van Japan. Ze vonden zeker vijftien lichamen van slachtoffers van de aardbeving en de tsunami. Esther van Neerbos van het Nederlandse team van Signi Zoekhonden: „We zagen de ellende in de ogen van de nabestaanden.”
Wat een puinhoop hè, zegt Esther van Neerbos terwijl ze in de behandelkamer van haar dierenkliniek in het Brabantse Bakel naar foto’s op haar laptop wijst. Op de afbeeldingen snuffelen Nederlandse honden in een onwerkelijke wirwar van hout, golfplaat, huisraad en weggespoelde huizen.
Samen met Janette Kruit, Martine Dietz en Edwin Douma zocht ze vorige week met de honden Finder, Kazan, Rifka en Scanner naar slachtoffers van de ramp in Japan. Via Chinese contacten kwamen ze terecht in het Japanse kustdorp Ofunato. Het dorp bevindt zich in het noordoosten van Japan en ligt in een dal, ingeklemd tussen de bergen.
Het hondenteam speurde vooral in de laag puin die het verst van de kust gelegen is. „Vlak bij de kust was de eerste dagen na de ramp al gezocht in bijvoorbeeld auto’s en huizen. Er hoopte zich veel puin op, op enkele kilometers vanaf de kust, met name tot waar de tsunamigolf reikte. Hier konden ook de meeste slachtoffers gelokaliseerd worden. Je ziet wat voor immense kracht de natuur heeft. We werkten in een dikke laag puin. Op daken van huizen lagen vrachtwagens. We zagen meegesleurde boten, auto’s koelkasten, golfplaten, planken, bomen, slib, klei, huisraad, speelgoed, fotoalbums.”
De Nederlanders van het Signiteam (signi duidt onder meer op ”signaal afgeven”) zochten met hun honden in een gebied van enkele hectares, dagelijks van 9 tot 5. De dieren brachten de hulpdiensten op het spoor van zeker vijftien slachtoffers. Verder heeft het Nederlandse team zo’n 35 plekken gemarkeerd waar vrijwel zeker lichamen liggen. Daar zouden de Japanse bergers later nog zoeken.
Zeker de minder ervaren speurhonden moesten de eerste dagen in Japan in hun ritme komen, vertelt Van Neerbos. „Ieder volk heeft zijn eigen geur. Dat heeft bijvoorbeeld te maken met voedsel. Japanners eten relatief veel gekruid eten. Dat heeft invloed op het ontbindingsproces. Zeker de jongere honden konden eerst niet goed het onderscheid maken tussen de geur van bijvoorbeeld een karbonaadje en de ontbindingsgeur van een mens. Maar later ging het zoekwerk als een trein.”
Meestal kregen de Nederlandse helpers de lichamen niet te zien. „Bij aardbevingen zie je vaak ergens een arm of een been onder het puin uitsteken. Dat was hier helemaal niet het geval. Vaak lagen de slachtoffers diep verscholen onder het puin, bijvoorbeeld onder een ingestorte bovenverdieping.”
In een enkel geval maakten ze de berging van een slachtoffer mee. „De gravers gingen heel secuur en voorzichtig te werk. Als ze eenmaal een lichaam vonden, legden ze dat op een brancard, met een doek eroverheen. Op de vindplek gingen de bergers in een cirkel staan en tijdens een ritueel werd wierook gebruikt.” Vanwege de relatief lage temperaturen in Japan (sneeuw, nachtvorst) bleven de lichamen „mooi bewaard en goed toonbaar.”
Japanners in het zwaar getroffen dorp (zo’n 10.000 inwoners) toonden zich dankbaar voor de Nederlandse hulp, vertelt Van Neerbos. „We konden vanwege de taal nauwelijks met hen communiceren, maar uit hun gebaren konden we hun dankbaarheid opmaken.
Ze staken hun duim omhoog en maakten een buiging. We konden aan de krampachtige blik in de ogen van de mensen zien dat ze ons als het ware als hun laatste hoop zagen. De angst in het dorp is dat bulldozers bij het puinruimen per ongeluk lichamen van slachtoffers vermorzelen. De puinruimers kennen de slachtoffers, dus je merkt een soort psychische druk. Daarom zijn mensen ook zo blij dat honden naar de mensen onder het puin zoeken.”
Gaandeweg hoorden de Nederlanders wat voor angsten de Japanners na de tsunami moesten doorstaan. „Zo vertelde onze tolk dat ze in een nabijgelegen dorp verbleef. Een man daar waarschuwde voor de tsunami. Mensen dachten dat ze nog wel een uur de tijd hadden. De tolk hoorde van de man dat hij de golf had gezien en dat ze snel hogerop moesten gaan.
De tolk is via een brandtrap het dak van een gebouw op gevlucht. Samen met twee anderen heeft ze daar uren gestaan. Het water kwam tot hun kin. Ze zag beneden mensen in auto’s voorbijdrijven. Vanaf een ander gebouw kregen ze later een deken toegeworpen. De volgende morgen konden ze alle drie worden gered.
In een huis waar wij na een paar dagen een bad konden nemen, hoorden we het verhaal van de oma van de familie, een vrouw van 96. Toen het water kwam, besloot ze niet te vluchten. „Dan val ik om”, zei ze. Boven in haar huis klemde dat kleine, dappere vrouwtje zich drie uur lang vast aan een balk. Het water kwam ook haar tot de kin. Uiteindelijk redde de familie de oma, die voor de derde keer in haar leven een tsunami had meegemaakt. Dit zijn dus verhalen van mensen die het nét hebben gered. Maar er zijn helaas ook zo velen die het níét hebben overleefd.”
De Nederlanders verbaasden zich over het introverte karakter van de Japanners. „Het is een gesloten volk. Zo kreeg ik het verhaal van de tolk over haar eigen benauwde uren pas na enkele dagen te horen. Net als het verhaal dat twee zussen van haar vader waren omgekomen in een ander dorp. Dat feit vertelde ze haast tussen neus en lippen door. Japanners beginnen te vertellen als je er uitdrukkelijk om vraagt. Ze zijn dan ook wel blij met de vragen.”
Het hondenteam zocht in een dorp op enkele honderden kilometers afstand van Fukushima, waar nog altijd ernstige problemen zijn met kernreactoren. Waren de Nederlanders bang voor schadelijke radioactieve straling? Van Neerbos: „Ik was zeker niet heel bang. Uit voorzorg hebben we speciaal in Wageningen voor ons gemaakte jodiumpillen geslikt. De windrichting in Japan was gunstig. Ik wil het wel in proporties zien. Er is geen sprake van een soort wereldkernramp. Volgens mij is er alleen mogelijk gevaarlijk in een cirkel van enkele tientallen kilometers rond de kernreactoren. We merkten dat de lokale bevolking zich helemaal niet druk maakte over een kernramp. Ze waren vooral bang voor zware naschokken of een volgende tsunami. En ze waren bezig met puinruimen.”
Dat bijvoorbeeld Amerikaanse en Engelse reddingswerkers na enkele dagen vertrokken uit angst voor een kernramp, zit de Japanners dwars, merkte Van Neerbos. „De Japanse brandweer was daar verbitterd over.”
Het Nederlandse zoekteam overnachtte meestal in een eigen tent, in de tuin naast de woning van de vader van de tolk. Die tuin ligt 50 meter boven de zeespiegel. Bang voor een volgende tsunami waren de Nederlanders dan ook niet. Wel hielden ze rekening met forse naschokken. „We hebben er één gehad van ruim 5 op de schaal van Richter.”
Voor Esther van Neerbos was de Japanmissie de tiende internationale zoekactie na een catastrofe. Ze zocht onder meer in Haïti (aardbeving, 2010), New Orleans (orkaan Katrina, 2005) en Sri Lanka (tsunami, 2004). In Nederland speurt ze van tijd tot tijd naar met name verdrinkingsslachtoffers. „Ons voornaamste doel is nabestaanden zekerheid te bieden. Als een geliefde wordt vermist, zijn nabestaanden daar immers dag in, dag uit mee bezig.”
Teruggekeerd in Nederland waardeert Van Neerbos de „heerlijke rust” in eigen land des te meer. „In Japan zag ik het verdriet en de ellende in de ogen van de mensen. Hier in Brabant zie ik hoe mensen vredig in het zonnetje over straat lopen.”