UTRECHT – Bij het Amsterdamse kinderdagverblijf ’t Hofnarretje, waar misbruikverdachte Robert M. werkte, lijkt veel mis te zijn. Wat kan een inspecteur voorkomen en wat niet? „Hoe cru het ook klinkt: als iemand kwaad wil, is er altijd wel een weg voor.”
Bij de Inspectie Kinderopvang in Midden-Nederland, onderdeel van de GGD, doen ze het sinds vorig jaar anders. Aangekondigde bezoeken zijn er nauwelijks nog bij. De inspecteurs hebben kindercentra die goed presteren voor het eerst overgeslagen. Kindercentra waarover twijfels zijn, komen juist vaker aan de beurt.
En dat heeft succes, zegt inspecteur Judith Funcke (33) uit Utrecht. „De meeste centra staan niet te trappelen als wij langskomen. Kondigen we het bezoek aan, dan zie je het centrum op zijn best; aangeveegd en al. Met onaangekondigde bezoeken valt daar niet meer mee te sjoemelen. Het resultaat is gewoon beter.”
Funcke bezoekt in haar regio voortdurend kinderopvangcentra. De misbruikzaak in Amsterdam schokte ook haar. „Ik ben zelf ook moeder. Je vraagt je af: Hoe kán dit gebeuren?”
Bij ’t Hofnarretje lijkt van alles mis te zijn. Een leek denkt direct: Het zou wel toevallig zijn als deze kinderopvang de enige rotte appel is.
„Een misbruikzaak staat meestal niet op zichzelf. Onze ervaring is dat het dan op meer punten rammelt. De pedagogische kwaliteit staat in zo’n geval vaak onder druk; er zijn bijvoorbeeld te veel kinderen op een groep en er zijn te weinig medewerkers. Maar als inspecteur ben je helaas wel beperkt. Mijn rol is het goed uitvoeren van toezicht. Meer ligt niet in onze macht. Hoe cru het ook klinkt: als iemand kwaad wil, is er altijd wel een weg voor.”
Wat doet u met een vermoeden van misbruik?
„Misbruik ben ik tot nog toe niet tegengekomen. Wel heb ik in bredere zin geconstateerd dat de pedagogische kwaliteit van diverse centra onder de maat was. Dan moet je bijvoorbeeld denken aan het onvoldoende bieden van sociaalemotionele veiligheid. Is daarmee iets mis, dan bespreek ik dat heel feitelijk met de manager. Sowieso komt het in ons rapport. Als dat rapport een negatief advies geeft, is het aan de gemeente om te handhaven. Die handhaving bestaat uit een waarschuwing, het stellen van termijnen en uiteindelijk boetes.”
Bij misbruik duurt zo’n traject wel heel lang.
„Snelle actie in de vorm van acute sluiting kan wel, maar het lastige is dat het misbruik dan wel gezien moet zijn door de inspectie. Die kans is heel klein: het gaat buiten ons om. Ook slaapfeestjes en dergelijke gaan buiten het officiële beleid van het kindercentrum om. Wel zou ik meteen doorvragen als ik ervan zou horen. Zo van: Hoe gaat dat dan? Hoe is het overlegd met de ouders? Wat vinden die ervan? Als we iets echt niet vertrouwen, kunnen we altijd direct een melding doen van kindermishandeling.”
Vindt u als inspecteur dat er überhaupt wel mannen voor een groep met zulke kleine kinderen moeten staan?
„Die vraag hoor ik vaker. Mijn ervaring is dat het zelden voorkomt dat een man dit werk doet met kinderen onder de 4 jaar. Ik kom het bijna niet tegen. Tijdens mijn inspecties zit ik een halfuur op een groep. Staat er een man, dan neem ik dat gegeven zeker mee. Als je denkt: Hier klopt iets niet, ga je langer kijken. Maar ik wil wel benadrukken dat ik naar álle beroepskrachten kijk.”