Kerk & religie
Schatgraven in de Schrift

Wat waren de Urim en de Thummim? Heeft Jefta zijn dochter werkelijk geofferd? Is Judas ook bij het eerste avondmaal aanwezig geweest? Drie –van de zeventien– voorbeelden van exegetisch moeilijke kwesties die ds. A. Moerkerken in zijn boek ”Zin en mening” aan de orde stelt. „De uitspraak dat de exegese vrij is, zouden we met enige schaamte moeten gebruiken.”

A. de Heer
Foto EPA
Foto EPA

Een van de eigenschappen van de Bijbel, leerde de Reformatie, is dat die ”duidelijk” is, en allerminst duister. „Ik wil niet dat men ook maar één enkel deel ervan duister noemt”, schreef Luther contra Erasmus. „Laten de ellendige mensen toch ophouden de schuld van het donker en het duister in hun hart bij Gods zo stralend heldere Schrift te leggen – het is een godslasterlijke verdraaiing.”

Ds. Moerkerken: „Eigenlijk heeft elke tekst in de Heilige Schrift maar één betekenis. Dat wij mensen die niet altijd weten, ligt niet aan de Schrift, maar aan ons verstand dat verduisterd is. En daarom: weliswaar heeft de Reformatie, tegenover Rome, steeds benadrukt dat de exegese vrij is, maar die stelling strekt ons niet tot eer. Wij kennen ten dele.”

Bij de uitleg van de Bijbel, zegt de docent Bijbelse vakken aan de Theologische School van de Gereformeerde Gemeenten, „moeten we ons daarom altijd maar weer de vraag stellen: Wat heeft de Heilige Geest hier bedoeld? Wat is de zin en mening van Gods Geest als het gaat om deze tekst, deze passage?”

”Zin en mening” gaf hij zijn boek dan ook als titel mee – „Een bezinning op de uitleg van de Heilige Schrift” (uitg. Den Hertog, Houten; 192 blz.). Meer dan een „eerste poging” daartoe wil het niet zijn, zegt de predikant. Hij wijst naar de boekenkast op zijn kamer, op de eerste verdieping van de vroegere pastorie aan de Boezemsingel in Rotterdam. „Er zijn prachtige Bijbelverklaringen en commentaren verschenen. Calvijn, Dächsel, de reeks Commentaar op het Nieuwe Testament van Van Bruggen, de Korte Verklaring, de Studiebijbel, daar: een mooi boek van Greijdanus. Maar vanuit onze eigen Gereformeerde Gemeenten is er op het gebied van de exegese en de hermeneutiek heel weinig gepubliceerd. Het enige boek dat ik ken, een lesdictaat, is van de hand van dr. C. Steenblok. En ook hij benadert het onderwerp vooral kerkhistorisch.”

In de uitgave die er nu ligt, gaat ds. Moerkerken achtereenvolgens in op het voorwerp van de exegese (de Heilige Schrift), enkele begrippen in de exegese, de methodiek van de exegese, de praktijk van de exegese en „iets over de geschiedenis van de exegese.” „Daarbij heb ik me steeds afgevraagd: voor wie schrijf je nu eigenlijk? Dat is toch het gewone, niet-theologisch geschoolde gemeentelid. Tegelijk mag je de dingen niet zo versimpelen dat je belangrijke zaken ongenoemd laat. Het heeft daarom wel iets van een studieboek gekregen.”

Het valt op dat u ‘moderne’ kwesties –de plaats van de vrouw, gebedsgenezing, homoseksualiteit– buiten beschouwing laat. Is dat een bewuste keuze geweest?

„Ik heb me inderdaad beperkt tot de vraag: wat stáát er nu? Verder ben ik niet gegaan. Voor mijn gevoel liggen kwesties als deze daar áchter. Natuurlijk, ik had de vraag kunnen stellen wat de Griekse uitdrukking voor ”mannen met mannen schandelijkheid bedrijvende” in Romeinen 1 nu betekent. Maar vervolgens zou ik dan stoppen. Dan ga je verder dan exegese, dan kom je op het terrein van de ethiek, of de moderne hermeneutiek. Overigens is ook rond deze thematiek vanuit onze gemeenten nog weinig verschenen.”

Ziet u daar op termijn verandering in komen?

„Eigenlijk niet. Al zie ik daar zeker de noodzaak van in.”

Aan de hand van zeventien voorbeelden laat de predikant in zijn boek zien hoe een exegeet te werk gaat, of liever gezegd: kan gaan. „Ik denk dat we moeten leren dat we als het om exegetische kwesties gaat met elkaar van mening kunnen verschillen, binnen de kaders van Schrift en belijdenis vanzelf. Demas, bijvoorbeeld, in 2 Timotheüs 4:10: is hij een afvallige geworden, of is hij eenvoudig teruggekeerd naar zijn vroegere bezigheden?”

Ds. Moerkerken: „Ik zie twee hinderpalen bij de uitleg van de Heilige Schrift. De eerste is dat een heel groot deel van de Bijbel ons onbekend is. Over hele stukken uit Ezechiël wordt nooit gepreekt. Maar een zeker net zo groot struikelblok is dat een aantal gedeelten overbekend is. Lukas 2: we dénken dat we alles daaruit begrijpen. Of neem de gelijkenissen – die behoren écht niet tot de gemakkelijkst te verklaren Bijbelgedeelten, zoals wel wordt gedacht.”

Dit zóú tot de gedachte kunnen leiden dat je theologie gestudeerd moet hebben om de Bijbel te kunnen begrijpen.

„Ik hoop niet dat dit de boodschap van mijn boek is... In mijn ambtelijk bezig zijn heb ik meermalen meegemaakt dat een eenvoudig kind van God, onderwezen door Zijn Geest, blijk gaf van een dieper inzicht in de Schrift dan menig theoloog.

Maar wat ik tegen beginnende studenten ook wel eens zeg: Tot nu toe zul je de Bijbel vooral hebben gelezen voor jezelf, tot onderwijs, tot stichting. En dat moet ook zo blijven. Maar aan de andere kant moet de Schrift uitgelegd worden, door de predikant, door de catecheet, door de juffrouw op zondagsschool. En daarvoor is, naast de verlichting door de Heilige Geest, studie nodig, daar zijn ook regels voor. Waarbij de Schrift een goudmijn vormt, waarin je nooit uitgegraven raakt.”

Bij de uitleg van de geschiedenis van Jozef, of het boek Ruth, gaat menig predikant van bevindelijk gereformeerde signatuur verder dan, bijvoorbeeld, Calvijn, constateert u.

„Calvijn had een geweldige huiver voor de roomse manier van allegoriseren, vergeestelijken. En op dat punt ís er ook veel wildgroei. Anderzijds: mogen we soms geen andere accenten leggen dan Calvijn, of Luther?

In mijn boek maak ik onderscheid tussen het uitleggen van allegorieën –in Johannes 15 noemt de Heere Jezus Zichzelf de ware Wijnstok–, allegoriseren en het trekken van analogieën. Bij analogieën trek je bepaalde lijnen. De trefwoorden zijn dan altijd: zoals... zo. Zoals Boaz met Ruth... zo handelt Christus met...”

Waar ligt hier de grens?

„Ik ga een wedervraag stellen. Mag je het gemeste kalf uit Lukas 15 betrekken op het offer van Christus?

We voelen denk ik allebei wel aan dat je hier een grens overgaat. Dit heeft iets stuitends. In de eerste plaats: Christus wordt in de Schrift vergeleken met een lam, nooit met een kalf. In de tweede plaats is het kalf in de gelijkenis van de verloren zoon niet de grond van de verzoening tussen de vader en de zoon.

Toch gebeurt het. Ik zeg: Dat mag volstrekt niet.”

Het gaat om de waarheid achter de waarheid, hoor je wel zeggen.

„Als ik dat hoor, vraag ik me altijd af: Wat bedoelt men daar dan mee? De waarheid is toch de waarheid. Nogmaals: dat er soms lijnen te trekken zijn, akkoord. Maar als dit zou betekenen: Kijk, het staat er wel, maar zit veel méér achter, dan kom je toch wel dicht bij Origenes terecht. Hét criterium voor een goede exegese lijkt dan: „Dát is diep – dit hebben we nog nooit gehoord.””

In het slothoofdstuk van zijn boek behandelt ds. Moerkerken „iets” van de geschiedenis van de exegese. In het kader van het thema Schriftkritiek komt ook het geruchtmakende rapport ”God met ons”, in 1981 verschenen vanuit de Gereformeerde Kerken in Nederland, aan de orde. Dit kreeg met name bekendheid door zijn „relationeel waarheidsbegrip.”

„Vermeldenswaard”, schrijft de predikant, „is dat het moderamen van de generale synode van de Gereformeerde Kerken in augustus 1981 een brief schreef aan de Gereformeerde Gemeenten, waarin het verzocht het betreffende rapport te willen bestuderen, te toetsen en eventueel van commentaar te voorzien.”

Inmiddels zijn we bijna dertig jaar verder. Hebt u de indruk dat de denklijn in dit rapport ook in de reformatorische kerken ingang krijgt?

„Ik ben daar wel bang voor, ja.”

Kunt u dat wat concretiseren?

„Het begint altijd met de ethiek, leert de kerkgeschiedenis, en dan volgen de exegese en de hermeneutiek vanzelf. Zeker, we belijden het gezag van de Schrift, we onderschrijven de Drie Formulieren van Enigheid. Maar op het terrein van de ethiek –huwelijk en echtscheiding, gezinsvorming– zie ik wel degelijk dingen schuiven. En vroeg of laat zie je dan dat het niet meer gaat om de vraag welke betekenis een Bijbeltekst of -passage heeft, maar om wat wij willen dat de betekenis ervan is.”


„Hebben wij een antwoord?”

In het slothoofdstuk van zijn boek ”Zin en mening” stelt ds. A. Moerkerken de vraag ”Hebben wij een antwoord?” – op onder meer de Schriftkritiek?

„Niet zelden kent men in deze kringen aan het werk van schriftkritische geleerden het predikaat ”moedig” toe. Of ”eerlijk”. Men heeft –onder andere– deze kwalificaties toegekend aan het geschrift ”Klare Wijn” (1967), aan het cahier van Tj. Baarda, ”De betrouwbaarheid van de evangeliën” (1967) en ook aan de publicatie ”God met ons” (1981).

Nu willen we niet al deze publicaties over één kam scheren, maar in meerdere of mindere mate stellen zij toch het klassiek gereformeerde spreken over het schriftgezag discutabel. Velen vinden dit inderdaad moedig. Het zou echter wel eens moediger kunnen zijn, vandaag een lans te breken voor de autoriteit van het geïnspireerde Woord van God. (...)

Een grondige en beargumenteerde weerlegging van het schriftkritisch denken van gereformeerde zijde zou broodnodig zijn – maar ze zou tevens een bibliotheek vullen. In ons land kunnen we wat het Oude Testament betreft denken aan de publicatie van M. J. Paul, ”Het Archimedisch Punt van de Pentateuchkritiek” (1988) en wat het Nieuwe Testament betreft aan de arbeid van J. van Bruggen.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer