De burgeroorlog in Sri Lanka mag dan voorbij zijn, door de voortdurende discriminatie van Tamils door de Singalese regering blijft de voedingsbodem voor een nieuwe oorlog aanwezig. „Kennelijk heeft de regering niets geleerd, want ze gaat op de oude voet verder.”
Neem even een kijkje in het museum, stelt Sivagnanam voor nadat we zijn gearriveerd in Vavuniya, een stad in het noorden van Sri Lanka. Hij is oud-predikant van de Christian Reformed Church van Sri Lanka, en in zijn hoedanigheid van emeritus actief als hulpverlener onder slachtoffers van de burgeroorlog.
Wie vanuit het zuiden van Sri Lanka in Vavuniya (spreek uit: vaunieja) arriveert, betreedt Tamilgebied en hij laat daarmee de Singalese taal en cultuur achter zich. Hier dus geen boeddhisme, maar hindoeïsme als dominante godsdienst, en de mensen spreken er een heel andere taal: Tamil, een taal vol rollende en ratelende klanken, die je nog het best kunt vergelijken met wat je hoort als je in een glazen schaal vol knikkers graait.
Vavuniya en omgeving exclusief Tamil en hindoe? Niets is minder waar, want wat toont het museum? Opgravingen en afbeeldingen van boeddhistische voorwerpen.
Sivagnanam had meer verrassingen in petto, zoals de vele boeddhistische beelden die prominent langs wegen en op publieke plekken worden neergezet. En wat te denken van de boeddhistische tempels die op tal van plaatsen in dit hindoe-gebied worden gebouwd?
De burgeroorlog tussen de Tamil Tijgers en het Sri Lankaanse leger mag dan vorig jaar definitief zijn beëindigd, de strijd tegen de Tamils gaat kennelijk nog volop door; alleen is die nu cultureel en religieus van aard.
Ook demografisch is er nog van alles aan ‘troepenbewegingen’ aan de gang. Het regeringsleger, zegt ontwikkelingswerker Rajanagan uit de noordoostelijke stad Trincomalee, wil de eenheid van de Tamilbevolking voorgoed breken door in hun gebied Singalese kolonies neer te zetten. Dertig jaar geleden begon de regering al met het gebruik van dit demografische breekijzer, om zo de Tamilcultuur en het Tamilnationalisme de kop in te drukken. „Dat was ook de belangrijkste reden voor de Tijgers om de wapens ter hand te nemen”, zegt Rajanagan. „Kennelijk heeft de regering daarvan niets geleerd, want ze gaat gewoon door met deze strategie.”
Varathaseelan wijst verder op de grote instroom van Singhalese militairen en politie, die met hun families zich permament in de Tamilgebieden vestigen. Dat creëert voor de Tamilbevolking bepaald geen veilig gevoel: van alle kanten worden ze nu omringd door gewapende Singalezen die hun taal niet spreken en grote moeite hebben om niet in iedere Tamil een potentiële Tijger te zien.
Verkrachtingen
Ook in de omgeving van de stad Vavuniya klagen vooral vrouwen over gebrek aan veiligheid vanwege de aanwezigheid van Singalese militairen. Berichten en geruchten over verkrachtingen duiken in bijna elk gesprek op. Mede om die reden durven veel Tamilfamilies niet terug naar hun oorspronkelijke woongebieden, waar ze zij aan zij moeten leven met deze Singalezen.
„Niemand die hier nog voor ons opkomt”, klaagt Rajanagan. „De Singalese regering heeft sinds de nederlaag van de Tijgers hier de vrije hand en kan doen wat ze wil.” Hij benadrukt dat hij „zeker als christen” de terreur van de Tijgers verafschuwde, maar de reden waarom ze vochten? Die was volstrekt te begrijpen. „En die reden is nog altijd niet weggenomen.”
In de stad Batticaloa, gelegen in het oostelijk deel van het Tamilgebied, laat Thiru, voorganger in de anglicaanse kerk, een soortgelijke mening horen. „De Sri Lankaanse regering wil de idee van een Tamilthuisland eens en voor altijd uitroeien door Tamils, moslims en Singalezen door elkaar te laten wonen. Hij spreekt van systematische en grootschalige kolonisatie van Singalezen in en rond de stad.
Op die manier is de regering juist zelf bezig de voedingsbodem voor een nieuwe oorlog te creëren, meent hij. Verder noemt Thiru de discriminatie van Tamils bij het krijgen van werk en het toewijzen van land als kwalijke factor. „Land dat vanouds aan Tamilfamilies toebehoort is de afgelopen jaren door de staat om veiligheidsredenen geconfisqueerd. Vaak bleek het vervolgens in handen te komen van Singalese ondernemers, of werd er een kazerne op neergezet.”
In en rond de stad Trincomalee, een stuk noordelijker aan de oostkust, weten ze daar alles van. Al sinds het begin van de burgeroorlog in 1983 werd dit gebied overhoop gehaald door oorlogsgeweld en moesten burgers hun woongebieden ontvluchten. Vier jaar geleden leidde het geweld tot een massale volksverhuizing.
Niet meer terug
Ondanks dat de oorlog voorbij is, zitten er nog altijd zo’n 700 families in kampen, omdat ze niet terug mogen naar hun oorspronkelijke woongebieden langs de kust. De dorpen van deze vissers en boertjes liggen nu in tot „speciale economische zone” gebombardeerde gebieden, bedoeld voor buitenlandse (lees: Indiase of Chinese) investeerders, of ze zijn gemarkeerd als veiligheidszone. Dat laatste is het geval in de kustregio bij Trincomalee, dat tegenover de marinebasis ligt, en waar de Tamil Tijgers lange tijd hun basis hadden. „De regering wil die strategisch gevoelige plek nooit meer uit handen geven.”
De regering mag dan de oorlog tegen de Tijgers gewonnen hebben, duidelijk is wel dat ze de ‘hearts and minds’, zeg maar de sympathie, van de Tamil-bevolking nog lang niet heeft gewonnen.
De diepste reden van blijvende onvrede onder de Tamils is dat de centrale regering in Colombo vasthoudt aan de idee dat Sri Lanka een Singalees-boeddhistische staat is. Dat betekent dat Tamils, maar ook de twee andere bevolkingsgroepen, de moslims en Burghers (nazaten van onder anderen Nederlandse kolonisten), tweederangsburgers blijven.
Daartegenover staat de even extreme ideologie van Tamil Eelam, een thuisland voor de Tamils in het noorden en oosten van het land. Dat plan wordt met name onder de sympathisanten van de Tijgers in het buitenland nog volop gekoesterd. „Al die Tamils in het buitenland hebben gemakkelijk praten”, zegt Rajanagan. „Zij kunnen dromen wat ze willen, maar wij hebben hier met de realiteit te maken. Wij willen hier geen oorlog meer.”
Machtsdeling
Dat neemt niet weg dat Colombo de grote en onder Tamils invloedrijke Tamilgemeenschap in het buitenland vreest, omdat die de hoop op Tamil Eelam kan blijven voeden. Sivagnanam: „Door dit gebied snel te ontwikkelen verwacht de regering dat Tamils hun nationalistische dromen wel zullen vergeten, maar dat is natuurlijk erg simpel gedacht.” Een echte oplossing biedt volgens hem „een zekere mate” van machtsdeling, bijvoorbeeld in de vorm van regionale autonomie, en dat is ook waar de meeste Tamils nog wel in geloven. Maar gematigde politieke partijen zijn door de Tijgers systematisch uitgeschakeld, en mede daardoor nauwelijks vertegenwoordigd in het nationale parlement.
Hoe de stem van deze gematigde Tamils aan kracht kan winnen als de regering er in het noorden en oosten alles aan doet om juist de aversie jegens Singalezen te vergroten, blijft een zorgwekkende vraag die het zicht op vrede in Sri Lanka vertroebelt.
Dit is het vierde deel in een serie over Tamils en hun toekomst. De namen van alle personen zijn om veiligheidsredenen gefingeerd.
De kerk in Sri Lanka is een unieke plek, ook in die zin dat het de enige plaats is waar Tamils en Singalezen als broeders en zusters samenkomen. En waar nadrukkelijk sprake zou moeten zijn van wederzijdse verzoening, omdat in Christus Singlezen en Tamils een zijn. Dat stelt de anglicaanse predikant Thiru uit Trincomalee.
Dominee Suresh van de Grace Church in Colombo weet uit ervaring dat het nog niet zo eenvoudig is om deze broeders en zusters bij elkaar te houden. Overigens komen de twee groepen om een praktische reden (het taalverschil) in twee aparte diensten samen; een keer in de drie maanden is er een gezamenlijke dienst.
„Naarbuiten toe stralen we eenheid uit, maar er zijn af en toe wel degelijk spanningen tussen Tamil- en Singalese gemeenteleden (qua aantal respectievelijk 45 en 15 leden). Vooral tijdens de burgeroorlog, wanneer er een aanslag van de Tijgers was geweest en er onder Singalese burgers slachtoffers waren gevallen, waren de spanningen groot.”
Tegenstrijdige gevoelens
Als Tamilpredikant voelt Thiru zich „verscheurd” door tegenstrijdige gevoelens. „Als christenen mogen we Singalezen niet naar het leven staan, maar we zien deze Singalese regering rare dingen doen, en dan is het wel eens lastig om gevoelens van weerzin te onderdrukken. Maar onze God is machtig, Hij kan harde harten breken.”
Niet alle kerken toonden zich even verzoenend nadat de burgeroorlog voorbij was. Wel was er een heuse opmars van kerken en groepen richting het noorden nadat daar de bevolking bevrijd was van de Tijgerterreur. Sommige kerkleiders speelden daar een ronduit kwalijke rol in het verzoeningsproces tussen Tamils en Singalezen, zegt emeritus predikant Sivagnanan. „Een Singalese predikant van charismatische signatuur kwam naar Mannar om daar de Tamilchristenen mee te delen dat ze voortaan voor de Singalese regering moesten bidden. „De Heer heeft de overwinning aan de regering gegeven; jullie hebben verloren, dus erken dat nu maar.”
Hij vindt dat de kerken door het doen van kleine symbolische daden van barmhartigheid verzoening in de samenleving moeten bewerkstelligen, en daarin ook leiding geven. „Wanneer hier Singalezen komen, ga naar hen toe, groet hen, geef hen een beker koud water, of biedt hen onderdak aan.”
Geen bloeddonor
Wat hem ten tijde van de oorlog heeft geïrriteerd is dat Tamilchristenen weigerden om bloeddonor te zijn voor de vele gewonden –Tamils, Singalezen– die naar ziekenhuizen werden gebracht. „Ik heb me er sterk voor gemaakt om dat wel te doen, maar werd door predikanten tegengewerkt. Ze riepen hun gemeenteleden op geen bloed te geven aan slachtoffers, omdat ze dan de vijand hielpen.”
Zelf is de predikant bezig het contact tussen twee grensdorpen –het ene Tamil, het andere Singalees– te herstellen door de busdienst tussen de twee dorpen weer van de grond te krijgen. Als gevolg van de oorlog hebben de dorpelingen het onderlinge contact verbroken, en is ook de busdienst opgeheven met als gevolg grote ongemakken voor met name schoolkinderen. „En dat terwijl vroeger Tamils en Singalezen over en weer bij elkaar over de (werk)vloer kwamen.”