„Denk ook aan mens in nanodebat”
UTRECHT – Nanowetenschappers beloven gouden bergen: draagbare kunstnieren, goedkopere patiëntenzorg en een vroegtijdige opsporing van levensbedreigende ziekten. De gewone burger vraagt echter ook aandacht voor de menselijke maat.
Dat bleek donderdagmiddag tijdens de afsluiting van de interreligieuze dialoog over nanotechnologie ”Voor God spelen op de vierkante millimeter?” in Utrecht.
Prof. dr. ir. H. Jochemsen van de Stichting voor christelijke filosofie en spreker tijdens de bijeenkomst, noemt een draagbare kunstnier een van de beloften van de nanotechnologie. „Een dialysepatiënt wil zo’n vinding dolgraag hebben. Zo’n ontwikkeling is natuurlijk prachtig.”
De pretenties van de wetenschap gaan tegelijk heel veel verder, signaleert de hoogleraar. Hij vindt het belangrijk dat de bevolking de ruimte krijgt om haar twijfels daarover te uiten. „Het is niet alleen dat mensen er te weinig van weten en er daarom huiverig tegenover staan, maar ze hebben reële zorgen over de toepassingen van nanotechnologie.” En daar zijn de wetenschappers zelf debet aan.
Ze benadrukken geregeld dat de nanotechnologie veel goeds belooft voor de maatschappij. Jochemsen herkent dat, maar stelt dat dit ook bedoeld is om onderzoeksgeld binnen te krijgen. „Vraag je ze op de man af hoe groot de beloften van nanotechnologie nu eigenlijk zijn, dan zijn de meesten bescheidener.”
De hoogleraar signaleert dat vanuit de liberale maatschappelijke ruimte de nadruk ligt op de beloften en de risico’s van nanotechnologie. „Wil je echter draagvlak bij de bevolking krijgen voor deze technieken, dan moet je ook de aarzelingen van de bevolking serieus nemen.”
Hij noemt het opvallend dat tijdens de levensbeschouwelijke dialoog een verrassende overeenstemming bleek over de toepassing van nanotechnologie. „Alle panelleden, protestant, rooms-katholiek, moslim en humanist, hadden grote aarzelingen rond ingrijpen in de menselijke integriteit en programma’s om de mens te verbeteren.”
Ook tijdens het slotdebat, donderdag, deelden de panelleden de opvatting dat nanotechniek veel nuttige toepassingen kent. Het is volgens hen echter een illusie dat de samenleving als geheel er gelukkiger van wordt. Daarvoor kent het menselijk bestaan te veel problemen die niet met techniek zijn op te lossen.
Jochemsen noemt als voorbeeld het gebruik van domotica, geavanceerde huiselijke elektronica die het leven van de mens moeten vergemakkelijken. Met slimme ict is zorg op afstand mogelijk. Dat kan nodig zijn en veel geld besparen. Het risico daarbij is dat de persoonlijke aandacht ernstig verschraalt. Deze technieken kunnen leiden tot betere zorg, maar de mens moet daarbij niet vergeten worden, stelt de hoogleraar.
Een ander voorbeeld betreft voedsel. „Nanosensoren kunnen straks de houdbaarheid van voedsel in de koelkast bijhouden. De koelkast stelt vervolgens het wekelijkse boodschappenlijstje op. Daardoor kan de band met de natuur nog zwakker worden: voedsel wordt nog meer gezien als iets uit een fabriek.”
Het viel Jochemsen ook op dat mensen die in een behoudende theologische traditie staan, terughoudender zijn met knutselen aan het leven en geen optimistische visie hebben over een maakbare wereld. Het gaat daarbij zowel om protestanten, rooms-katholieken als moslims.
„Zij respecteren bij voorbaat een gegeven ordening in de schepping. Je ziet dat ook bij hun visie op kinderen krijgen. Als je vindt dat dit hoort bij huwelijk en gezinsvorming sta je kritisch tegenover draagmoederschap. Een humanist zal het eerder belangrijk vinden of iemand zich er goed bij voelt.”
Ten diepste ging het volgens hem om de levensbeschouwelijke grondvraag: Is er iets als een gegeven ordening in de schepping of levert de natuur ons het materiaal waar we voorzichtig aan mogen knutselen?
Jochemsen tekent wel aan dat de uitkomsten van de dialoog geen afspiegeling vormen van wat er leeft binnen de hele maatschappij. „Het gaat om een select gezelschap geïnteresseerden die genuanceerd meedenken over nanotechnologie.”