Buitenland
Verkrachting als oorlogswapen in Oost-Congo

Het aantal gevallen van seksueel misbruik in Oost-Congo stijgt, aldus recent onderzoek. Alleen al in de provincie Zuid-Kivu werden vorig jaar meer dan 5000 vrouwen verkracht. De strijd tegen de seksuele terreur gaat moeizaam.

Nico van den Berge
3 September 2010 22:10Gewijzigd op 14 November 2020 11:40
Een slachtoffer van seksueel geweld met haar zoontje in het Kyesheroziekenhuis in Goma, in de Oost-Congolese provincie Noord-Kivu. De vrouw is in augustus 2007 verkracht door twee soldaten van de inmiddels opgepakte rebellenleider generaal Laurent Nkunda.
Een slachtoffer van seksueel geweld met haar zoontje in het Kyesheroziekenhuis in Goma, in de Oost-Congolese provincie Noord-Kivu. De vrouw is in augustus 2007 verkracht door twee soldaten van de inmiddels opgepakte rebellenleider generaal Laurent Nkunda.

In de chaos die Oost-Congo heet, zijn de meeste slachtoffers vrouw. De internationale gemeenschap zegt al jarenlang dat het afschuwwekkende seksuele geweld gestopt moet worden, maar blijft veelal steken in mooi geformuleerde voornemens. Het blijkt heel moeilijk om iets te veranderen in een maatschappij die gedomineerd wordt door mannen en door de brute jacht op goud, kobalt en andere waardevolle metalen.

De verhalen zijn verschrikkelijk. Net buiten Bukavu, de hoofdstad van Zuid-Kivu, staat langs een stoffige zandweg het Panzihospitaal. Vrouwen drommen samen bij dit ziekenhuis, dat door de nood gedwongen gespecialiseerd is in de behandeling van slachtoffers van seksueel geweld.

De 51-jarige Janet legt moede­loos en verzwakt haar hoofd in haar handen en vertelt snikkend dat haar echtgenoot verdwenen is. Hij werd ontvoerd door rebellen van de FDLR, een rebellenorganisatie die niet eens Congolees is. De FDLR heeft haar oorsprong in de genocide waarbij in 1994 in het buurland Rwanda leden van het Hutuvolk zeker 800.000 mensen van voornamelijk het Tutsivolk vermoordden. De massamoordenaars werden de grens over gejaagd, maar zijn nog steeds actief in het oosten van Congo.

Janet: „Op een avond trapten ze opeens de deur van ons huis in. Met veel geweld werden mijn man, ik en onze kinderen afgeranseld. Ik werd door meerdere rebellen verkracht. Mijn man en kinderen moesten toekijken. Het was zo erg en pijnlijk dat ik het bewustzijn verloor. Toen ik bijkwam, was mijn man weg. Hij moest gestolen spullen sjouwen.”

Janet bleef achter met elf kinderen, en een trauma. „Ik bleef een week binnen, omdat ik me waardeloos voelde. Een vrouw die verkracht is, telt in onze maatschappij niet meer mee. Ze is een paria. Haar man schaamt zich voor haar. Soms laat een man zelfs zijn vrouw in de steek.”

Met pijn en moeite slaagde Janet erin om zichzelf en haar kinderen te voeden. Het gezin heeft slechts een klein stukje grond ter beschikking om voedsel op te verbouwen. Maar nu lukt het niet meer.

De verkrachting vond twee jaar geleden plaats. Al die tijd had Janet pijn in haar buik en schaamstreek. Uit schaamte zocht ze geen hulp. Bovendien was de reis naar het ziekenhuis erg duur voor de vrouw. Nu is het zo erg geworden dat ze zich toch gemeld heeft.

In het Panzihospitaal krijgt Janet meer dan alleen medische hulp. Er zijn ook counselors die naar haar luisteren. Voor het eerst sinds haar verkrachting wordt Janet bemoedigd. „Ze vertellen me dat ik mijzelf niets hoef te verwijten. Dat de verkrachting niet het gevolg is van zonden die ik heb begaan, of van een vloek die over ons gezin is uitgesproken. Ze zeggen dat de mannen die het hebben gedaan, misdadigers zijn.”

Macht

Het relaas van Janet is een van de vele verhalen. In een in april uitgekomen rapport van de Amerikaanse universiteit Harvard staat dat het aantal verkrachtingen in Oost-Congo in 2003 en 2004 een piek bereikte. Daarna nam het aantal verkrachtingen af, maar sinds vorig jaar stijgt het weer. Zestig procent van de verkrachtingen vindt ’s nachts plaats in de hutten of huisjes waar de vrouwen zelf wonen. Mannen en kinderen moeten toekijken. Vaak worden dochters ook verkracht.

De belangrijkste reden dat vorig jaar het aantal verkrachtingen in Zuid-Kivu zo sterk steeg, is dat er toen een militaire actie plaatsvond waarbij de FDLR-groepen verdreven werden uit hun gebieden. Ze trokken zich terug naar nieuwe regio’s, waar ze de bevolking door middel van moord en verkrachting aan zich wilden onderwerpen.

Het grootste deel van de daders wordt nooit gestraft. Die straffeloosheid heeft er volgens de Harvardonderzoekers toe geleid dat nu ook steeds meer gewone Congolese mannen verkrachting als iets aanvaardbaars zien.

Seksueel geweld is een strategie om mensen angst aan te jagen. „Als een man de vrouw van een andere man verkracht, geeft hij daarmee de boodschap dat die andere man minderwaardig is. Jij pakt het belangrijkste dat hij heeft. Het gaat dus om macht”, zegt Tarcile Nabintu Kashale, programmacoördinator van ICCO in Bukavu. „Het is een communicatie van man tot man, met vrouwen als slachtoffer.”

Daar komt bij dat vrouwen het werk op het land doen. Je kunt een dorp of een regio dus domineren door vrouwen zo bang te maken dat ze het land niet meer durven te bewerken.

Meestal zijn de daders rebellen van de FDLR, maar ook lokale strijdgroepen (de zogenoemde Mai Mai) en soldaten van het Congolese regerings­­leger verkrachten mensen.

De strijd tegen seksueel geweld in Oost-Congo verloopt uiterst traag en moeizaam. Op papier is Congo een democratie, maar papier is geduldig. In allerlei verklaringen, wetten en door de regering ondertekende VN-resoluties staan ronkende teksten over hoe de overheid ervoor zal zorgen dat alle Congolezen gehoord zullen worden en dat iedereen het recht heeft om in vrede te leven.

De praktijk is echter anders. Gewone burgers kunnen nauwelijks hun recht halen. Criminelen, rebellengroepen, maar ook generaals van het regeringsleger en andere leden van de Congolese elite verrijken zich ongestraft aan de grote rijkdommen van het mineraalrijke land.

„En toch moeten en willen we met deze overheid samen­werken”, zegt Kashale ferm. „De enige manier om te groeien in vrijheid en democratie is als we een overheid krijgen die het welzijn van de eigen bevolking zoekt. En dat kan. Daar geloof ik in. Andere landen in Afrika laten zien dat het kan. De situatie in Angola en Uganda is misschien nog verre van ideaal, maar belangengroepen krijgen daar wel steeds meer invloed.”

Met die motivatie gaan Ka­shale en haar collega’s door met het geven van telkens weer dezelfde laagdrempelige trainingen in de vele dorpen van Zuid-Kivu. En er zijn lichtpuntjes, aldus Kashale. „Steeds meer soldaten van het regeringsleger die vrouwen hebben verkracht, worden door een krijgsraad tot gevangenisstraffen veroordeeld.”

Kerken

Kerken spelen een grote rol bij hulp aan slachtoffers van seksueel geweld. Eugène Bujiriri is voorganger van de grote Filadelfiakerk, een pinkstergemeente van de Vereniging van Vrije Pinkstergemeentes in Afrika (Celpa).

Bujiriri: „Vrouwen, maar soms ook mannen die zijn misbruikt, vragen zich vaak af waarom het is gebeurd. Is het vanwege zonden, een vloek of gewoon pech? Wij leggen dan uit dat ons soms heel erge dingen overkomen, maar dat we dan niet moeten denken dat het God is Die ons dit aandoet. De daders worden gedreven door hun eigen slechte wil en door demonische krachten.”

De Filadelfiakerk heeft een eigen afdeling waar mensen terecht­kunnen voor counseling en psychosociale hulp. Vrouwen die zijn verkracht, gaan na het eerste gesprek naar het ziekenhuis voor een medisch onderzoek. Als zij met psychische problemen kampen of zelfs een trauma hebben, heeft de kerk eigen psychologen ter beschikking. Ernstige gevallen worden doorverwezen naar specialisten.

„In de kerk preken we dat we als man en vrouw voor God gelijk zijn”, aldus de pastor. „Dat is een boodschap die vooral op het platteland nog benadrukt moet worden. Daarom organiseren we soms bijeenkomsten in dorpen ver buiten Bukavu.”

Bujiriri geeft aan dat leden van zijn kerk ook wel eens contact zocht met rebellen die zich aan verkrachting schuldig maakten. „We zochten hen op in de bossen en legden uit dat mensen allemaal gelijk zijn voor God. We hebben gezegd dat we vanuit de liefde van God van hen houden, maar dat het niet goed is als de rebellen gewone burgers terroriseren. Burgers zijn helemaal geen vijanden. Vrouwen geven het leven door aan hun kinderen en daarom moeten ze gerespecteerd worden. Als christenen over deze boodschap van de liefde van God praten, zijn er soms rebellen die hun zonden toegeven en die zeggen dat ze er spijt van hebben.”

Bujiriri heeft echter geen goed woord over voor de internationale gemeenschap. Hij vraagt zich af of die zich echt wel voor Oost-Congo interesseert. „De VN-vredesmacht Monusco is al zeven jaar hier, maar wat doen ze? Beschermen ze ons? Ze zeggen dat ze de regering steunen tegen de rebellen, maar wat doet de regering voor ons?”

„Wij weten precies waar de rebellengroepen zitten, maar niemand doet iets”, zegt Bujiriri. „Als ze hadden gewild, waren de rebellen uit Rwanda, die de meeste ellende veroorzaken, allang weggeweest. Wij, de burgers van Congo, gaan langzaam dood. Ze helpen ons niet, dus waarom zijn ze er dan?”

Onmacht

Woordvoerder Charles Mputu Ntoya van Monusco geeft toe dat de 20.000 vredessoldaten inderdaad niet altijd hun mandaat waarmaken dat ze de burgerbevolking bescherming moeten bieden. „We proberen verandering te bewerken in Congo door zo veel mogelijk samen te werken met vertegenwoordigers van de staat. Die functioneert weliswaar niet goed, maar we kunnen niet om hen heen.”

Ntoya geeft aan dat Congo nog een zeer jonge democratie is en bovendien een enorm land met 66 miljoen inwoners en 200 talen. „Er zijn nauwelijks wegen. De situatie is vaak uiterst onduidelijk met rebellen en andere gewapende groepen die overal zitten. Er worden veel mensen ontvoerd, veel vrouwen verkracht. Het is een chaos, maar zonder Monusco zou die chaos nog groter zijn.”

De Nederlandse VN-vrouwenvertegenwoordiger Caecilia van Peski heeft het allemaal aangehoord. Ze heeft geluisterd naar slachtoffers van seksueel geweld en gesproken met mensen van ontwikkelingsorganisaties die hard werken aan oplossingen. Ze ergert zich eraan dat er binnen de organen en instellingen van de Congolese regering maar zo weinig vrouwen zijn. „Vrouwen zijn de grootste slachtoffers, maar ze worden nauwelijks geraadpleegd bij het vinden van oplossingen”, constateert ze.

Als VN-vrouwenvertegenwoordiger heeft Van Peski in oktober tijdens de Algemene Vergadering van de VN zeven minuten spreektijd. „Dat is kort, maar het is toch heel belangrijk. Ik kan aandacht vragen voor het leed dat vrouwen vaak ongezien ondergaan.”

Van Peski zet zich ook in voor VN-resolutie 1325. Die werd op 31 oktober 2000 door de VN aangenomen en daarom vindt Caecilia dit jaar een mooi moment om er opnieuw aandacht voor te vragen. In die resolutie staat dat meisjes en vrouwen in conflictsituaties bescherming moeten krijgen. Dat iedereen die hen geweld aandoet vervolgd dient te worden. En dat vrouwen op gelijke voet met mannen moeten beslissen over vrede en veiligheid.

Van Peski: „Ook de Congolese regering heeft de resolutie onder­tekend, maar er is werkelijk helemaal niets van te zien. In de regering zit geen enkele vrouw, in het parlement slechts enkele. In Congo is resolutie 1325 een wassen neus.”

Daarom wil Van Peski met andere vrouwen bekijken wat je als meisje of vrouw kunt doen om ervoor te zorgen dat meer mensen in vrede leven. „Want als je niet in vrede leeft, moet je iedere dag bang zijn dat jou iets overkomt. Dan moet je in veel gevallen op de vlucht slaan, gedwongen door het geweld.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer