Dodenherdenking moet moreel alarm voor ons zijn
Rond dodenherdenking worden de nazi’s vaak genoemd als een duister unicum in de geschiedenis van Europa. Door deze invulling mist de herdenking haar doel, stelt Abdul Haq Compier.
In moreel opzicht waren de nazi’s geen uitzondering, maar onderdeel van een lange reeks uitbarstingen van etnisch en ideologisch geweld in Europa.
Allereerst waren daar de kruistochten. We zien een grenzeloze wreedheid die met geen enkel ideologisch kader in toom gehouden had kunnen worden. Dat deze hysterie niets te maken had met de duisternis van de middeleeuwen zien we bij de Franse Revolutie, waarin het geweld zich juist tegen de rooms-katholieken richt. Revolutionairen lieten iedereen onthoofden die ervan werd verdacht de revolutie niet te steunen.
Waar tijdens de middeleeuwen de theologie diende als legitimatie van veroveringen en moord, werden ideeën over de eigen superioriteit later steeds meer gegoten in pseudowetenschappelijke theorieën over ras en beschaving. Zo legitimeert president Theodore Roosevelt de massamoord op de Amerikaanse indianen met behulp van de evolutietheorie.
In de twintigste eeuw bereikte het geweld zijn climax in oorlogen waarin de gehele wereld werd meegesleept. Het resulteerde in de opkomst van de communistische en de kapitalistische ideologieën met de daaraan verbonden conflicten, moordpartijen en wrede handelspolitiek.
Godslastering
Het herdenken van de Tweede Wereldoorlog was zelfs voor degenen met de minste historische of morele interesse nog altijd een motivatie om zich te bezinnen op en zich verre te houden van discriminatie en racisme. We hadden ons voorgenomen nooit meer in zulke fouten te vervallen.
De Tweede Wereldoorlog had, als ons enige morele imperatief, enigszins de functie overgenomen van God. Misschien daarom is het relativeren van het belang van deze dag voor Nederland nog altijd erger dan godslastering.
Maar hoewel de Tweede Wereldoorlog uiterlijk des te meer wordt aangewend als cultureel symbool, lijkt hij als innerlijk imperatief aan kracht verloren te hebben. De bezweringen van het kwaad op onze dodenherdenkingen krijgen een onwerkelijk karakter in de schaduw van een nieuwe golf van vreemdelingenhaat, bedenkelijke veroveringen in het Midden-Oosten en het structureel afvoeren van mensen die jarenlang onze buren waren naar een lotsbestemming waarover niemand echt wil nadenken.
Het bizarst is dat de Tweede Wereldoorlog gebruikt wordt om onze eigen nieuwe vreemdelingenhaat te legitimeren. Zo riep de film ”Fitna” Nederlanders ertoe op zich van de islam te ontdoen, zoals zij zich in 1945 van het nationaalsocialisme hadden ontdaan.
De les die we zouden moeten leren van de Tweede Wereldoorlog en van alle geweldsuitbarstingen in de Europese geschiedenis is dat niemand een sterker moreel besef nodig heeft dan Europa zelf. Een moreel alarm, dat ons ervan kan weerhouden dat wij te ver gaan. Ook nu weer wordt een bepaald volk tot vijand gemaakt van beschaving en moraal, terwijl de ware vijand huist in onszelf.
De auteur is hoofdredacteur van Al-Islaam, het tijdschrift van Ahmadiyya Moslim Djamaat Nederland.