Dat zei president Nout Wellink van DNB donderdagmorgen voor de parlementaire commissie-De Wit, die onderzoek doet naar de kredietcrisis. De Nederlandsche Bank gaf in 2007 een zogeheten verklaring van geen bezwaar aan het consortium van de banken Fortis, Royal Bank of Scotland en Banco Santander om ABN AMRO over te nemen en vervolgens in drieën te splitsen.

„Als ik maar een heel klein gaatje had gezien, dan had ik nee gezegd. Alles instinctief in mij verzette zich ertegen, maar het gaatje was er niet”, aldus Wellink. De president benadrukte dat in 2007 slechts de eerste ritselingen van de kredietcrisis hoorbaar waren. Volgens Wellink waren er wel degelijk risico’s, maar door diverse maatregelen werden die beheersbaar gemaakt. „De wetgeving is ja, tenzij.” Dat betekent volgens hem dat het in beginsel ja is, tenzij er onoverkomelijke bezwaren zijn.

Wellink weersprak daarmee kritiek van oud-ABN-topman Rijkman Groenink, die woensdag beweerde dat DNB de overname had kunnen en moeten tegenhouden. Volgens Wellink had Groenink duidelijker zijn afkeuring kunnen uitspreken. Maar bestuur en commissarissen van ABN AMRO gaven een neutraal advies over de overname door het bankentrio. „Als de heren van oordeel waren dat het niet kon, was dat het moment dat ze hadden moeten optreden.”

Groenink zei dat een zelfstandig ABN AMRO geen staatssteun nodig had gehad. Volgens Wellink stelt de oud-topman de situatie daarmee te rooskleurig voor. „ABN AMRO was een goede bank, maar met slechte onderdelen. Ook bij deze bank waren problemen.”

Wellink uitte vanmorgen ook felle kritiek op de houding van de toenmalige Eurocommissaris Charlie McCreevy. Wellink noemde een opdeling van ABN AMRO in een interview in februari 2007 „een brug te ver.” „Er werd scherp en fel gereageerd door Europa. Dat is volstrekt onverantwoord van de commissaris als hij niet weet wat de inhoud van mijn bezwaar is.”

Vanmiddag zou minister Bos als laatste aan de tand worden gevoeld door de commissie.