Mohammad: Terugkeer naar Iran voor mij als ex-moslim levensgevaarlijk
Zijn naam verraadt zijn islamitische achtergrond. Met het dragen van een kruisje om zijn hals maakt hij echter onomwonden duidelijk dat hij nu christen is. Vanwege zijn bekering vreest de ex-moslim bij terugkeer naar de Islamitische Republiek Iran ernstige vervolging. Toch dreigt Nederland hem uit te zetten. Het relaas van Mohammad Bouzarjomehri (24).
Een mbo-student die over zeven maanden zijn sociaal-juridische opleiding hoopt af te ronden en dan het liefst werk zou zoeken. Dat is één kant van het verhaal van Mohammad. De andere kant is dat de Raad van State deze maand uitsprak dat hij niet in Nederland mag blijven. En dat hij daarom ieder moment naar een uitzetcentrum kan worden overgebracht om te worden teruggestuurd naar Iran.
Hij is net terug van een stagedag op de adviesafdeling van een re-integratiebureau, als hij in de flat van een Iraanse vriendin in Vaassen redelijk ontspannen zijn verhaal vertelt. Een vuistdikke stapel papier, onderdeel van zijn uitgebreide asieldossier, ligt binnen handbereik. Voor SGP-Kamerlid Van der Staaij vormde zijn situatie eind vorige week aanleiding schriftelijke vragen aan staatssecretaris Albayrak en minister Verhagen te stellen over het uitzetten van Iraanse ex-moslims die tot het christendom zijn bekeerd.
„Veel Perzische mensen die christen zijn geworden, zijn bang voor bedreiging door moslims”, zegt Mohammad. Zelf heeft hij vanaf het begin niet aan die angst willen toegeven. „Als Jezus met je is, hoef je niet bang te zijn.” Hij is een van de weinige Iraniërs zonder een verblijfsvergunning die met voor- en achternaam plus foto op de website van de Perzische christelijke gemeente Kores staat vermeld. Tijdens de diensten in Apeldoorn treedt hij op als tolk. Ook maakt hij deel uit van een zangteam.
Gedumpt
Mohammad wordt in december 1984 in een sjiitisch gezin in Teheran geboren. Nadat zijn beide ouders zijn overleden –van de precieze toedracht zegt hij niet op de hoogte te zijn– komt hij op 7-jarige leeftijd met zijn twee jaar jongere zusje naar Nederland. Hij groeit er als alleenstaande minderjarige asielzoeker op bij een tante in Eindhoven.
Mohammad is bijna 16 jaar als zijn tante hem en zijn zus voor een „vakantie” van twee weken meeneemt naar Iran. „Na die twee weken zei ze: „Ik neem jullie niet mee terug.” We bleven bij onze oma in Teheran achter, werden gewoon gedumpt. Ik was kapot, maar kon niets doen. Op m’n negentiende moest ik het leger in. Dat is in Iran heel belangrijk. Tot die tijd mocht ik niet werken, niet trouwen en het land niet verlaten. Intussen kreeg ik elke dag Koranlessen in de moskee en hielp ik daar mee met allerlei activiteiten.”
Uiteindelijk krijgt hij toestemming een jaar eerder in dienst te gaan. Op zijn achttiende volgt hij een militaire opleiding van drie maanden. „Als ik iets niet goed deed, werd ik mishandeld of opgesloten in een kleine cel. Dat overkwam niet alleen mij, maar ik had het gevoel dat ik meer klappen kreeg omdat bekend was dat ik in het buitenland was geweest.”
Na een klein jaar wordt Mohammad naar de Iraakse stad Basra overgeplaatst, zegt hij. Daar ontvlucht hij het leger. „Ik wilde niet meedoen met Iraanse aanvallen op de geallieerden tijdens de Irakoorlog.” Een reisagent helpt hem via Turkije naar Nederland te gaan, waar hij in december 2004 asiel aanvraagt. Omdat hij de Nederlandse taal al beheerst, kan hij tijdens zijn asielprocedure een opleiding volgen, met steun van de Stichting voor Vluchteling-Studenten UAF.
Liefde
In het asielzoekerscentrum in Almelo komt Mohammad via een Iraanse familie in contact met de plaatselijke pinkstergemeente De Banier. Hij bezoekt er al snel de zondagse diensten en doet wekelijks mee aan Bijbelstudie. Eén keer in de veertien dagen gaat hij naar de Perzische christelijke gemeente in Apeldoorn, genoemd naar de Perzische koning Kores. „Ik sloeg geen enkele dienst over.”
Mohammad wordt geraakt door de liefde die hij ervaart. „De christenen die ik ontmoette waren lieve mensen die altijd voor me klaarstonden. Dat had ik nog nooit eerder meegemaakt. Ik las veel in het Nieuwe Testament en was verbaasd over wat Jezus allemaal heeft gedaan: blinden genezen, doden opgewekt. Ik ging beseffen: Hij is God. Mijn stress raakte ik langzamerhand kwijt. God gaf me rust vanbinnen. Ik ontdekte dat ik door Jezus kon worden gered.”
Vier maanden lang heeft hij intensieve gesprekken met Masoud, de voorganger van de Koresgemeente. „Ik kwam wekelijks bij hem thuis om over de Bijbel te praten. We gingen soms tot diep in de nacht door. Masoud legde me de woorden van God uit.”
In juli 2006 wordt Mohammad in de Koresgemeente gedoopt. „Het was de mooiste dag van mijn leven.” Hij pakt zijn doopcertificaat erbij, waarop enkele verzen uit het begin van Jesaja 45 staan vermeld. Deze beloften voor de Perzische koning Kores betekenen veel voor Mohammad. „God kan gesloten deuren openen.” Persoonlijk krijgt hij bij zijn doop een tekst uit Romeinen 5 mee, die spreekt over het roemen in de verdrukkingen.
Mohammad kan niet zwijgen over de verandering die hij heeft doorgemaakt. Hij evangeliseert onder landgenoten en wordt al snel de vaste tolk van de voorganger van de Perzische gemeente. „Ik vertelde andere Iraniërs wat de Heere Jezus voor mij heeft gedaan, dat Hij aan het kruis gestorven is. Ik wil dat zij ook gered zullen worden, dat hun zonden worden vergeven en dat ze eeuwig leven krijgen.”
Nieuwe procedure
Zijn asielprocedure loopt in 2006 ten einde. Een verblijfsvergunning komt niet in zicht. De IND bestempelt het vluchtverhaal van Mohammad, vooral wat hij stelt over zijn diensttijd in Basra, als „ongeloofwaardig.” Op grond van het feit dat hij christen is geworden, dient hij in het najaar van 2006 bij het aanmeldcentrum in Ter Apel een nieuwe aanvraag in.
„Ik ben daar drie dagen geweest en werd elke dag één of anderhalf uur ondervraagd over de christelijke feestdagen, de twaalf discipelen enzovoorts. Op die manier moest duidelijk worden of ik echt christen was geworden.” De IND zegt daaraan niet te twijfelen. Na een procedure van drie jaar (zie kader) bepaalt de Raad van State echter dat zijn christen-zijn geen reden is hem asiel te verlenen. Ondanks zijn bekering zou hij bij terugkeer naar Iran geen levensgevaar lopen.
De uitgeprocedeerde asielzoeker betwist dat. „Ik kom uit een familie van extreme sjiieten. Mijn tante in Nederland heeft gezegd: „Mohammad is voor mij dood.” Ze heeft mijn advocaat geschreven dat ze niets meer met mij te maken wil hebben. Mijn familie in Iran is van mijn bekering op de hoogte. De islamitische wet zegt dat een moslim die zich bekeert tot het christelijk geloof moet worden gedood. Dat recht heeft mijn familie.”
Tijdens zijn procedure is Mohammad meer dan eens voorgehouden dat er de afgelopen jaren geen voorbeelden zouden zijn van Iraanse bekeerlingen die in hun land zijn omgebracht. „Als een christen wordt gedood, wordt zijn bekering niet als officiële reden opgegeven”, werpt Mohammad tegen. „Dan wordt bijvoorbeeld gezegd dat hij in drugs heeft gehandeld of er wordt voor gezorgd dat hij bij een verkeersongeluk om het leven komt.”
Mohammad pakt er een laptop bij om aan te tonen dat christenen in Iran het moeilijk hebben. Met een paar muisklikken zit hij op de site van Open Doors, dat Iran als derde land op de ranglijst van christenvervolging vermeldt. Hij wijst op recente berichten over de arrestatie van christenen in de noordelijke stad Rasht en over twee christenvrouwen die sinds maart in Teheran gevangenzitten. De rechter zou hen onder druk hebben gezet om hun geloof af te zweren. Mohammad: „Het is echt verschrikkelijk wat er met bekeerlingen in Iran gebeurt.”
Hij noemt het geen optie bij een gedwongen terugkeer te zwijgen over zijn geloof, nog afgezien van het feit dat al bekend is dat hij christen is. „Ik ben geen christen geworden om niet over mijn geloof te kunnen praten. Ik moet mezelf kunnen zijn. De Heere Jezus zegt: Wie Mij verloochent voor de mensen, die zal Ik ook verloochenen voor Mijn Vader in de hemel.” Evangeliseren is mijn plicht.”
Spanning
Een paar dagen na het interview belt Mohammad op. Hij heeft zojuist te horen gekregen dat hij vanwege zijn situatie als uitgeprocedeerde asielzoeker zijn stage niet langer kan voortzetten. Intussen verkeert hij in spanning over de vraag hoe het Europees hof zal reageren, nu zijn advocaat zijn zaak daar aanhangig heeft gemaakt.
Hoe het verder met hem zal gaan, weet Mohammad niet. Hoewel hij op God vertrouwt, is hij soms bang voor de toekomst. „Ik ben een mens. Als ik terugga naar Iran kan ik de doodstraf krijgen omdat ik christen ben geworden. Ik ben niet bang om te sterven, maar wel voor de manier waarop dat kan gebeuren.”
Toch wil hij zijn leven niet door angst laten beheersen. „Ik geloof dat de Heere Jezus mij helpt. Elke avond bid ik dat het goed komt.”
Verloop asielprocedure
Na zijn bekering tot het christendom dient Mohammad Bouzarjomehri in november 2006 een herhaald asielverzoek in. Hij wil de „ongeloofwaardigheid” van zijn relaas in de eerdere procedure wegnemen. Ook stelt hij dat terugkeer naar Iran voor hem als ex-moslim gevaarlijk is. Het verloop van de procedure.
December 2006: Tijdens een interview met een ambtenaar van de IND, een zogeheten nader gehoor, licht Mohammad zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning toe.
Juli 2008: Mohammad krijgt van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) een „voornemen tot afwijzing” van zijn asielaanvraag. Nog dezelfde maand reageert hij hier schriftelijk op.
Augustus 2008: De IND wijst de asielaanvraag af. Over het risico dat Mohammad als ex-moslim in Iran zou lopen om te worden gedood, stelt de IND: „In dit verband is van belang dat de minister van Buitenlandse Zaken geen gevallen bekend zijn waarin de doodstraf daadwerkelijk is opgelegd.”
Maart 2009: De rechter verklaart het beroep van Mohammad tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag gegrond. De rechter is onder meer van mening dat ten onrechte wordt gesteld dat Mohammad „zijn vrees voor vervolging dan wel vrees voor problemen met de Iraanse autoriteiten of medeburgers vanwege zijn wens om bij (eventuele) terugkeer in Iran te gaan evangeliseren, op geen enkele wijze heeft geconcretiseerd.”
Oktober 2009: De Raad van State vernietigt de uitspraak van de rechtbank en stelt onder meer dat Mohammad niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer naar zijn land van herkomst een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Mohammad is uitgeprocedeerd. Zijn advocaat maakt de zaak aanhangig bij het Europees hof.
Gemeente van ex-moslims
De vrees voor vervolging bij terugkeer naar eigen land leeft sterk onder leden van de Koresgemeente die geen verblijfsvergunning hebben. Dat zegt voorganger Masoud Mohammad Amini van de Perzische gemeente, waar de afgelopen jaren ruim 500 ex-moslims werden gedoopt.
Masoud (49) zegt dat de Koresgemeente zeven jaar bestaat en sinds 2005 officieel is geregistreerd. De gemeente bestaat geheel uit ex-moslims. Ruim 80 procent is afkomstig uit Iran, de rest uit onder meer Afghanistan en Irak.
Vanaf het begin zijn ruim 500 volwassenen in de gemeente gedoopt. Een groot deel van hen leeft mee met de Koresgemeente, anderen bezoeken een Nederlandse kerk, maar wilden zich tijdens een Perzische dienst laten dopen. Onder de dopelingen zijn zowel Iraniërs die in Nederland christen zijn geworden als landgenoten die in Iran tot het christendom overgingen, maar daar niet konden worden gedoopt.
De Koresgemeente houdt elke tweede en vierde zondag van de maand een dienst in Apeldoorn, die gemiddeld door tachtig tot honderd mensen wordt bezocht. Masoud weet niet van alle bezoekers of ze een verblijfsvergunning hebben, maar hoort wel regelmatig verhalen van mensen die om uiteenlopende redenen een status of juist een negatieve beschikking krijgen.
Iraniërs die al in hun eigen land christen waren geworden, krijgen over het algemeen vrij snel een verblijfsvergunning, is zijn ervaring. Dat ligt anders bij degenen die in Nederland tot het christendom zijn bekeerd. Juist deze groep vatte in juli 2008 moed, toen de Tweede Kamer een motie van de ChristenUnie aannam om in Nederland bekeerde Iraniërs onder dezelfde voorwaarden een verblijfsvergunning te geven als in Iran bekeerde christenen.
Het lijkt er volgens Masoud echter op dat deze motie in de praktijk geen uitwerking heeft. Hij wijst erop dat vijf van de meest meelevende gemeenteleden die in Nederland christen zijn geworden, onder wie de man die de website onderhoudt en twee diakenen, na het aannemen van de motie een negatieve uitspraak kregen. Drie van hen, onder wie Mohammad Bouzarjomehri, raakten het afgelopen halfjaar uitgeprocedeerd. Vanwege hun actieve betrokkenheid bij de gemeente zouden zij volgens Masoud bij terugkeer juist extra gevaar lopen.
De voorganger, die zondag zes Iraniërs en vier Afghanen hoopt te dopen, is zich ervan bewust dat mensen zich als christen kunnen voordoen in de hoop daardoor een verblijfsvergunning te krijgen. „Het is mijn taak het Evangelie te brengen. Ik kan niet in de harten kijken. Wanneer mensen na al het onderwijs dat wij geven er volmondig mee instemmen christen te worden, doop ik hen. Wanneer ze om wat voor reden dan ook zouden liegen, zijn ze zelf verantwoordelijk voor God de Vader. Dat vertel ik mensen ook altijd.”