Kerk & religie
Opwekking Ulster veranderde volksleven

„In het uur van de meest duistere vooruitzichten, toen de toestand van de kerk hopeloos scheen te zijn, kwamen gelovige mannen en vrouwen bij elkaar om tot de Heere te roepen. En het antwoord is gekomen.” Het zijn woorden van R. A. Torrey. Ze tekenen de herleving in Noord-Ierland (Ulster) in 1859. Het is 150 jaar geleden dat er in het –later door terrorisme geteisterde– gebied duizenden verslagen zielen rondliepen.

L. J. van Valen
15 October 2009 08:24Gewijzigd op 14 November 2020 08:54
In de kerk van dr. Henry Cooke in Belfast vonden opwekkingsbijeenkomsten plaats. Dr. Cooke was dankbaar dat de Heilige Geest de hof van de kerken in Ulster doorwaaide. Foto Van Valen.
In de kerk van dr. Henry Cooke in Belfast vonden opwekkingsbijeenkomsten plaats. Dr. Cooke was dankbaar dat de Heilige Geest de hof van de kerken in Ulster doorwaaide. Foto Van Valen.

In een schooltje in Kells in het noorden van Ulster kwamen in september 1857 vier mannen bijeen om met elkaar te bidden en de Bijbel te onderzoeken. De verzen 20 en 27 van 1 Johannes 2 waren hen bijzonder op het hart gebonden: „Maar gij hebt de zalving van de Heilige…” Het doel van hun samenzijn was de versterking en groei van hun eigen geestelijk leven, en het gebed voor het heil van onbekeerde zielen. Zij waren niet zo lang geleden tot bekering gekomen en verlangden naar een opwekking in hun land. Het vuur van hun eerste liefde werd door deze gebedsbijeenkomsten des te meer aangewakkerd. Gedurende de hele winter kwamen zij op vrijdagavond bij elkaar om hun harten voor God uit te storten. Het turfvuur in het schoollokaal zorgde voor warmte voor het lichaam en Gods Geest verwarmde hun harten. De maanden gingen voorbij zonder dat buiten het gebouwtje verhoring van hun gebeden te zien was.

Een van de vier, Jeremiah Meneely, beschrijft de samenkomsten als volgt: „De gebedsbijeenkomst duurde drie maanden zonder enige zichtbare resultaten. In die tijd kwamen er twee personen bij. Op nieuwjaarsdag 1858 vond de eerste bekering plaats en daarna waren er elke avond bekeringen. Aan het einde van 1858 namen ongeveer vijftig jongemannen aan de gebedssamenkomsten deel.”

„Het was een gezelschap van christenen die samenkwamen met het ene doel om te smeken om de uitstorting van de Heilige Geest op onszelf en op omliggend gebied”, zo merkt Meneely op. Vanwege allerlei tegenwerking, achterdocht en roddelpraatjes vond men het beter om voorlopig geen vrouwen tot dit gezelschap toe te laten.

Winter voorbij

Velen lachten de mannen uit, maar de predikant van het nabijgelegen Connor, John H. Moore, stond sympathiek tegenover de groep. Diens broer S. J. Moore, predikant in Ballymena, stimuleerde het gebedswerk, dat na verloop van tijd niet beperkt bleef tot de school van Kells, maar een uitstraling kreeg over de gehele streek. Ds. S. J. Moore schreef: „De winter was voorbij; de tijd van de zingende vogels was gekomen. Het aantal nederige, dankbare, liefhebbende en blijmoedige bekeerlingen vermenigvuldigde zich. Zij, tezamen met de kinderen van God in dit gebied die verlevendigd waren, werden in het bijzonder bezocht door de Goddelijke Geest en namen zeer toe in getal. Er waren gemiddeld zestien gebedsgezelschappen die elke avond van de week bijeen kwamen.”

Wat waren de kenmerken van deze beginnende opwekking? „De ontwaking tot een gezicht van de zonde, de overtuiging van haar zondigheid, de verlichting van de ziel in de kennis van de heerlijke Zaligmaker en de bekering tot Hem – al deze werkingen, die door de leven gevende Geest werden voortgebracht, waren gedurende meer dan achttien maanden in het district Connor te zien.”

De bekeringen hadden meestal geen schokeffect in de zin dat betrokkenen door de kracht van de zondeovertuiging flauwvielen, zoals bij sommige andere opwekkingen. Vanwege de grote aandacht voor het gezamenlijk bidden wordt de opwekking in Noord-Ierland een gebedsopwekking genoemd.

Verspreiding

Veel predikanten voegden zich bij de revival, die zich over het gehele land begon te verspreiden. J. H. Moore kreeg daarbij een leidende rol en zijn krachtige oproep tot bekering en nodigende voorstelling van het Evangelie van het kruis raakten veel harten. Dr. John Edgar zei van Moore: „Hij was geen Whitefield wiens welsprekendheid tot wonderlijke veranderingen scheen te leiden, maar hij was duidelijk, eerlijk, direct, wat betekent dat hij recht afging op verstand en hart.”

Scherp was hij in het afschilderen van de verlorenheid van de mens en liefelijk in het benoemen van „de vrije aanbiedingen van genade.” De schrille tegenstelling van hel en hemel vormde het klankbeeld van zijn boodschap. Hij noemde geen aantallen van bekeerden om aan te geven wat zijn prediking voor uitwerking had, maar zag zichzelf slechts als een nietig instrument om blinde zielsogen te openen. Hij was ijverig in het bezoeken van zoekende zielen. Pastorale bewogenheid stond bij deze zielenherder voorop. Het was zijn liefste werk zielen tot Christus te leiden.

Op straat

De opwekking verspreidde zich eerst over de gehele provincie Antrim, waartoe Connor behoort. Ballymena, de belangrijkste stad in deze provincie, werd het centrum van de beweging. S. J. Moore preekte er evenals zijn broer met de bedoeling harten te raken.

Overal in de stad werd gesproken over de belangen met betrekking tot de eeuwigheid. Een man van dertig jaar viel plotseling op zijn knieën op straat en riep in grote zielsbenauwdheid uit: „Onrein! Onrein! Heere, wees mij zondaar genadig!” In het stadhuis begon spontaan een gebedsbijeenkomst die door presbyteriaanse, methodistische en episcopale predikanten werd bijgewoond. In de straten klonk gezang, soms overstemd door kreten om genade van hen die van hun verlorenheid overtuigd werden. Blijde uitroepen van mensen die tot de ruimte van vergeving en genade waren gekomen, werden gevolgd door samenspraken met zoekende zielen. De kerken in de stad waren overvol; de honger naar het levende Brood was van de gezichten af te lezen.

Ook de hoofdstad van Ulster, Belfast, kwam in de greep van de opwekking. Openbare zondaren zoals prostituees en dronkaards die doorgaans nooit een voet in de kerk zetten, werden overtuigd van hun zonden en liepen in grote zielenangst door de straten.

Ook rooms-katholieken werden geraakt, maar hun pastoors en priesters waren meestal in de weer om deze gevoelens van onrust door hun valse leer en praktijken te verdrijven. Zij waren met de arianen de grootste tegenstanders van de opwekking.

In veel protestantse kerkgebouwen klonk de boodschap van opwekking. Op kerkenraadsvergaderingen en synodes waren de gebeurtenissen onderwerp van gesprek en van gebed. De Assembly van de Presbyteriaanse Kerk hield dankstonden en besprak nieuwe mogelijkheden om het werk van de opwekking uit te breiden. Haar voorman dr. Henry Cooke, die zich jarenlang had beijverd voor de zuivere leer en de arianen uit de kerk wist te drijven, sprak waarderende woorden over het werk van de Geest, Die de hof van de kerken doorwaaide. In zijn kerk en overal in de stad werden opwekkingsbijeenkomsten gehouden. In de Botanic Gardens kwamen in juni 1859 duizenden bijeen. Zo ging het de hele zomer van het ”jaar van genade” door.

Ook predikers van buiten het land kwamen over om hun bijdrage te leveren, zoals de openluchtprediker Grattan Guinness, die in de zomer in Belfast 15.000 hoorders toesprak. De Engelse evangelist Brownlow North sprak op tal van plaatsen, ook in het roomse deel van het Ierse eiland.

Nieuwe tijd

In augustus werd in de Botanic Gardens opnieuw een massabijeenkomst gehouden die door 20.000 mensen werd bezocht. Hierbij waren velen uit Schotland, waar ook een opwekking was begonnen. Tal van sprekers kwamen op het podium, onder wie James MacQuilkin, de eerste bekeerde van de opwekking, die deel uitmaakte van het eerste gebedsgezelschap in Kells. Er heerste een sfeer van dankbaarheid die in allerlei toonaarden werd verwoord. Het leek alsof er voor Ulster een nieuwe tijd was aangebroken. De Heere had Zijn volk op een bijzondere wijze bezocht.

De sociale gevolgen van de beweging waren ook groot. De politie had weinig meer te doen, pubs waren gesloten en vrede en rust overheersten het straatbeeld.


Paisley: Geest kan land gezondmaken

De vele getuigenissen die van de grote opwekking in Ulster zijn bewaard gebleven, vormen een bijzondere erfenis van het land dat later zo geteisterd zou worden door terrorisme.

De predikant en politicus Iain Paisley heeft getuigenissen uit de opwekking in Ulster beschreven in zijn boekje ”The 59 Revival”. De eerste druk kwam in 1958 van de pers. Er volgden diverse uitgaven in de jaren dat het vuur van bommen en geweren, dat dood en verderf het straatbeeld in Noord-Ierland steeds meer beheersten. Paisley was ervan overtuigd dat alleen het vuur van de Heilige Geest het land kon gezond maken. „Alleen een opwekking kan Ulster geestelijk redden. Een opwekking die door van de hemel gezalfde mensen liever dan door menselijke machines wordt gewerkt.”

Dankbaar merkt hij in het slothoofdstuk van zijn boekje op: „De Schrift geeft ons de blijde verzekering dat wij dit kunnen verwachten en dat de geschiedenis dit bevestigt. De belangrijkste autoriteit hiervoor vinden we in 2 Kronieken 7:14: „En Mijn volk, over dewelken Mijn Naam genoemd wordt, zich verootmoedigt en bidt, en zij Mijn aangezicht zoeken, en zich bekeren van hun boze wegen; zo zal Ik uit den hemel horen, en hun zonden vergeven, en hun land genezen.” Dan is er hoop voor Ulster, dan is er verwachting voor de wereld.


RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer