„Geref. gezindte moet niet moderne kunst mijden”
De gereformeerde gezindte heeft een diepgewortelde argwaan tegen alles wat nieuw en onbekend is. Als het om kunst gaat, is er een hang naar de oude, vertrouwde en herkenbare beeldtaal. Daardoor kan een krampachtige en onterechte mijding van moderne kunst ontstaan. Dat stelde beeldend kunstenaar en docent Tijs Huisman woensdag in Gouda op een bijeenkomst die was georganiseerd door de reformatorische studentenverenigingen Depositum Custodi en Solidamentum.
Huisman betoogde dat nieuw niet altijd gelijkstaat aan slecht. „Een kunstenaar geeft zijn persoonlijke ervaringen en emoties vorm. Daarbij probeert hij de essentie van wat hij heeft waargenomen uit te beelden. Hij geeft de werkelijkheid niet weer, maar de werkelijkheid zoals hij die beleeft en ziet. Dat kan betekenen dat hij een bepaalde sfeer oproept met alleen mooie of juist heel sombere kleurvlakken. Kijken naar kunst vereist een open benadering en veel invoelingsvermogen”, aldus Huisman.
De kunstenaar noemde het „gevaarlijk” wanneer mensen de manier waarop kunstenaars vroeger kunstwerken maakten tot norm verheffen. „Dan kiest men te gemakkelijk voor het bekende en het vertrouwde.” Huisman erkende dat moderne kunst schadelijke kanten heeft. De normen die het ministerie van OC&W aanlegt voor kunst die in aanmerking komt voor ondersteuning, noemde hij „kwalijk.” „Kunstwerken moeten volgens de overheid maatschappelijk relevant zijn, maar ook grensverleggend en spraakmakend. Het leveren van kwaliteit is blijkbaar geen criterium.”
Te radicaal
Toch is de gereformeerde gezindte in de ogen van Huisman tot een „te radicale afwijzing” van moderne kunst gekomen. „We belijden toch dat er meer bestaat dan voor ogen is? Een kunstenaar probeert bijvoorbeeld de emoties die in en tussen mensen bestaan te vangen in beeldtaal. Daarom moeten we ons best doen om ons te verplaatsen in de gedachtegang van de kunstenaar en erachter zien te komen wat hem heeft bewogen. Dan ontstaat echte communicatie. Een christen hoort wakker te zijn en zijn voelhorens uit te steken. Hij moet weten wat er om hem heen gebeurt en daar kritisch op reageren. Het leven is een geweldige zegen, maar sommige mensen sluiten zich af van de buitenwereld. Ze leven maar half en dat is een slechte zaak.”
Huisman beschouwt kunst als een gave van God. „Ware schoonheid kan niet tegen God ingaan. De essentie van kunst is dat zij tot verwondering en ontroering leidt. Als mensen zich niet meer kunnen verwonderen, is er ook geen dankbaarheid over hetgeen God in Zijn schepping geeft. En met mensen die nergens meer door ontroerd raken, is het niet best gesteld. Als je niet van dingen houdt, kun je niet van mensen houden. Als je van kunst houdt, houd je ook van mensen.”
Emoties
Ook kunst van niet-christenen kan volgens Huisman waardevol zijn. „Wie in een museum tegenover een schilderij of beeld staat, maakt niet alleen kennis met een kunstenaar uit de jaren vijftig of uit de Middeleeuwen, maar ook met zijn emoties. In een kunstwerk klopt het leven en de tijd van de kunstenaar. Als hij daar op een goede manier vorm aan heeft gegeven, is het toch kunst, al wijzen we de inhoud misschien af.”
Over het naakt in de kunst oordeelde Huisman genuanceerd. „Wanneer het gebeurt met respect voor de vrouw en niet op een zinnenprikkelende manier, dan heb ik er geen moeite mee.” Als acceptabel voorbeeld noemde hij een beeld van A. Maillol bij het Kröller Müller Museum. „Dat drukt zuivere gratie uit.”